Verhaal

Het gezin van Pinehas (Piet) Gans en Rechouwous

Door: Frits Slicht

Dit is het verhaal van een Joods gezin uit de Indische Buurt. Het gaat om een kleine middenstander met vrouw en twee kinderen. Allen zijn in meer of mindere mate betrokken bij het Joodse buurtleven.

De Familie Gans. Zittend v.l.n.r.: onbekend, Opa Gans, Philip, Pinehas Gans. Staand: v.l.n.r.: onbekende jongeman, onbekend, Margaretha Gans. (bron: Mevr. S. de Vries) Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Het verhaal begint in de Valkenburgerstraat 15.
In de namiddag van 17 augustus 1895, om een uur of half vijf, wordt hier Pinehas Gans geboren (bron: geboorteakte). Hij is de zoon van Philip Gans, van beroep schoenmaker en van Branca Gans, zonder beroep. De geboorteakte wordt behalve door Philip ook door twee ambtenaren getekend.
Philip zal ook andere beroepen uitoefenen. Zo heeft hij ook gewerkt als diamantslijper, koopman en textielkramer. Vader Philip is, zo blijkt uit het militieregister, een kleine man. Hij is 1 meter 52 en daarom wordt hij vrijgesteld van de militieplicht.

Pinehas Gans (17 augustus 1895 – 7 februari 1945)

Pinehas is het zesde kind in een omvangrijk gezin met tien kinderen. In 1911 verhuist het gezin naar Amsterdam Oost. Het eerste adres is Blasiusstraat 127 III. Als moeder Branca Gans op 10 september 1924 komt te overlijden, gaat Philip na enige tijd bij zijn zoon Pinehas inwonen. Pinehas is net als zijn vader gekeurd voor de militie. Maar ook hij wordt afgekeurd. Hij wordt: “ongeschikt geacht volgens bevindingen van de geneeskundigen” (besluit van 1 juli 1914).

Pinehas trouwt in 1920 en woont eerst in de Vrolikstraat 135 I om op 28 februari 1927 te verhuizen naar de Niasstraat 35 I. Philip Gans, zijn vader, woont enige tijd bij hen in maar besluit toch om weer zelfstandig te gaan wonen. Hij woont achtereenvolgens in de Gorontalostraat en de Ploegstraat om vervolgens in juni 1935 bij zijn schoonzoon op het Afrikanerplein 7 I te gaan wonen. Deze schoonzoon is Aron de Vries. Hij is getrouwd met Eva Gans. Aron en Eva zijn de ouders van Celine. Eva heeft voor haar pasgeboren dochtertje Celine (roepnaam: Lineke) een dagboek bijgehouden. Opa Gans (Philip Gans) wordt regelmatig in dit dagboek genoemd, net als vele andere familieleden.
Hieronder een korte bloemlezing uit het dagboek (ter beschikking gesteld door Sara de Vries):
Donderdag 18 november 1937:

“Van Opa Gans kreeg je een prachtige aap, die als je in z’n buik kneep, piepte. Werkelijk een heel mooi en zeer goed
nagebootst dier.”

Donderdag 24 november 1938:.

“Van Opa Gans, die helaas wegens ziekte niet aanwezig kon
zijn, heb je een heel leuk poppenstoeltje gehad. Het eerste wat je deed, was proberen of je er ook zelf in kon gaan zitten.”

Rond 20 december 1938:

“Dinsdag, 20 December 1938, was voor ons een treurige dag,
want toen is Opa Gans, op z’n 75ste verjaardag, overleden.
Voor den man zelf was het heel gelukkig, want hij heeft vele
jaren, en vooral den laatsten tijd veel geleden. Natuurlijk deden we tegenover jou heel gewoon, maar toch was het alsof iets je
zeide, dat er iets bijzonders met Opa Gans was. Je had het nl.
meerdere malen over hem, vroeg om naar Opa Gans te gaan, en zei: “Groeten aan meneer Verdooner” (de eigenaar van het
pension waar Opa Gans in huis was).

19 januari 194:1

“Je hebt in je bezit een omhulschel van een oud horloge van
wijlen Opa Gans. Je hebt dat ding volgepropt met verloopen
distributiebonnen, die je voor je winkel gebruikt. Je verkoopt
niets zonder bon. Toen je dat ding niet open kon krijgen, riep je je poppenkleeren hangertje te hulp waarmede je het wel open
kreeg. Je weet dus al hulpmiddelen te baat te nemen. Al weer
een stapje verder op den weg der ontwikkeling.”

Opa Philip Gans is inderdaad op 13 november 1936 naar Pension Verdooner verhuisd (Weesperzijde 141). Op 20 december 1938 is hij daar, op zijn 75ste verjaardag overleden. Philip Gans (Opa Gans) ligt op de Israëlitische Begraafplaats te Diemen op veld C rij 013 in graf 040 begraven.

Opvallend genoeg staat in de overlijdensadvertentie in het Zaans Volksdagblad namens Pension Verdooner dat hij op 22 december is overleden. De twee overlijdensadvertenties van de familie zijn wel correct.

