Verhaal

Het familieverhaal van koordirigent Meijer Smeer

Meijer Smeer, zijn ouders en zijn gezin.

Door: Frits Slicht

Dit verhaal stond eerder in de Misjpoge, het tijdschrift van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (2016-1).

Bij het onderzoek naar koordirigent Meijer Smeer, waar in Misjpoge 2015-4 een artikel over is verschenen, ben ik veel te weten gekomen over zijn familie. Meijer was van bescheiden afkomst. Van zijn vader en van hemzelf zijn dossiers bewaard van gemeentelijke uitkeringsinstanties waar zij steun hadden aangevraagd. Deze dossiers geven een schat aan informatie. Daarnaast weet kleindochter Vera Drilsma-Elzas zich nog veel te herinneren van haar grootouders en hun kinderen; ook over hun lot tijdens de oorlog.

Het dossier van Aron Smeer

Stadsarchief Amsterdam: Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis, onder stamboeknummer: 27338 Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

In het Stadsarchief Amsterdam bevindt zich een dossier van het Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis betreffende Aron Smeer.(1) Het gaat in dit dossier om de gezondheid van Anna Rozina Smeer – de Korte, de moeder van Meijer. Het betreft een aanvraag voor ‘Versterkende Middelen’. Deze aanvraag heeft te maken met de suikerziekte van Anna Rozina. De aanvraag is gedateerd op 26 januari 1915 en opgemaakt door de armbezoeker (in dienst van de Gemeente). Deze armbezoeker bekijkt en beoordeelt de financiële situatie van het gezinshoofd. Hij betrekt daarbij ook de inkomens van de ouders (indien nog in leven) en van alle kinderen.

Prentbriefkaart van een viskraam in de Korte Houtstraat in de Amsterdamse Jodenbuurt met visweger Kool, 1910. JHM, Collectie Jaap van Velzen. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Vader Aron, 67 jaar oud, is werkzaam als ‘los werkman’ aan de groentemarkt. Hij verdient wekelijks niet meer dan ƒ 1,50. Met een huur van ƒ 2,25 per week (met een huurschuld van drie weken) en de uitgaven voor ‘fondsen’ (niet nader gespecificeerd) van ƒ 0,47 kunnen zij eigenlijk niet rondkomen.
Gelukkig is er nog een thuiswonende zoon. Het betreft de 39-jarige ongehuwde zoon Abraham, die werkzaam is als roosjesversteller. De roosjesversteller heeft als taak de ruwe diamant in een tang vast te zetten, zodanig dat de slijper zijn of haar werk, het slijpen, goed kan doen. Roosjes zijn platte diamanten; alleen de kroon, zonder de punt aan de onderzijde. Het is een goedkope diamant die minder schittert. Roosjesslijpers staan lager in aanzien dan diamantslijpers. Roosjesverstellers staan nog lager in aanzien. Het geeft aan dat de familie ook binnen ‘het vak’ een zeer bescheiden plek inneemt. Op het moment van de aanvraag is hij echter zonder werk, maar omdat hij lid is van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) krijgt hij via de Bond een uitkering van ƒ 6,- per week.
De armbezoeker gaat ook bij de uitwonende zoons en dochters langs. Daar is het geen vetpot, zij kunnen geen van allen steunen. Twee schoonzoons die net als Abraham werkzaam zijn in de diamantsector, zijn werkloos. Twee andere schoonzoons zijn werkzaam als straatventer en als lompensorteerder. Zij kunnen ‘heden niet steunen’. Meijer verdient als werkman bij de plateelbakkerij De Distel
ƒ 9,00 per week. Maar hij en zijn vrouw hebben twee jonge kinderen en ook zij kunnen niet steunen.

De conclusie van de armbezoeker is duidelijk. Het gezin kan de benodigde versterkende middelen niet zelf betalen. Hij noteert: “Hun gedrag is goed. In normale tijden kan het gezin zich best redden, doch op heden leven zij zeer bekrompen.”(2)
Zij kunnen de benodigde versterkende middelen niet zelf bekostigen. Via de gemeente worden daarom: 2 eieren, 1 ons vlees en 1 liter karnemelk per dag verstrekt. Volgens de armbezoeker is er geen uitzicht op herstel van Anna Rozina. Erg lang heeft deze verstrekking niet geduurd, Anna Rozina overlijdt namelijk op 1 februari 1915. Desondanks, zo blijkt uit het dossier, loopt de verstrekking nog door tot in maart 1915.

