Verhaal

Joodse Eigenaars van Landbouwgronden

De geschiedenis van een gedwongen verkoop

Tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen de nazi’s al snel over tot het verwijderen van Joden uit het economische leven in Nederland. Ook de agrarische sector behoorde daartoe. Op 27 mei 1941 vaardigde de bezetter verordening 102/1941 uit betreffende de aangifte en gedwongen verkoop van landbouwgronden in Joodse handen. Op het Nationaal Archief bevinden zich de gegevens van die gedwongen verkopen. Op die gegevens heb ik nu door middel van een database een toegang gemaakt.

Aangifteformulier van landbouwgronden uit het Nationaal Archief
Door: Serge ter Braake

Joden werden gedwongen om hun landbouwgrondbezittingen aan te geven bij de regionale Pachtbureaus (later Grondkamers), onder verantwoording van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Door middel van het formulier ‘Aangifte van landbouwgronden in joodsche handen’ moesten ze aangeven welke percelen ze in hun bezit hadden. Na aangifte moesten de percelen voor 1 september 1941 worden verkocht aan niet-joden, en voor 1 januari 1942 worden overgedragen. De pachtbureaus waren belast met het in goede banen leiden van de verkoop aan niet-Joodse boeren. Het Bureau voor de Goedkeuring van overdracht van Joodse landbouwgronden stond boven de regionale Pachtbureaus en moest, zoals de naam al aangeeft, de verkopen goedkeuren. In eerste instantie kwamen de huurders/pachters van de percelen in aanmerking voor koop, indien die er waren, en de boeren met aangrenzende stukken land. Slechts in uitzonderlijke gevallen mocht het land worden verkocht aan niet-boeren.
In het archief van de Directie van de Landbouw: Grondzaken en Pachtzaken, 1935-1960 (nummer toegang 2.11.08.01) op het Nationaal Archief, zijn per provincie dossiers aangelegd (inv. nrs. 109-123) die handelen over de gedwongen verkoop. Er zijn twee documenten die in vrijwel ieder dossier voorkomen. Er zijn de minuten van de goedkeuring van de verkoop, waarin vermeld staat wie de oorlogskoper is, om welke percelen het precies gaat en hoe groot ze zijn. Daarnaast zijn er de aangifteformulieren die de Joodse eigenaren zelf hebben moeten (laten) invullen. De formulieren geven informatie over naam, geboortedatum, beroep (vaak veehouder, slager, koopman of geen) en adres van de Joodse eigenaar, de percelen die ook al in de minuut van goedkeuring vermeld zijn, en wie de grond exploiteerde. In veel dossiers bevindt zich ook nadere informatie, zoals correspondentie van de Joodse eigenaars of meer details over de verkochte percelen.
Dit archief heb ik nu toegankelijk gemaakt in een database, in het kader van een onderzoek naar rechtsherstel van door Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog onder dwang verkochte landbouwgronden, gefinancierd door Centraal Joods Overleg en Stichting Platform Israël. De database is beschikbaar als Acces en PDF bestand in het Kenniscentrum van het Joods Historisch Museum. De 400 personen aan wie dit verhaal gekoppeld is hebben in de oorlog hun landbouwgronden gedwongen moeten verkopen en staan vermeld in de database. De publicatie over rechtsherstel van Joods onroerend goed is inmiddels verschenen bij uitgeverij Boom.