Als Opa Gans bij zijn zoon in de Niasstraat komt wonen, is Pinehas inmiddels getrouwd met Mathilda Bremer. Mathilda is geboren op 29 december 1893 (dochter van Elias Bremer en Vogeltje Kuit). Mathilda heeft zes broers en zusters.
Pinehas en Mathilda trouwen op 8 september 1920. Echt heel mooi weer is het niet deze dag. De zon laat zich niet of nauwelijks zien. De temperatuur ligt zo rond de 13 graden Celsius. De getuigen van het huwelijk zijn Jozeph Bremer (diamantbewerker) en Hartog Gans (meubelmaker).
Zoals al eerder vermeld, woont het echtpaar vanaf februari 1927 in de Indische Buurt. In juni 1933 verhuist het gezin naar de Kramatweg 28huis. Op beide adressen heeft Pinehas (roepnaam: Piet) een boekdrukkerij en ook zijn boekwinkel. Welke boeken hij verkoopt, is niet bekend.

Wat wel bekend is, is dat hij kranten verkoopt. Het Algemeen Handsblad bijvoorbeeld laat via de eigen krant weten dat de krant te koop is bij Boekhandel Gans in de Niasstraat 35. Behalve het genoemde Algemeen Handelsblad verkoopt hij ook De Tribune (sociaal-democratisch weekblad). Dat hij De Tribune verkoopt is eigenlijk wel opmerkelijk. Het is het partijblad van de Sociaal Democratische Bond (SDB = afsplitsing van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij) en voorloper van de Communistische Partij Holland (later: Communistische Partij van Nederland). Het is opmerkelijk te noemen omdat Pinehas later, in de jaren dertig, betrokken raakt bij de joodse vereniging Rechouwous. Deze vereniging stond voor traditioneel joodse waarden en normen. Dat roept de vraag op of deze in strijd waren met de verkoop van de toch wel radicaal linkse Tribune?

Pinehas is enige jaren actief in Rechouwous (Vereeniging ter behartiging der Joodsche belangen voor de Indische Buurtbewoners). In 1937 wordt hij penningmeester van de vereniging. Daarnaast heeft hij een coördinerende en organiserende taak, zo lijkt het althans. Hij wordt enkele malen bedankt voor de goede organisatie van de excursies voor de kinderen van Rechouwous. In 1938 is hij ook betrokken bij de (her)oprichting van de toneelgroep. Of er daadwerkelijk een toneelgroep is gekomen, is niet duidelijk. Helaas is er verder weinig bekend over zijn eventuele andere activiteiten voor Rechouwous. Het is niet een persoon die nadrukkelijk op de voorgrond treedt, zoveel is wel duidelijk.

Dat hij dus kranten verkoopt weten we zeker. Dat hij boeken verkoopt, blijkt uit het feit dat in bijna alle advertenties staat: Boekhandel P. Gans. Maar Pinehas heeft ook een andere bron van inkomsten. In meerdere kranten staan namelijk advertenties over te koop staande winkels en dat je brieven kan sturen (of afgeven?) bij de winkel in de Niasstraat, later de Kramatweg. Zo is er een advertentie voor een: “Wegens omstandigheden te koop staande Aardappelen, Groenten- en Fruitzaak met vergunning”. In deze advertentie in De Tijd (godsdienstig-staatkundig dagblad van 10 maart 1934) staat verder niet aangegeven wat de locatie is. Of Pinehas in deze ook een informerende rol heeft, daar kunnen we alleen maar naar raden.

Eenzelfde soort advertentie betreft een slagerij (in Zuid). Behalve advertenties met betrekking tot winkels, zijn er ook annonces voor bijvoorbeeld een werkzoekende bakkersbediende (met de aanbeveling dat hij bekend is met ‘Duitsch werk’) of iemand die op zoek is naar thuiswerk (een ‘knipster’). Ook pensions plaatsen een annonce met het gegeven dat zij op zoek zijn naar ‘een commensaal’ (= kostganger).

Zelf, voor zijn eigen zaak, plaatst Pinehas zelden advertenties. Ik heb er slechts vier kunnen traceren. De eerste is afkomstig uit het Maandblad van de al eerder genoemde joodse vereniging Rechouwous (juni 1927).

Daarin adverteert hij als Boek- en Papierhandel Piet Gans met de oproep om ‘al uwe artikelen’ bij de ‘electrische drukkerij’ van Piet Gans te laten drukken. De tweede, zeer kleine en eigenlijk onleesbare, advertentie is uit De Telegraaf van 30 juni 1939. Het betreft een advertentie voor strooikaarten (f. 1,25 per 1000).