Het dossier van Meijer Smeer

Stadsarchief Amsterdam: Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis, onder stamboeknummer: 37463 Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Ook van Meijer is een dossier bewaard gebleven. Het bevat meerdere stukken en beslaat ook een langere periode. Het ene deel betreft een dossier van het Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis.(3)
De aanvraag voor ‘Versterkende Middelen’ is ingediend op 5 maart 1917. Het gaat in dit geval om Branca, de vrouw van Meijer. Zij wordt omschreven als ‘zwak’ en dat zij daarom niets kan bijverdienen. Wat er precies aan de hand is, is niet duidelijk.
Meijer is nog steeds werkzaam bij De Distel. Verdient hij in 1915 nog ƒ 9,00 per week, twee jaar later is dit gestegen tot ƒ 14,50.
Het gezin heeft verder twee dochters: Anna Rosina en Eva. Beide meisjes zijn gevaccineerd, Anna Rosina bezoekt de school. Het gezin woont op de Oosterse Kade 6. De huur bedraagt ƒ 2,50 per week (er is 1 week huurschuld), de fondsen zijn ƒ 5,00 per jaar.

Oostersekade 10-7, datering 1914 ca. Bron: Beeldbank SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Er wordt gekeken of er familieleden zijn die kunnen helpen. Vader Aron Smeer woont niet meer zelfstandig, hij is gaan inwonen bij één van zijn dochters en ‘komt ten laste’ van haar gezin. De ouders van Branca, die onder Meijer en zijn gezin wonen, kunnen niet steunen. De vader van Branca wordt zelf gesteund, mogelijk door de ‘commissie voor de diamanthandel’.
Volgens de beoordeling is het gewenst dat het gezin wordt gesteund. Er wordt een bedrag van ƒ 4,00 ‘toegestaan’, genoeg voor dertig dagen (1 liter per dag) melk.
Als Meijer in augustus 1917 een verdienste heeft van ƒ 17,80 per week, wordt de verstrekking stopgezet. Aan de gezondheid van Branca is overigens niets veranderd.(4)

Het andere deel betreft de Commissie voor Steunverleening aan “Crisis Werkloozen”. Dagtekening: 17 mei 1923.(5)
Normaliter krijgen arbeiders die lid zijn van een vakbond een uitkering als er sprake is van werkloosheid. Zodra zij uitgetrokken waren bij de bond, kwamen zij in aanmerking voor een uitkering via de gemeente. Meijer is bijvoorbeeld lid van de “Nederlandsche Vereeniging voor Glas- en Aardewerkers”. Hij is lid sinds 10 juli 1916. Uit een ander dossier blijkt zelfs dat hij voorzitter was van de afdeling Amsterdam.(6)
Sinds het eerdere dossier is er wel iets veranderd. Zo is het gezin verhuisd naar de nieuwbouw van Het Bouwfonds van de Handwerkers Vriendenkring in de Transvaalbuurt, de Magersfonteinstraat 4 huis (huur: ƒ 3,90 p/w). In het eerdere dossier stond dat Branca zonder beroep zou zijn. Nu is er met potlood bijgeschreven dat Branca roosjessnijdster is. Er is ook gezinsuitbreiding. Het gaat om Dina, in 1923 is zij vier jaar oud.

Waarom dit dossier? Meijer is vanwege de verhuizing van De Distel naar Gouda ontslagen. Van zijn oude werkgever krijgt hij een prachtige referentie mee. Er zijn meerdere brieven van De Distel waarin blijk wordt gegeven van grote waardering. Zo staat er in een brief van de directeur: “Hy heeft zich in die jaren doen kennen als een yverig, eerlyk en plichtsgetrouw mensch, zoodat wy hem dan ook gaarne aanbevelen. Wegen het verplaatsen van ons bedrijf naar Gouda, waren wy tot ons leedwezen verplicht hem te ontslaan.”(7)



