Verhaal

Over Nachaliël, een joodse vereniging in Amsterdam-Oost.

Door: Frits Slicht

Aan de hand van krantenartikelen uit de jaren twintig en dertig schets ik een beeld van de joodse vereniging Nachaliël.

Tienjarig bestaan Nachaliël. Bron: NIW van 25 november 1932, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Verantwoording


Nachaliël is een joodse vereniging die actief is geweest in de periode 1922 – 1941. Actief vooral in de Watergraafsmeer op het gebied van de religie. Ik heb gebruik gemaakt van vele artikelen uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) en van het tijdschrift Hakehilla (jaargang 33-34). Verder heb ik wat naspeuringen gedaan in het Stadsarchief en bij het Joods Historisch Museum. Ik heb geprobeerd het verhaal van Nachaliël zoveel mogelijk chronologisch te vertellen. Verder probeer ik enkele personen die binnen deze vereniging een grote rol hebben gespeeld ‘een gezicht, een verhaal’ mee te geven. Ik dank de redactie van het NIW en Anton Kras van het JHM voor het mogen gebruiken van het fotoarchief van het NIW.

Dit is een collage van twee toegangskaarten. Let op: de reclame boodschap! Bron: Klein Materiaal, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden
 

Inleiding

Ik ben al wat langer bezig met een onderzoek naar de aanwezigheid van kleinere synagogen in Amsterdam-Oost. In de volksmond worden die ook wel huissynagogen genoemd. Daarnaast bestond er ook een andere vorm: de chewresjoel. Met chewresjoel wordt bedoeld dat deze sjoel (synagoge) is ontstaan vanuit een vereniging.

Melding dat er een godsdienstoefening zal plaatsvinden in de woning van de heer Kuger. Bron: Nieuw Isr. Weekblad van 15 oktober 1909 .Historische kranten, KB Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De volgende verhalen gaan over de Watergraafsmeer (of: Betondorp). In dit gebied is de Joodse Vereniging Nachaliël actief. Nachaliël betekent: “Erfenis van God” of “Erfdeel Gods”. Nachaliël ijvert voor een eigen synagoge. Maar niet alleen een gebedsruimte is het streven, ook willen zij een godsdienstschool. Ik heb gebruik gemaakt van vele artikelen uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW).
Bericht uit het NIW van 10-11-1922. Bron: Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Het eerste begin

In de Watergraafsmeer is een huissynagoge vanaf ongeveer 1909. Lees: De wandelende synagoge. Deze synagoge is niet van Nachaliël of door hen gesticht. Nachaliël wordt (pas) op 6 november 1922 opgericht. In het NIW van een paar dagen later wordt gesproken over de:
”oprichting eener vereeniging, die, naar wij hopen, van groote betekenis zal blijken te zijn voor het Joodsch godsdienstig leven in de Oostelijke wijken onzer stad.”
Met oostelijke wijken zou je al mogen concluderen dat de vereniging zich niet wil beperken tot Tuindorp-Watergraafsmeer. Wat de vereniging precies voor ogen staat, is niet direct duidelijk. Als de vereniging 10 jaar bestaat, schrijft de heer Aäron Druijff een groot artikel in het NIW. Daarin citeert hij o.a. uit de statuten. Hij schrijft:
 "Als doel van de vereeniging werd in de statuten bepaald:
a. het verspreiden van kennis omtrent het Jodendom en zijn geschriften onder de Joden, woonachtig in het Oostelijk deel van Amsterdam en

b. steun te verleenen aan elken arbeid in het belang van de verbreiding van de traditioneele Joodsche denkbeelden".

Het waarom van een ‘eigen’ chewre-sjoel

Het is niet altijd duidelijk waarom bewoners van een bepaalde buurt overgingen tot het stichten van een eigen sjoel. Particuliere synagogen zijn er in Amsterdam al heel lang (geweest). In een lang artikel uit 1925 schrijft E.S. Hen over het bestaan en ontstaan van de huis- en chewresjoeltjes (synagogen) in Amsterdam.