De laatste twee advertenties (april en mei 1941) mogen ook niet vergeten worden. In dit geval gaat het om de verkoopadressen van Het Joodsche Weekblad (uitgave van de Joodse Raad). Voor zover na te gaan, zijn er niet meer van dergelijke advertenties met verkoopadressen verschenen. Het is ook maar de vraag of Pinehas Gans nog genoemd had kunnen worden. Begin 1942, mogelijk al in januari, moet Pinehas naar een Joods Werkkamp, het werkverruimingskamp Gijsselte. Op 3 oktober 1942 worden de joodse dwangarbeiders uit Gijsselte per trein naar kamp Westerbork gestuurd. Pinehas is echter, dit blijkt uit een naoorlogse registratiekaart, al op 11 augustus 1942 gearresteerd, zijn zoon op 28 augustus. Wanneer Pinehas in Westerbork aankomt is niet duidelijk.
Vader en zoon Gans zijn op 2 november 1942 op transport naar Auschwitz gegaan. Dat is één van de zogenoemde Cosel transporten, waarbij de trein naar Auschwitz zo’n 80 kilometer voor de eindbestemming werd gestopt, bij Cosel, en groepen mannen tussen 15 en 55 (ongeveer) jaar uit de trein werden gehaald. Deze mannen werden tewerkgesteld in kampen in de omgeving. Uit naoorlogs onderzoek van het Rode Kruis is duidelijk geworden dat de mannen uit het transport van 2 november zijn vervoerd naar St. Annaberg – Gleiwitz, Oderberg en Seibersdorff, Niederkirch en Ottmuth-Blechhammer, enkelen door naar Bismarckhütte/Monowitz.

Dit schrijft Jacq. Presser hierover in: De Ondergang (blz. 412):

Hierop volgde de periode van 28 augustus tot 12 december 1942, de zogenaamde Cosel-periode, zo geheten omdat een aantal transporten, ook uit België en Frankrijk, op het station Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz, de volgens de Duitsers voor arbeid geschikte mannen uitlaadden, die in de omliggende kampen moesten werken. In die periode waren er negen-en-twintig transporten, dus ook twee per week. Hiervan
werden er achttien in Cosel gesplitst; de elf andere gingen in hun geheel naar Auschwitz. Die achttien transporten omvatten ruim 16 000 gedeporteerden, waarvan er in Cosel ongeveer 3500 mannen tussen 15 en 50 jaar uitstapten. Wij kennen hiervan 181 overlevenden, waarvan 126 uit het kamp Blechhammer, dat na de overneming door de SS op 1 april 1944 relatief draaglijk was geworden. De vrouwen en kinderen uit deze negen-en-twintig transporten blijken volledig vernietigd; van de elf genoemde naar Auschwitz doorgestuurde heeft het van vijf geen enkele man overleefd, van de 6 andere in totaal 26 mannen.

Zeker is het dat Pinehas én Philip in april 1944 in Blechhammer zijn aangekomen. Beiden zijn tussen 21 januari en 7 februari 1945 bezweken, omdat de datum niet precies bekend is, werd na de oorlog voor de laatste datum gekozen. Ze zijn in ieder geval niet op die datum vermoord. (Bron: Herinneringscentrum Westerbork).
De website van Yad Vashem geeft als ‘Place of Death’: Gross Rosen en de datum 7 februari 1945.

Mathilda Gans-Bremer (29 december 1893 – 8 april 1944)


Van Mathilda’s achtergrond is bekend dat zij uit een gezin komt met zeven kinderen. Haar vader, Elias Bremer, is volgens haar geboorteakte diamantwerker. Het gezin Bremer woonde in 1893 in de Jodenhouttuinen. Op het moment van haar geboorte is haar moeder, Vogeltje Bremer-Kuit, zonder werk. Gezien het aantal kleine kinderen dat ze op dit moment heeft ook niet zo verwonderlijk. Mathilda is het zesde kind. De vijf eerder geboren kinderen variëren in de leeftijd van 1½ tot 10 jaar oud. In de huwelijksakte staat dat Vogeltje diamantsnijdster is (geweest). Voor Vogeltje is het overigens haar tweede huwelijk. Op 22-jarige leeftijd is zij eerder getrouwd en wel met een zekere Salomon Furth. In de huwelijksakte van Vogeltje en Elias staat dat zij de weduwe is van deze Salomon Furth. Wanneer hij is overleden, is niet bekend. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Elias is net als de vader van Pinehas een kleine man, hij is zelfs even groot (1 meter 52). Dit blijkt uit het militieregister. In zijn geval is er wel een gezichtsbeschrijving gemaakt. Elias heeft, zo blijkt: een rond aangezicht, een hoog voorhoofd, blauwe ogen, een gewone neus en mond, een ronde kin, blond haar en blonde wenkbrauwen. Door zijn lengte, maar ook vanwege broederdienst, is hij vrijgesteld van de militieplicht.

Of Mathilda in het huwelijk met Pinehas alleen huisvrouw is, of dat zij ook een rol in het bedrijf (drukkerij en boekwinkel) heeft, is helaas onbekend. Meewerken in een bedrijf of winkel wordt meestal niet vermeld op de archiefkaart / persoonskaart van de Burgerlijke Stand.
Mathilda is volgens haar archiefkaart (bron: Stadsarchief Amsterdam) overigens wel werkzaam geweest en wel als ‘medewerkster contr. Comm v kind in pleeggezinnen’.
Haar kaart uit de Cartotheek van de Joodse Raad geeft een duidelijkere omschrijving: ‘controlecommissie kinderen in pleeggezinnen’. Op dezelfde kaart staat dat zij twee inwonende pleegkinderen heeft: Max en Meinhardt Rechtschaffen. Dit zegt iets over haar betrokkenheid bij haar werk.
Helaas is het niet goed afgelopen met de jongens. Zie daarvoor:
Max Rechtschaffen. Via deze website ook naar informatie over zijn broer Meinhardt.
Omdat het duidelijk om ‘pleeggezinnen’ gaat, zou het ook om de opvang van kinderen van vluchtelingen kunnen gaan. Aan het eind van de jaren dertig is het aantal vluchtelingen uit o.a. Oostenrijk en Duitsland snel toegenomen. Zo is de “Joodschen Vrouwenraad” direct betrokken bij de werving van pleeggezinnen en de opvang van kinderen.
Wanneer zij met deze ‘werkzaamheden’ is begonnen, wordt niet vermeld. In ieder geval heeft zij deze functie in de oorlogsjaren nog vervuld. Vanwege haar functie, haar werk, krijgt ze een sperre (= document dat tijdelijke vrijstelling van deportatie verschafte). Het is wel opvallend dat zij werkt. Binnen de traditionele rolverdeling in de joodse gemeenschap (van Rechouwous) waar Mathilda en Pinehas verkeren, is buitenshuis werken niet gebruikelijk.