Zijn laatst verdiende loon, inmiddels is hij werkmeester, bedraagt ƒ 42,50 per week. Via het werklozenfonds van zijn bond heeft hij op 5 mei 1923 een laatste uitkering ontvangen van ƒ 15,60. Via de Commissie voor “Crisis Werkloozen” krijgt hij ƒ 18,50 per week, ingaande per 18 mei 1923, uitgekeerd.(8) Of hij dit bedrag ook daadwerkelijk uitgekeerd heeft gekregen, is niet helemaal duidelijk. Een paar maanden later gaat hij namelijk in beroep tegen zijn uitkering van ƒ 15,60.
Na deze eerste beoordeling in mei 1923 volgen telkens controle momenten. Er wordt gekeken of er iets in de situatie van het gezin verandert. Aangezien de kinderen nog te jong zijn, gaat het om Meijer en Branca. Bij de eerste controle is Meijer het niet eens met de verlaging van zijn uitkering. Hij vult een standaard beroepschrift in.
Hij is van mening dat hij in aanmerking komt voor ‘hoogere steun’ omdat: “de uit- kering der vakver. slechts ƒ 15,60 bedraagt waarvan een zegel à 40 cent afmoet”.(9) Hij ondertekent het beroepschrift als voorzitter van de afdeling van zijn vakbond.
Er volgt een nader onderzoek waaruit blijkt dat Meijer inmiddels dirigent is van de Mannenzangvereniging ’t Centrum, waarmee hij ƒ 16,00 per maand verdient. Conclusie is dat het steunbedrag wordt verhoogd tot ƒ 16,00 per week.
Bij een volgende beoordeling, in maart 1924, blijkt dat Meijer een koor heeft begeleidt in Tuschinski. De naam van het koor is onbekend, maar wel dat hij daar ƒ 85,00 mee heeft verdiend over een periode van ongeveer acht weken. Hij heeft dit keurig opgegeven. De uitkering blijft hetzelfde omdat Branca ‘nog steeds in het gezin is’ en niet werkt. Een jaar later is er niet veel veranderd. Meijer is nog wel koordirigent van ’t Centrum maar heeft verder weinig succes. Dat komt, zo vermeld het rapport, omdat hij ‘nog geen naam heeft opgebouwd als koordirigent’. Dochter Eva is een maand naar de kolonie in Egmond aan Zee geweest. Hoogstwaarschijnlijk was zij in Huis ter Duin, een kuuroord van Ziekenzorg (het ziekenfonds van de Handwerkers Vriendenkring). Het steunbedrag wordt tijdelijk gekort met ƒ 1,50, maar is inmiddels weer verhoogd tot het eerder genoemde bedrag van ƒ 16,00.



In hetzelfde jaar nog, juni 1924, blijkt er veel veranderd. Zo is Branca aan het werk gegaan in haar oude beroep. Als roosjessnijdster werkt zij bijna 5 weken voor E. van Dreese (Plantage Kerklaan). Zij verdiende gemiddeld zo’n ƒ 14,00 per week. Omdat er geen werk meer is, ‘kon dit niet meer voortgaan’. Meijer is intussen druk bezig om via studie zijn doel om dirigent te worden, te bereiken. Hij heeft inmiddels drie koren die hij vast dirigeert. Het gaat om het koor Orpheus (voorheen ’t Centrum), Het Transvaalkoor en het kinderkoor ‘De IJzangers’. Hij ontvangt voor het dirigentschap respectievelijk: ƒ 20,00, ƒ 12,50 en ƒ 12,00 per maand.
Meijer heeft aan de Commissie gevraagd of het mogelijk was hem een bedrag van
ƒ 150,00 te verstrekken. Met dit geld hoopt hij een studie om dirigent te worden te bekostigen. (10) Voor zover mij bekend, is dit bedrag nooit verstrekt. Wel wordt het steunbedrag verlaagd tot ƒ 11,50.

Op eigen benen

Ter gelegenheid van het 2 ½ jarig bestaan van de “Mannen-Zangvereniging Orpheus” wordt er een groot feest georganiseerd. Bron: Klein Materiaal, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Met al die wisselende inkomsten bij al die verschillende koren en diverse ‘engagementen’ gaat wel eens iets mis. Zo verdient hij in augustus 1924 een eenmalig bedrag van ƒ 17,50 en een paar weken later nog eens ƒ 10,00. Het eerste bedrag is over het hoofd gezien. Dat blijkt enige tijd later. Meijer wordt verantwoordelijk gesteld, maar dit lijkt onterecht. Desondanks wordt zijn vakbond (Glas en Aardewerk) aangeschreven. Meijer betaalt het bedrag dat hij teveel verstrekt zou hebben ontvangen keurig terug. Er hoeft daarom geen aangifte te worden gedaan bij de Officier van Justitie! Met dit verhulde dreigement komt overigens een einde aan zijn relatie met de steunverlenende instanties.
Zijn carrière als koordirigent van vele koren levert mogelijk genoeg inkomen op. Hoeveel dit inkomen precies is, is onbekend. Maar hij had vele koren ‘onder zich’, dus een redelijk inkomen zal het wel zijn geweest.
Wat niet vergeten mag worden, is dat Meijer ook als (solo)zanger heeft opgetreden. Zo wordt hij al in 1918 in een programma van het Socialistisch Mannenkoor Excelsior genoemd als ‘lyrisch tenor’.(11)