Huissynagogen zijn al bekend in het Amsterdam van de 17e eeuw. Chewresjoelen ontstaan zo rond 1800. Dit ontstaan heeft te maken met de ideeën van de Verlichting, de opvattingen over geloofsvrijheid. Dat biedt mogelijkheden aan die mensen die het niet eens zijn met bepaalde opvattingen van de ‘hoofdstroom’ een eigen synagoge te stichten. De meeste chewresjoelen ontstaan in het begin van de 20e eeuw.

Mogelijk hebben huissynagogen (in een ruimte ter beschikking gesteld door een particulier) aan de basis gestaan van de latere chewresjoelen.
Hen schrijft:
Huissjoelen werden geregeld gehouden in een daarvoor bestemd en dikwijls ook bijzonder gemeubileerd vertrek, hetzij iederen dag, dus zoowel op Sabbath en feestdagen als op werkdagen, hetzij alleen op werkdagen en niet op Sabbath, of alleen op Sabbath en niet op werkdagen. Ja er waren zelfs huis sjoelen waar alleen op Vrijdagavond, of alleen om half één op werkdagen of alleen op Zaterdagavond met “nacht" geoord werd. De reden dat men zich de opoffering getroostte, om meermalen per dag, een gedeelte van zijn dikwijls niet al te groote woning voor het heilige doel af te staan, moet natuurlijk in de eerste plaats gezocht worden in zuivere vroomheid en godsvrucht. Een enkele maal is echter gemakzucht niet te miskennen.

Motieven zoals hiervoor genoemd, liggen vaak ook ten grondslag aan het ontstaan van de chewresjoel. In een serie artikelen in het tijdschrift Hakehilla (jaargang 33 en deels 34, 1987/88), schrijft Dr. C. Reinders in zijn inleiding dat er vier redenen waren om tot een stichting van een chewresjoel over te gaan:
1/ de kosten van lidmaatschap en erefuncties in de gemeentesynagoge;
2/ te grote loopafstand naar de synagoge;
3/ afwijkende opvattingen over orthodoxie en riten bij gezang en gebed;
4/ meningsverschillen met de synagoge.

Nachaliël, de eerste stappen

Eerste bijeenkomst Nachaliël. Bron: NIW 29-12-1922


De vereniging begint ‘klein’. Dat kan ook niet anders, men heeft namelijk geen eigen of vaste ruimte. Toch worden er direct al bijeenkomsten georganiseerd. Het gaat dan vooral om lezingen, voordrachten en ‘leeroefeningen’. Veel, zo niet de meeste, hebben een strikt religieus karakter. Gezien de statuten ook niet zo verwonderlijk.
Een enkele keer wordt een avond opgeluisterd met enkele geslaagde goocheltoeren (zoals bij een bijeenkomst voor de damesafdeling van Nachaliël in februari 1925). Verder valt op dat er veel wordt gezongen.

Voor haar activiteiten wijkt Nachaliël uit naar bijvoorbeeld het gebouw “Oost-Indië” aan de Middenweg of naar ‘de benedenlokalen van de sjoel Linnaeusparkweg 18’. Opvallend is dat men zich voor de activiteiten kan aanmelden bij mensen die allen in de Transvaalbuurt blijken te wonen. Enkele jaren later zal het secretariaat ‘verhuizen’ naar de Zacharias Jansestraat 33 (huisadres van Aäron Druijff).