De joodse vereniging Rechouwous heeft kort na haar oprichting ook een damesafdeling opgericht. In het juni nummer (1926) van het Maandblad Rechouwous maakt de redactie melding van de oprichting van deze afdeling.
Enkele citaten uit dit bericht:

“Dezer dagen heeft ‘Rechouwous’ een Damesafdeeling gesticht. Dit weder een stap in de goede richting, omdat een goed Joodsch ‘gezin’, waaronder men Rechouwous kan rangschikken, veel er toe kan bijdragen, dat in zijn woning een ware Joodsche geest heerscht.”

“Vooral, als na een week van intensieven arbeid de Jood zijn woning in een heerlijk frisch Sjabboskleed treft, gevoelt hij zich eens geheel en al vrij van alle dagelijksche beslommeringen.”

“Daar dus de vrouw zoo’n belangrijke taak in het Joodsche gezin heeft, kan zij zorgen, dat haar man trouw ter Sjoel komt, de kinderen trouw de Joodsche school bezoeken.”

(Bron: Het Maandblad Rechouwous, juni 1926)

Maar uit het feit dat op haar archiefkaart staat dat zij als medewerkster van een bepaalde instelling heeft gewerkt, doet vermoeden dat zij zich van deze ‘aanbevelingen’ niet veel heeft aangetrokken. Mogelijk heeft maatschappelijke betrokkenheid hier een rol gespeeld.

Of zij betrokken is geweest bij andere activiteiten van de damesafdeling is niet bekend. Haar naam wordt nergens verbonden met Ngezras Nosjiem (de naam van de damesafdeling). Mogelijk is zij wel bij bepaalde bijeenkomsten geweest. De damesafdeling is behoorlijk actief in de Indische Buurt. Daarbij moet wel vermeld worden dat het voornamelijk om ‘ondersteunende of verzorgende activiteiten’ gaat.
Aankleding en zorg voor de gewijde klederen voor de Synagoge zijn belangrijk. Regelmatig wordt melding gemaakt van geschenken, rituele voorwerpen als kandelaars bijvoorbeeld, die worden geschonken aan de synagoge. Maar ook kleden die door de dames in gezamenlijkheid worden vervaardigd. Er zijn veel bijeenkomsten met aandacht voor religie en cultuur.

Maar, en dat is wel belangrijk, altijd worden de bijeenkomsten afgesloten met ‘gezellige activiteiten’. Zangers, musici, maar ook conferenciers veraangenamen de bijeenkomsten. Misschien zijn het ook wel lokkertjes. De bijeenkomsten zijn gratis toegankelijk.

Met het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 verandert er veel in het leven van het gezin Gans. Misschien niet direct in het eerste jaar. Maar daarna, zeker na februari 1941 (februari staking), wordt het al snel duidelijk dat er moeilijke tijden aanbreken. Zo wordt in maart 1941 afgekondigd dat joodse bedrijven zich moeten aanmelden en dat er een Verwalter (= bewindvoerder) wordt aangesteld. Dit zal ook het bedrijf van Pinehas hebben geraakt. Daarmee komt het gezin in een kwetsbare situatie. Een deel van het inkomen gaat verloren. Kan hun zoon Philip nog wel doorstuderen?
Uit het verhaal van de buren, de familie Keizer, blijkt dat vooral Mathilda het erg moeilijk heeft in deze tijd. Op haar kaart van de Joodse Raad staat dat zij last heeft van ‘een verhoogde bloeddruk’.
Dit schrijft de kleinzoon van de familie Keizer:

“Wat mij is verteld over de familie Gans. Mijn grootouders woonden op de Kramatweg 27-1, boven de drukkerij van meneer Gans (geboortekaarten etc.) Mijn moeder was het vriendinnetje van Branca, ze scheelden een jaar (Branca van 1931, mijn moeder van 1932). Piet Gans, de vader, en zijn zoon Philip verdwenen al vroeg in de oorlog naar een werkkamp. Mevrouw (Mathilda) Gans, die erg bevreesd was, had hen ook daartoe 'aangemoedigd', omdat ze dacht dat daarmee erger te voorkomen was (zoals de Duitsers wilden). Moeder en dochter Gans bleven tot ver in de oorlog half ondergedoken in hun huis zitten, het verzet zorgde ervoor dat ze te eten kregen. Mijn oma heeft mevrouw Gans nog
aangeboden onder te duiken, met Branca, bij een broer in Monnickendam - de angst deed haar weigeren...Tot op een dag de man van het gas kwam, letterlijk: hij kwam voor de gasmeter. En hij heeft ze verraden. Toen Branca en mevrouw Gans werden opgehaald, is mijn oma nog brood voor ze gaan halen. Mevrouw Gans gaf haar verschillende dingen in bewaring, die waarde voor haar hadden, wat foto's, platen waarop Philip te horen was, die zong in > de synagoge... Een WA-man (er waren er twee, tegen wie mijn oma na de oorlog heeft getuigd) kwam naderhand nog bij mijn oma aan de deur met een vissenkom en een vetplantje. 'Wat leeft, hoeft niet dood', zei hij, waarop mijn oma hem alleen maar vernietigend aankeek. En zo zijn Branca en haar moeder verdwenen, naar Auschwitz. De dingen die mevrouw Gans aan mijn oma gaf, zijn nu via mijn moeder bij mij terechtgekomen.”

(Bron: Johan Herrenberg, de kleinzoon van de familie Keizer)

Mathilda en haar dochtertje Branca zijn beiden in Auschwitz vermoord op 8 april 1944. Of Mathilda weet heeft gehad van wat haar man en zoon zijn overkomen, is niet bekend. Mathilda heeft nog wel een ansichtkaart van haar zoon gekregen. Deze is zonder datum. Philip schrijft dat alles Oké is (zie verder, bij Philip)!
N.B. de hierboven genoemde zaken, de nalatenschap, zijn nu in het bezit van het enige familielid van het gezin Gans, te weten: mevrouw S. de Vries.

Philip Gans (15 oktober 1923 – 7 februari 1945)

Als Pinehas en Mathilda getrouwd zijn, krijgen zij al vrij snel een eigen woning. In de Vrolikstraat 135 I wordt hun zoon Philip geboren. Philip, vernoemd naar zijn grootvader, is geboren op 15 oktober 1923. Van de jeugd en van zijn opleiding is niet veel bekend, geen feitelijke gegevens. Wat blijft zijn de enkele verhalen. Philip is een jongen die goed kan leren. Hij, zo wordt verteld, zou zelfs al op jonge leeftijd met de studie medicijnen zijn begonnen. Dit kan niet kloppen omdat Philip in het schooljaar 1941-1942 in klas 4B2 (van de 5-jarige HBS B) van het Joods Lyceum zit. Hij is klasgenoot van Margot Frank.

Zeker is dat Philip een mooie stem had. Hij heeft ook in een koor gezongen. Een koor waarmee hij naar Engeland is gegaan. Even is er gedacht dat er van een optreden geluidsopnamen zouden zijn. Dat is helaas (nog) niet aangetoond. Dat er in het gezin aandacht is voor koormuziek blijkt uit het feit dat er een aantal 78-toeren platen in huis zijn. Het zijn opnamen met joods religieuze gezangen. Eén van de opnamen is van het Koor van de Grote Synagoge onder leiding van Sam Englander met solozang door vader en zoon Gobets. Gezongen wordt het bekende lied: Halaloejoh (Psalm 105). In deze tijd is dit lied bekend geworden door de bewerking en uitvoering van Leonard Cohen (Hallelujah, uit 1984).

In welk koor Philip heeft gezongen, is niet duidelijk. Het kan zijn dat hij in het ‘Knapenkoor’ van de Synagoge Linnaeusstraat heeft gezongen. Dit koor stond onder leiding van Max Bolle en werd mede begeleid door de Gazzan Salomon de Jong. Er bestaat een foto van dit koor (uit 1930). Een aantal namen zijn bekend, maar die van Philip wordt niet genoemd.

Het feit dat zijn vader actief is geweest in de joodse vereniging Rechouwous, maakt dat Philip hoogstwaarschijnlijk meegedaan heeft met bepaalde activiteiten. Activiteiten vooral gericht op de jeugd. Zo waren er in ieder geval de lessen gegeven en activiteiten georganiseerd door Tsengierei Rechouwous (T.R.). In praktisch elk nummer van het Nieuw Israëlitisch Weekblad is vanaf 1932 wel een oproep te vinden gericht aan de ‘jongens ouder dan negen jaar’ van de Indische Buurt. In de jaren dertig meer dan 250!
Philip kan dan bijna vanaf het begin van de oprichting van T.R. mee hebben gedaan. Deze afdeling voor jongens is opgericht in 1932, het jaar dat Philip negen jaar oud wordt. Zonder op de details in te gaan, organiseert T.R. vooral joods religieus getinte bijeenkomsten. Zo is er bijna elke sjabbosmiddag (op zaterdagmiddag) wel een bijeenkomst. Er is veel aandacht voor de joodse feestdagen. De bijeenkomsten zijn de eerste jaren in de woning van Hartog de Vries (= de beheerder van de Joodse Begraafplaats én bestuurslid van Rechouwous) aan de Zeeburgerdijk 226. Later worden de activiteiten ook in “Gebouw Archipel” in de Minahassastraat gehouden.