Meijer en Branca hebben drie kinderen Anna Rosina, Eva en Dina. Anna Rosina die op 27 maart 1911 is geboren, trouwt op woensdag 28 december 1932 met Emanuel (Max) Elzas. Kort na hun huwelijk zijn Max en Anna Rosina verhuisd naar Antwerpen, waar Anna Rosina twee bloemenzaken opent. Haar jongere zuster Eva (geboren op 18 november 1913) is enige tijd bedrijfsleidster in de tweede bloemenzaak.
Op 16 april 1936 wordt hun dochter Vera geboren. In 1940 verblijft Vera bij haar grootouders, mogelijk in verband met de verjaardag van grootmoeder Branca (5 april). Vera kan zich de woning aan de Tugelaweg nog goed herinneren. Vooral de keuken, omdat zij voor mijn verjaardag een enorme schildpadpop achter de keukendeur hadden verstopt. Haar moeder heeft Vera kort daarna opgehaald omdat zij heimwee heeft. De grootouders, die telefoon hebben, hebben de moeder van Vera opgebeld. Een paar dagen later breekt de oorlog uit.

Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Met de Duitse bezetting in mei 1940 breken er moeilijke tijden aan voor de dirigent, vooral vanwege zijn Joodse afkomst. Is er in het begin nog weinig te merken van de anti-joodse houding, later wordt het nadrukkelijker en merkbaarder. Zo krijgt hij op 30 oktober 1941 een briefje van de voorzitter van de zangvereniging “Morgenrood”. In deze brief meldt de voorzitter dat op grond van verordeningen, Meijer met ingang van 1 november 1941 ontslagen wordt als dirigent. Hij wordt nog wel bedankt voor zijn leiding gedurende de jaren, ‘welke achter ons liggen’.(12)
Er zullen ongetwijfeld meer van dit soort mededelingen zijn geweest.
Een andere brief (1 februari 1941) is die van een jongeman, de heer Verwoerd. Hij was een leerling van Meijer, zo blijkt uit zijn brief. Hij biedt zijn verontschuldigingen aan omdat hij de lessen moet afzeggen. Enerzijds lijkt het vanwege de mogelijke werkloosheid van zijn vader, maar anderzijds refereert hij sterk aan ‘een tijd als deze’. Daarbij spreekt hij de hoop uit: “Dat God u door deze moeilijke tijden heen zal brengen en dat Hij weldra het eeuwig licht weer zal doen stralen in de toekomst.”(13)

Het gezin Smeer in oorlogstijd

Vera en haar ouders zijn op 10 mei 1940 al gevlucht naar Frankrijk, naar Toulouse. De pop van Vera, die ze altijd bij zich had, wordt de ‘schuilplaats’ van de Nederlandse paspoorten.


In Toulouse wordt haar broertje Eduard Martin, 23 mei 1942, geboren. Vera vertelt: “In augustus 1942 moeten we op last van het Vichy regime verplicht verhuizen naar Lacaune-Les-Bains (een kuuroord in de Tarne) een dorpje hoog in de bergen. De burgemeester, waarmee mijn moeder bevriend raakt, waarschuwt ons in december 1942 dat er een lijst is waarop de namen staan van de Joodse mannen die de volgende dag worden opgehaald. Hij helpt ons te vluchten en geeft ons, hij is ook dokter, een middel waardoor we moeten braken. Onderweg komen we de Duitsers tegen die op weg zijn naar het kuuroord. Zij denken door dat braken dat we een besmettelijke ziekte hebben. Anderen laat hij onderduiken in de bossen.
Uiteindelijk komen we in Genève terecht. Dankzij mijn broertje worden we toegelaten! De Zwitsers accepteren alleen vluchtelingen met kinderen jonger dan zes jaar oud. Bij aankomst in Genève komen onze officiële documenten boven water (uit de pop)! Vanaf augustus 1943 gaan we vanuit Genève naar het vluchtelingenkamp Beau-Site te Clarens (Montreux).”(14)