Bron: NIW van 18 november 1932, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Eén van de markantste bestuursleden van het eerste uur is de Rabbijn Philip Coppenhagen. In eerste instantie is hij voorzitter, later wordt hij ‘geestelijk adviseur’ van Nachaliël. Hij geeft regelmatig voorlezingen (niet alleen in de Watergraafsmeer, ook in andere delen van Oost). Een ander bestuurslid is Dr. Levie Hirschel. Hij wordt in vele artikelen ‘onze moré’ (=onze leraar) genoemd.
Bron: NIW van 18 november 1932, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Na drie jaar (in 1925) gaat men plannen maken om sjoeldiensten (joodse gebedsdiensten) in Tuindorp-Watergraafsmeer te organiseren. Het zal nog twee jaar duren voor het zover is. Wat er wel al kan worden geregeld is een ‘Jeugd Synagoge’. Op 2 september 1925 vindt deze Jeugd Synagoge plaats in een ‘lokaaltje in de Simon Stevinstraat’. Het NIW van 1 juni1928 vermeldt dat deze jeugdsynagoge of jeugdsjoel is verplaatst. De nieuwe locatie is Het Jeugdhuis aan de Linnaeusstraat (op het voormalige Gasfabriekterrein). Eén van de oorzaken voor de verplaatsing was het ruimtegebrek. Het aantal ’kleine bezoekers en bezoeksters’ liep op tot ongeveer zestig. Maar een goede en betaalbare locatie is moeilijk te vinden.
Bron: NIW van 04 september 1925. Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De verplaatsing is uiteindelijk noodzakelijk omdat een niet-joodse organisatie (Het Witte Kruis) het lokaal in de Simon Stevinstraat eveneens gebruikt. Men ziet zich gedwongen te verhuizen. De werkzaamheden van Het Witte Kruis zijn onverenigbaar met de sjoeldiensten.

Een eigen godsdienstschool
Aankondiging dat er toestemming is voor de stichting van een godsdienstschool. Bron: NIW, 23 juli 1926, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Naar het Zuivelplein

In 1926 gaat de vereniging zich ook ‘hard maken’ voor een godsdienstschool. Er is een locatie: de Roosenburghschool aan het Zuivelplein 7. Bij een voorlopige inschrijving melden zich al snel de eerste leerlingen zich aan. Maar het is in 1926 moeilijk iedereen te berichten. Daarom wordt de aanmeldingstijd verlengd en wordt er ook een grote bijeenkomst georganiseerd. Nachaliël vindt het overigens niet nodig om de joodse bewoners van de Watergraafsmeer er op te wijzen dat joods onderwijs een plicht is.

Want:
”Het Bestuur acht het overbodig, de ouders op de verplichting van het doen geven van godsdienstonderwijs te wijzen, daar het meent, dat wel iedere Joodsche ouder doordrongen zal zijn van de noodzakelijkheid om zijn kind Joodsch onderwijs te verstrekken. Waar de gelegenheid in het Tuindorp-Watergraafsmeer hiertoe tot nog toe ontbrak, zullen naar de meening van het Bestuur van „Nachaliël", verreweg de meeste der aldaar wonende Joden, deze gelegenheid aangrijpen om hun kinderen zooveel mogelijk ook toe te rusten met die Joodsche kennis, die noodig is om te voorkomen dat in deze, zoo ver van het centrum gelegen buurt, een geslacht van Joden opgroeit, dat anders van het Jodendom geheel zou vervreemden.”
Bron: NIW 23 juli 1926.

Gezien vanaf de Weidestraat, foto dateert van 21 februari 1936. Op dit adres zat de Rosenburghschool. Bron: Beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De grote bijeenkomst die ik hiervoor noemde, wordt op maandagavond 26 juli 1926 georganiseerd in de Transvaalbuurt, in de binnentuin gelegen tussen de Cilliersstraat en de Hertzogstraat. Het terrein wordt geheel belangeloos afgestaan door de Stichting Bouwfonds Handwerkers Vriendenkring. Nachaliël spreekt zelf over een propagandatuinfeest. Aan de avond wordt meegewerkt door ‘Het Eerste Nederlandsch Israëlitisch Fanfarekorps’ en de ‘Portugees Israëlitische Zangvereniging Santo Servico’.
In december 1926 wordt de school geopend (Bron: NIW 24 dec. 1926).
Het is onduidelijk of de school een groot succes is geworden. Latere artikelen over godsdienstscholen gaan over godsdienstscholen (Christiaan de Wetschool en Joubertschool) in de Transvaalbuurt waar nauw mee wordt samengewerkt. De kinderen die deze scholen bezoeken, maken bijvoorbeeld gebruik van de Jeugdsjoel van Nachaliël in Tuindorp-Watergraafsmeer. De Roosenburghschool komt nooit meer ter sprake.