Rechouwous organiseert meer activiteiten. Helaas is het niet altijd duidelijk wat deze activiteiten precies inhouden. Er is veel aandacht voor zang, koormuziek. Als er sprake is van een excursie ‘naar buiten’, wordt altijd verwezen naar het Rechouwous-lied. Helaas is de tekst van dit lied niet bekend. Er is ook een toneelafdeling

Er is ook een uitleenbibliotheek (adres: Javastraat 194), maar welke boeken men er kan lenen, is niet bekend. Er is ook spraken van een toneelafdeling. De toneelafdeling van Rechouwous is opgericht in 1928 en stond toen onder leiding van Samuel Vorst.
Het repertoire van deze toneelafdeling is niet helemaal duidelijk. Een enkele keer wordt de titel van het toneelstuk genoemd. Bijvoorbeeld in november 1930 als bij het vijfjarig bestaan van Rechouwous het toneelstuk “Gaweirim” (= Handelsvrienden) van A.N. Prins wordt opgevoerd (Bron: NIW 7 nov. 1930). Veel optredens zijn er niet terug te vinden.
Blijkbaar was de opgerichte toneelafdeling weinig succesvol want in januari 1938 wordt (opnieuw?): “… een tooneel-afdeeling gevormd’. Inlichtingen betreffende deze toneel afdeling kunnen worden verkregen bij P. Gans, adres Kramatweg 28 huis.” (Bron: NIW 7 januari 1938) Of de toneelafdeling na de oproep in het NIW van januari 1938 ook daadwerkelijk van de grond is gekomen, is onbekend.

Wat wel zeker is, zijn de jaarlijks terugkerende excursies voor de jeugd, voor de kinderen van de leden van Rechouwous. In augustus 1927 is het eerste uitstapje. Het zal een jaarlijkse traditie worden. Het is heel goed mogelijk dat Philip met één of meerdere uitstapjes is mee geweest. Voor zover mij bekend, zijn er verder geen leeftijdsgrenzen gesteld. Wanneer Philip voor het eerst met een dergelijk utstapje is mee geweest, valt niet met zekerheid te zeggen. Bij de bekendmaking van een uitstapje wordt niets aangeven over leeftijd (vanaf zes jaar bijvoorbeeld). Ik vermoed niet dat hij met het eerste uitstapje, naar Bussum en Valkeveen, is mee geweest. Hij is dan nog maar vier jaar oud.

De uitstapjes moeten voor de buurt een hele belevenis zijn geweest. De kinderen verzamelen zich op een centrale plek. In 1927 vertrekt men vanaf de Molukkenstraat 89 (toen nog het adres van de Synagoge van Rechouwous). Op 10 augustus van dit jaar nemen liefst 70 kinderen deel aan dit uitstapje. In een grote stoet loopt men, onder begeleiding van muziek, richting het Muiderpoort Station. De muziek wordt verzorgd door de Vereniging Kindergenot. Helemaal voorop wordt een groot doek meegedragen met daarop de naam van de vereniging Rechouwous.
Het is niet altijd duidelijk om hoeveel deelnemende kinderen het gaat, maar 1927 is zeker een jaar geweest met veel deelnemers. In de artikeltjes met een kort verslag van deze uitstapjes is ook regelmatig sprake van het Rechouwous-lied dat door de kinderen wordt gezongen.

In 1939, dit is de laatste excursie, vertrekt men vanaf de Synagoge Javastraat 196 (vanaf juli 1936). Hieronder het verslag van een excursie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) uit 1933:

“Zondagmorgen te 9 uur, trok “Rechouwous", met circa 90 kinderen er op uit, om een dagje te kunnen verpoozen in de bosschen te Zeist. Te Utrecht aangekomen, stond een tram gereed, om de kinderen naar Zeist te brengen, waar in hotel “Buitenlust" één verversching wachtte voor de dorstigen.
De kinderen vermaakten zich met verschillende spelen. Het 12-uurtje werd in het bosch genuttigd. Vermoeid teruggekomen, werd in den tuin een warmen maaltijd genuttigd. De tafels waren keurig gedekt en met bloemen versierd. Het behoeft geen betoog, dat de kinderen zich aan de warme spijzen te goed deden. De hoofdleider, de heer H. Leeser, bracht dank aan den heer Cohen uit Utrecht, voor het heerlijk bereiden der spijzen. Verder bracht spr. dank aan den leidsters en leiders, en spoorde de kinderen aan tot trouw bezoek van de godsdienstschool en Sjoel. Nadat de heer I. Cohen dank heeft gebracht aan den heer H. Leeser, werd Birkas Hammozoun uitgesproken. Dankbaar gingen de kinderen weer naar Amsterdam terug, waar zij te kwart over 9 door de ouders werden verwelkomd. Een dankwoord aan allen, die door hunne bijdragen het bestuur in de gelegenheid hebben gesteld, dit uitstapje aan de kinderen te kunnen aanbieden.”