In deze pop zaten de papieren van Vera en haar ouders verstopt. Collectie: Vera Drilma-Elzas Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Mijn ouders zijn van elkaar gescheiden tussen 1947 en 1948. Emanuel is in de Verenigde Staten overleden (1979), Anna Rosina in Antwerpen (1974), zij is begraven op de Joodse Begraafplaats van de “Frechie-Stichting” te Putte (Noord Brabant) in Nederland.
Bekend is dat Anna Rosina voor een tweede keer is getrouwd. Haar tweede huwelijk, is met Hermann Friedberg. Omdat Hermann een Duits paspoort heeft, weigert ze aanvankelijk om met hem te trouwen. Als in 1953 in Duitsland een wet van kracht wordt waardoor de partner niet automatisch Duits wordt (tenzij op eigen verzoek) besluiten ze te trouwen.(15)

Eva trouwt met de niet-Joodse Theodorus Lambertus Bernardus (Theo) Molkenboer op 1 februari 1939. Omdat de ouders van Eva geen toestemming geven voor het huwelijk, trouwen ze voor de Politierechtbank. “Grootmoeder Branca is hen na de huwelijksinzegening toch, maar wel op straat, gaan feliciteren. Voor de oorlog werkt Eva als naaister en als bontwerkster. Samen krijgen zij twee kinderen. Eva en haar man zijn aanwezig bij het huwelijk van haar zus Dina met Semaria (Mario) Gabay. Later hoor ik dat Dina en haar man regelmatig op bezoek kwamen bij Eva in Alkmaar. Eva overlijdt in 1984 in Alkmaar, haar man Theo in 1997 in Amsterdam.”(16)

 

 

Foto van het huwelijk tussen Dina en Semaria op 26 april 1942 (Amsterdam). Achterste rij v.l.n.r.: Branca Smeer-Degen, Semaria, Dina, Meijer Smeer met hlaf rechts: Eva Smeer. Bekend verder zijn: rechts vooraan Isaias (Sjakie) Degen op shoot van zijn moeder Rebecca Degen-Berger. Bron: Marcus Degen.

 

De derde en jongste dochter is Dina (ook wel Bobby genoemd), zij is geboren op 26 juli 1918. Dina zou hebben gewerkt als kantoorbediende. Op 23 april 1942 trouwt zij met Semaria (Mario) Gabay (geboren 16 november 1915 in Istanbul). Zij gaan wonen in de Grote Houtstraat 104-106 in Haarlem. In 1941 staan ze nog ingeschreven op het huisadres van vader Meijer Smeer. Mario had een officieel Turks paspoort en daarom hoefden hij en Dina geen ster te dragen. Turkije wordt beschouwd als neutrale staat, toch overwegen ze een onderduik, zeker ook als op 30 april 1943 hun dochtertje Serica Bianca in Alkmaar wordt geboren.

Het verraad

Dina en haar dochtertje vinden in 1944 een onderduikplek in Hotel Trianon in de Jan Willem Brouwersstraat, Amsterdam. In januari 1944 loopt zij haar nichtje Branca Simons tegen het lijf die betrokken is bij de Joodse verradersgroep van Ans van Dijk. Dina vertrouwt haar nichtje toe dat ze een afspraak heeft met iemand die haar en haar baby aan een nieuw adres zal helpen. Branca Simons neemt daarop direct contact op met haar contactman: Pieter Schaap. Schaap, oorspronkelijk werkzaam bij de Amsterdamse Politie, is in 1944 werkzaam bij ‘Bureau Joodsche Zaken’.
Door dit verraad worden de paspoorten van Dina en haar man als vals beoordeeld. Maar ook de onderduikplannen spelen een rol. Zij worden als ‘strafgeval’ gezien. Zou de situatie anders zijn geweest, dan hadden hun papieren hen kunnen vrijwaren van deportatie.

Dina en haar dochtertje Serica Bianca Gabay. Collectie familie.