Een eigen gebedsruimte

Nachaliël is al vanaf haar oprichting op zoek naar een eigen ruimte voor de gebedsdiensten. In het voorjaar van 1927 huurt men van de Buurtvereniging “Amsterdam-Oost” een ruimte in een perceel, Zuivelplein 24. Nadat de vereniging haar ‘eigen tehuis’ verloor, werd een bovenwoning betrokken. Na deze bovenwoning werd voor korte tijd ‘ingewoond’ bij een zekere mijnheer Kollem (geen adres bekend). Maar deze ruimte is te klein ‘om allen te bevatten’.

Verenigingsgebouw; Tuindorp Watergraafsmeer Serie: Buurt en Stad Betondorp (1930). Bron: beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


In september 1928 verhuist deze huissynagoge naar een nieuw verenigingsgebouw op de Brink (nummer 1A). Op 7 oktober (zo meldt het NIW van 19-10-1928) is er een viering van Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar), het is de eerste dienst in deze nieuwe ruimte. Sprekers zijn o.a. Rabbijn Sarlouis, de latere opperrabbijn van Amsterdam en de Moré Levie Hirschel. Levie Hirschel is ook degene die de aangeboden geschenken in ontvangst neemt.

Na de pauze is er gelegenheid voor meer ontspanning. Er zijn diverse voordrachten en er worden liederen ‘ten beste gegeven’. Verder:
“Het bekende Nachaliël-dames-ensemble, onder aanvoering van mej. H. Duits, oogstte veel succes met twee zeer aardige op Nachaliël toepasselijke tooneelstukjes. Het was een avond, waarop de Commissie met trots kan terugzien en die niet zal nalaten de echt Joodsche saamhoorigheid, die in dat verafgelegen stadsdeel aan het ontkiemen is, verder te doen ontluiken.”

De Jeugdsjoel (NIW 04-10-1929)

Voor Nachaliël is ook de jeugdsjoel van groot belang. Er wordt dan ook zeer verheugd gereageerd als een lang gekoesterde wens wordt verwezenlijkt. Men verwerft een ‘Seifer Thouro’ (= een Heilige Wetsrol of het Boek der Leer). De propagandacommissie van Nachaliël heeft voldoende fondsen bij elkaar weten te verzamelen. De inwijding van de eigen Seifer Thouro vindt plaats in de Synagoge Commelinstraat.

Bron: Klein Materiaal, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


De jeugdsjoel aan de Polderweg (naast de Synagoge Linnaeusstraat) is te klein om alle gasten en belangstellenden te ontvangen. In deze jeugdsjoel komen elke ‘sjabbes (= zaterdag, de wekelijkse rustdag) en jomtouf (= feestdag)’ ongeveer zestig kinderen (jongens en meisjes) in de leeftijd van 8 tot 16 jaar de avond-, morgen- en middagdiensten bijeen. Tel daarbij op een dubbel aantal gasten en het is duidelijk dat men uitwijkt naar een grotere ruimte.

Overige activiteiten van Nachaliël

De damesafdeling

Nachaliël houdt zich niet alleen bezig met godsdienstonderwijs en gebedsdiensten. Het bestuur wil meer dat dit. Een bijdrage leveren aan een breder en rijker joods leven. Zo is er bijvoorbeeld in november 1928 een bijeenkomst voor de damesafdeling van Nachaliël. Deze avond staat in het teken van de aartsmoeder Sarah. Het is duidelijk dat de eerwaarde heer die op de avond spreekt, de heer Salomon de Jong, de dames voorhoudt Sarah als groot voorbeeld te nemen. Hij moedigt de aanwezige dames aan om leeravonden als deze trouw te blijven volgen.
De avond wordt afgesloten met zang door de Gazzan Van Praag (hij brengt Jiddische liederen ten gehore).

Lezingen

In dezelfde maand (bron: NIW 16-11-1928) is er in Het Jeugdhuis aan de Linnaeusstraat een lezing (toespraak) over ‘het gemengde huwelijk’. De spreker is tegen het gemengde huwelijk, omdat de gemengd gehuwde zich afsluit van het Jodendom. Hij pleit daarom voor een versterking van het joodse bewustzijn bij de jeugd. Hij roept de ouders op hun kinderen aan te melden bij joodse jeugdverenigingen. Hij is verder van mening dat gemengd gehuwden niet tot ‘onze gezelschapskringen’ toegelaten mogen worden, dit ter afschrikking!
Na afloop van deze toespraak is er wel een debat, helaas geeft het artikel geen inzicht in de inhoud van dit debat.