(Bron: NIW 11 augustus 1933)

In dit verslag geen vermelding van een muziekkorps of anderszins. Wel de verwijzing naar het joodse geloof. Bij elk verslag is wel sprake van een moment van gebed of van een wijs woord richting de kinderen. Wijs in de zin dat de kinderen toch vooral naar joodse les moeten en naar de ‘sjabbos-bijeenkomsten’ dienen te komen.
Met betrekking tot de excursies nog in ieder geval een verwijzing naar die van augustus 1939. Niet omdat deze de laatste excursie is geweest, maar omdat deze geheel is georganiseerd door de vader van Philip, door Pinehas (Piet) Gans.
Een citaat uit dit verslag:

“Dat had zoo kunnen zijn, maar al het werk is slechts door één persoon gedaan, en wel door den heer P. Gans. We brengen hem en zijn vrouw, die ook hard meewerkte, onze hartelijke hulde en dank, waarop de kinderen een „lang zullen ze leven" aanhieven.”

(Bron: NIW 11 augustus 1939).

Misschien dat Philip (hij is dan vijftien jaar oud) niet meer met dit uitstapje naar de Pyramide van Austerlitz is geweest, maar mogelijk wel zijn zusje Branca. Zijn zusje Branca is dan acht jaar oud.

Van Philip is verder niet meer zo heel veel bekend. Wat in ieder geval nog wel zeker is, is dat hij op de verjaardag van zijn nichtje Lineke (Celine de Vries) aanwezig is. Dat weten we zeker omdat de moeder van dit nichtje, Eva de Vries-Gans, een dagboek heeft bijgehouden. Op de verjaardag van Celine, in het dagboek Lineke genoemd, is Philip aanwezig met een mooi cadeautje. Linke is geboren op 15 oktober 1936. In 1937 heeft hij voor zijn nichtje een schortje gekocht, het jaar daarop een mooie grote bal.

Of Philip heeft willen doorleren, valt niet met zekerheid te zeggen. Binnen de familie gaat het verhaal dat hij de intentie heeft gehad om medicijnen te gaan studeren.
Het enige dat zeker is, is dat hij in 1942 in een Joods Werkkamp is terechtgekomen.
Waarom hij niet op school is gebleven, is niet duidelijk. Feitelijk hoefde hij niet naar een dergelijk kamp. Heeft hij gekozen om bij zijn vader te zijn? Dat is niet gelukt omdat hij in een ander kamp terecht komt. Wel komen ze samen in Westerbork en het lijkt erop alsof ze daarna altijd bij elkaar zijn gebleven.

Vanuit ‘zijn werkverruimingskamp’, zoals dat toen werd genoemd, heeft hij een briefkaart verstuurd aan de familie Keizer, de buren van de familie Gans. Philip zat in ‘De Bruine Enk’ (Kamer 4, Groep 3) bij Nunspeet. Op de andere kant staat een foto afgebeeld van een grote boom in het bos met daaronder in drukletters: Nunspeet Bosgezicht. Het poststempel geeft aan: NUNSPEET 29.VIII-6. 1942.
Hij heeft in ieder geval ook nog een briefkaart geschreven. Het betreft een ansichtkaart met een fotocollage van Arnhem in het handschrift van Philip Gans (zoon). De briefkaart is gericht aan: Fam. Gans, Kramatweg 28, A'dam (O), met als afzender: dubbel onderstreept Oké Philip, Eddy, Salletje. Wie Eddy en Salletje zijn, is helaas onbekend. Op de kaart is een postzegel van1 1/2 cent geplakt met in potlood het keerteken X gezet. Er wordt geen datum vermeld.

Vanuit dit Joodse Werkkamp is volgens de naoorlogse registratiekaart, op 28 augustus 1942 gearresteerd. Wanneer hij in Westerbork aankomt, is niet bekend. Samen met zijn vader is hij 2 november 1942 op transport gesteld naar Duitsland
(zie ook de informatie bij Pinehas).
Het is heel goed mogelijk dat Philip en zijn vader lange tijd samen zijn geweest. Samen in de zin van dat zij samen in diverse concentratiekampen hebben moeten werken. Philip is namelijk, net als zijn vader, op 7 februari 1945 in Gross Rosen vermoord.

Branca Sophia Gans (18 februari 1931 – 8 april 1944)

Op een zeer koude februaridag in 1931 wordt Branca Sophia Gans geboren (vernoemd naar haar grootmoeder). De temperatuur komt nauwelijks boven de 0° Celsius uit. Maar het gezin Gans is gelukkig met hun dochter.

Op de foto’s die zijn overgeleverd, lijkt Branca een vrolijk en hartelijk kind. Branca zal ongetwijfeld, net als haar broer, aan de activiteiten van Rechouwous hebben meegedaan. Welke activiteiten dat zijn geweest, valt moeilijk te bepalen. Veel wordt er voor de meisjes niet georganiseerd. Zo zijn de bijeenkomsten van Tsengierei Rechouwous aanvankelijk alleen voor jongens. Pas in 1934 wordt ook vermeld dat meisjes welkom zijn op de sjabbos-bijeenkomsten. Of Branca naar deze bijeenkomsten is geweest toen ze eenmaal de leeftijd van negen jaar oud is? De eerste mogelijkheid om deel te nemen aan een dergelijke bijeenkomst is die van zaterdag 24 februari 1940. Deze bijeenkomst is in gebouw Archipel in de Minahassastraat 1. Veel bijeenkomsten zijn er niet meer geweest. Voor zover na te gaan, zijn er geen bijeenkomsten meer na 6 mei 1940. In ieder geval worden ze niet meer aangekondigd. Wel is er nog een speciale Seiderviering voor kinderen geweest. Een zeer kort verslag van deze viering staat in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 10 mei 1940:

“Door een groot aantal kinderen werd wederom dit jaar deelgenomen aan de Seiderviering, welke onder leiding stond van den heer S. Verdoner. Bij de kinderen was een echte joumtouw-stemming waar te nemen. Een woord van dank aan de schenkers voor hun gaven voor dezen avond. Binnenkort zullen wederom de “Oneg Sjabbos"-bijeenkomsten aanvangen.”