Schaap zorgt ervoor dat Dina, haar dochtertje en de helper worden opgepakt. Dina wordt samen met Serica direct naar Westerbork overgebracht. Tegelijkertijd zorgt hij er ook voor dat de SD (Sicherheits Dienst) de ouders van Dina arresteert. Of het nichtje Branca hier ook iets mee te maken heeft, is niet bekend. Meijer en zijn vrouw Branca zitten ondergedoken in een hotel in de buurt van het Centraal Station. Dit was een tijdelijke onderduikplek. Er is wel overwogen om onder te duiken bij een koorlid, maar helaas is dit niet gebeurd. Meijer en Branca worden direct op transport gezet en op 28 januari 1944 in Auschwitz vermoord.
Het dochtertje van Dina komt in Westerbork te overlijden op 28 februari 1944. De urn met haar as is op de Portugeesch-Israëlietische begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel bijgezet. Dina en haar man Semaria maakten deel uit van het laatste transport dat op 3 september 1944 vanuit Westerbork naar Auschwitz vertrekt. Dina wordt op 31 oktober 1944 in Auschwitz vermoord. Van Semaria is bekend dat hij in een werkkamp is terechtgekomen en aldaar (in Midden-Europa) is omgekomen. Volgens Vera is Semaria de enige persoon met een Turks paspoort die is vermoord.
Vera Drilsma-Elzas heeft nog regelmatig contact met de Turkse familie Gabay. Een deel van de familie woont in Frankrijk. Samen met hen heeft zij de begraafplaats in Ouderkerk bezocht om hen de herinneringsteen van Serica te laten zien.(17)

Naast Semaria zijn er tenminste 15 Turkse Joden in de kampen vermoord. De aanvankelijke beschermde status vanwege de Turkse neutraliteit wordt of niet gerespecteerd of ingetrokken. Zo is er al in november 1943 een groep Turkse Joden in Westerbork aangekomen.(18)

Meijer en zijn vrouw hebben de voor hen belangrijke stukken van de eigen inboedel toegevoegd aan de inboedel van hun dochter Dina. Dat moet ergens in Haarlem zijn geweest. Eva Molkenboer-Smeer weet waar alles is opgeslagen. Na de terugkeer uit Zwitserland hebben mijn moeder en haar zuster de opgeslagen stukken verdeelt tot ze zeker weten dat hun ouders en hun jongste zusje en haar gezin de Shoah niet hebben overleefd. Zo is ook de piano van Meijer Smeer bewaard gebleven.(19)

Bronnen:

Stadsarchief Amsterdam: Archief- en gezinskaarten, Geboortekaarten, Woningkaarten en Klein Materiaal
Community Joods Monument
Correspondentie Met Vera Drilsma-Elzas, kleindochter van Meijer Smeer.
Turkse joden in Westerbork: http://www.bevrijdingintercultureel.nl/bi/turksjood.html

Noten:

1) Stadsarchief Amsterdam: Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis, onder stamboeknummer: 27338
(alleen op aanvraag via: info@stadsarchief.amsterdam.nl )
2) Als noot 1.
3) Stadsarchief Amsterdam: Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis, onder stamboeknummer: 37463
4) Als noot 3.
5) Stadsarchief Amsterdam: Commissie voor Steunverleening aan “Crisis Werkloozen”, nr. 106002.
6) Stadsarchief Amsterdam: Beroepschrift - Commissie Steunverleening aan “Uitgetrokken” Werkloozen, nr. 106002
7) Ontslagbrief met referentie, 27 januari 1923. Bron: Mevrouw Vera Drilsma-Elzas
8) Als noot 5
9) Als noot 6
10) Als noot 5
11) Programma Socialistisch Mannenkoor Excelsior, 16 maart 1918. Bron: Mevrouw Vera Drilsma-Elzas
12) Brief van de voorzitter van Zangvereniging Morgenrood. Bron: Mevrouw Vera Drilsma-Elzas
13) Brief van G. Verwoerd. Bron: Mevrouw Vera Drilsma-Elzas
14)Bron: Vera Drilsma-Elzas
15)Bron: Vera Drilsma-Elzas
16) Bron: Vera Drilsma-Elzas
17) Bron: Vera Drilsma-Elzas
18) Bron: http://www.communityjoodsmonument.nl/page/217267/nl
19) Bron: Vera Drilsma-Elzas

Alle rechten voorbehouden