Joodse kunst
Bron: fotoarchief NIW, via het JHM. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Nachaliël wil zich, ten behoeve van het joodse leven in Amsterdam-Oost, inzetten voor de bevordering van joodse kunst. Als men bijeenkomsten voor de jeugd of voor de dames organiseert, is het treurig om te constateren dat er geen sprake is van ‘het specifieke joodse’. Wie beoefent er nog de joodse muziek of declamatie? Nachaliël zet daarom de stap om te komen tot de vorming van een goed geschoold koor. Dit koor dient louter joodse liederen te gaan uitvoeren. Ook moet er een joodse toneelgroep worden gevormd. Maar om te beginnen start men met een koor. Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij N.B. Manuskowski (Tugelaweg 34).

De oproep is van december 1928, een maand later is “De Joodsche Oratorium Vereeniging Nachaliël” opgericht. De dirigent is de bekende musicus, Sim(on) Gokkes.

Bron: NIW van 17-12-1937, Historische kranten, KB.



Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Excursie en optreden

Naar de Gooische Boer

Het is bij Nachaliël niet alleen maar serieus religies bezig zijn. Er is ook tijd voor uitstapjes. Zo gaat de afdeling toneel (met twintig kinderen) met de welluidende naam: “Joodsch leven”, op 16 juni 1929 onder leiding van de heren A. Druijff en H. Gobes een dagje naar Bussum. Zij gaan per trein naar de tuin van de “Gooische Boer”. Er is geen utleg over deze tuin, wel de opmerking dat de kinderen zich ondanks het slechte weer uitstekend vermaakten. Toen in de loop van de middag het weer opklaarde, vertrok de groep naar het Bredius Bos (in Het Gooi). In dit bos vermaakten de kinderen zich met vele spelen. Zo was er bijvoorbeeld een ‘wedstrijd om prijzen’. De kinderen werden o.a. getrakteerd op limonade én bananen. Het korte artikel uit het NIW van 21 juni 1929 besluit namelijk met:
”Vermelding verdient nog, dat een 50-tal bananen welwillend door de firma Groenteman en Bolle, Waterlooplein alhier, voor bovenvermeld reisje waren afgestaan.”

Een zangvoorstelling

Uit bovenstaand is duidelijk dat er een toneelgroep is. Er is ook een koor, een knapenkoor om precies te zijn. Het gaat om het knapenkoor van de jeugdsjoel Nachaliël. Zij treden regelmatig op, zo ook in het begin van 1930 als zij optreden voor de verpleegden van “De Joodsche Invalide”. Omdat niet iedereen naar de conversatiezaal kan komen, zingen zij ook op verschillende ziekenzalen. Het is de heer Aäron Druijff die hen deze avond begeleidt. Hij is niet alleen hun begeleider, hij is ook hun dirigent. Eén van de solozangers is Simon Bromet, woonachtig in de Transvaalbuurt, in de Retiefstraat.

Optreden van de jonge Simon Bromet, in De Leeuwarder Nieuwsblad van 06 07 1933.


Ook de dames gaan op excursie

Het bestuur van de damesafdeling van Nachaliël organiseert niet alleen leerzame lezingen. Men organiseert ook (leerzame?) excursies. Zo gaat men in januari 1931 met een groep dames naar de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge. In totaal 25 dames bezichtigen aldaar prachtige gewijde kleden en gouden en zilveren voorwerpen. Vooral de prachtige borduursels van de diverse antieke ‘voorhangsels’ en ‘malboesjiem’ (= sierdoeken) trokken veel aandacht (bron: NIW 006-02-1931).