(Bron: NIW 10 mei 1940)

Daarna zijn er geen meldingen meer van bijeenkomsten voor de kinderen. In augustus 1940 wordt wel aangegeven (in het NIW) dat er pogingen ondernomen gaan worden om een aantal activiteiten voor de 200 tot 250 joodse gezinnen die in de Indische Buurt wonen opnieuw vorm te geven. Het is er niet meer van gekomen!

Zeker is dat Branca een goed contact gehad heeft met haar paar jaar jongere nichtje Celine (roepnaam: Lineke). Lineke die op 15 november 1936 is geboren heeft het erg naar haar zin bij Branca. Dit blijkt uit een dagboekfragment, geschreven door haar moeder Eva de Vries, op 8 augustus 1940.
Eva de Vries schrijft:

“Dinsdag 6 augustus 1940:
Dinsdag heeft zusje Branca, een nichtje van je, die een paar dagen bij tante Annie logeerde, bij je gespeeld. Je vond dat heerlijk en je was niet van haar weg te slaan; zoo erg zelfs, dat toen zusje Branca s’avonds weer naar huis ging, jij mee wilde om met zusje Branca in één bed te slapen. Dat hebben we echter maar niet gedaan.

Gisteren, Woensdag, 7 Augustus, waren jullie met z’n allen naar Heck, waar jullie zich fijn hebt geamuseerd. Het Rosian – Orkest van de V.A.R.A. was er namelijk. Je kreeg een groot glas ranja met “twee rieten”. Op den terugweg hebben jullie heelemaal naar huis geloopen.”

(Bron: dagboek voor Lineke de Vries, archief S. de Vries)

(Aanvulling Frits Slicht: het Rosian-damesorkest heeft de hele maand augustus bij Heck op het Rembrandtplein gespeeld. Dit orkest stond onder leiding stond van de jazztrompettiste Clara de Vries. Clara was een nicht van Aron de Vries en mijn vader Marcus de Vries (de vader van Sara de Vries). Zij bespeelde de trompet en was getrouwd met Willy Schobben (de beroemde trompetist).
Vanaf het Rembrandtplein is het inderdaad een heel eind lopen. Lineke woont in de Transvaalstraat 116.)

Van Branca resten een aantal foto’s en haar geboortebeker. Deze herinneringen zijn bewaard door de buren van het gezin Gans. Het gaat om de familie Keizer die boven hen woonde. Kort voordat Branca en haar moeder uit huis worden gehaald door een aantal WA-mannen (= Weerbaarheidafdeling, afdeling van de NSB) wist moeder Mathilde nog snel een aantal zaken over te dragen. Deze zaken zijn de hele oorlog ondergedoken gebleven bij de familie Keizer. Het gaat hier om een doos met foto’s, linnengoed, 78-toeren platen en serviesgoed. Uiteindelijk heeft hun kleinzoon, Johan Herrenberg, zich over de spullen ontfermt. Zijn moeder was een vriendinnetje van Branca. Dankzij zijn handelen zijn deze ondergedoken spullen terecht overgedragen en hebben hun plek gevonden bij mevrouw Sara de Vries (Eva de Vries, de moeder van Lineke, is een tante van mevrouw Sara de Vries. Eva de Vries is de zuster van Pinehas Gans). Een deel van deze zaken zijn op de foto’s te zien.
De hiervoor genoemde geboortebeker komt uit een andere bron. Ook deze is door handelen van de ‘tijdelijke beheerder’ in het bezit gekomen van mevrouw Sara de Vries. Beiden verdienen de titel: “Rechtvaardig Mens”, aldus Sara de Vries.

Gebruikte bronnen:

  1. Delpher voor o.a. het Nieuw Israëlitisch Weekblad, Het Joodsche Weekblad, het Algemeen Handelsblad, Het Volk, De Tijd, Het Zaans Volksdagblad en De Telegraaf.
  2. Genealogische bronnenmateriaal van het Stadsarchief Amsterdam
  3. Community Joods Monument
  4. beeldmateriaal van mevrouw Sara de Vries
  5. diverse genealogische websites (o.a. www.militieregister.nl , www.wiewaswie.nl )
  6. de website www.weerverleden.nl
  7. Het Maandblad van de joodse vereniging Rechouwous (via de Univ.Bibl.)
  8. Herinneringscentrum Westerbork
  9. Kenniscentrum JHM
  10. NIOD-transportlijsten vanuit Westerbork
  11. J. Presser: Ondergang.
Alle rechten voorbehouden