Bezoek aan de Soekah

In oktober 1931 bezoeken de beide godsdienstscholen uit de Transvaalbuurt (Christiaan de Wetschool en de Joubertschool) per klas de Soekoh (in huidige spelling: Soeka = de loofhut) van Nachaliël. Helaas is het niet duidelijk waar de Soeka staat. De kinderen van beide scholen worden ontvangen door de ‘energieken secretaris’ van de vereniging: Aäron Druijff. Hij vertelt de kinderen over het belang van het Loofhuttenfeest en de betekenis van de Soekoh. Tevens roept hij de kinderen op om toch vooral naar de jeugdsjoel te komen.
De ruim 400 kinderen van de beide scholen ontvangen allen een gebakje. Het gebakje is door de onderwijzers van de scholen betaald.

Een overdenking

Na de feestdagen (de Jomtof) is er tijd voor bezinning. Nu de feestdagen van vier weken voorbij zijn, vraagt het bestuur van Nachaliël zich af hoe het verder moet. Er is sprake van een luxe probleem. Niet dat er te weinig animo is, er is juist een te groot aanbod. De jeugdsjoel is, zo blijkt maar weer, te klein voor het grote aantal aanmeldingen van kinderen. Het zou onjuist zijn om tegen een kind te zeggen dat er voor hem of haar geen plaats meer is in de sjoel. En dat voor een kind dat nog moet opgroeien tot een Jood in de eigenlijke betekenis van het woord.
Nachaliël heeft in haar jeugdsjoel maar plaats voor 70 kinderen. Daar tegenover staat het totaal van 1000 kinderen die godsdienstonderwijs ontvangen (bron: NIW 09-10-1931). Naast de eerdergenoemde scholen gaat het om de scholen in de Willem Beukelstraat, in de President Brandstraat en de Talmoed Thoraschool.
Het moge duidelijk zijn dat er behoefte is aan een grotere ruimte. Tot de tijd dat die ruimte gerealiseerd wordt, moet men zich behelpen. De schrijver verzucht aan het eind van zijn artikel:
“Gelukkig dat zoo weinig kinderen de raad van hun onderwijzer hebben opgevolgd!"

Oprichting van een “Joodsche Sociëteit”

Op 23 juni 1932 wordt een langgekoesterde wens vervuld. In het verenigingslokaal van de Nachaliël vindt namelijk de oprichting plaats van de “Joodsche Sociëteit voor Oud-Watergraafsmeer”. Voor deze nieuwe afdeling wordt staande de vergadering een propagandacommissie in het leven geroepen. Het doel van de afdeling is het organiseren van clubavonden in dit stadsgedeelte. Het gaat dan vooral om lezingen, voordrachten en debatavonden. Om de avonden aantrekkelijk te maken zal er ook voor ‘gepaste ontspanning’ worden gezorgd. Met deze avonden wil de Sociëteit bijdragen aan het saamhorigheidsgevoel van de joodse bewoners van het ‘voormalig’ Watergraafsmeer. Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij het bestuurslid en secretaresse der commissie: mejuffrouw R. Groen, Hoogeweg 46a.

Uitgave K. Wille, Amsterdam-Watergraafsmeer. Prentbriefkaart uit 1928. Bron: SAA, Beeldbank. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De eerste bijeenkomst zal plaatsvinden in Café Oost-Indië, Middenweg 22-24 op zondagavond 18 september 1932. Als spreker heeft men Prof. Dr. D. Cohen bereid gevonden een eerste lezing te verzorgen. De avond zal worden afgesloten met declamatie en zang. Opvallend is het thema dat de professor aanroert. Hij spreekt zeer uitgebreid en uitdrukkelijk over het gevaar dat het Joodse volk bedreigt.

 

Een bijzondere oproep! - Onderschrift: Postgiro 214500 ten name van Prof. Dr. D. Cohen. Dit is een paar weken na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938. Bron: NIW van 09 dec. 1938.


Een enkel citaat:
Vooral de toestand van het Jodendom in Duitschland laat ons niet los, ons te minder, omdat we het wonder beleven, dat wij hier te lande er rustig over kunnen spreken. Wij gevoelen het als een smaad ons aangedaan, wanneer onze broeders en zusters over de grens worden gehoond en bespot. 't Is daarom bijna onbegrijpelijk, dat in het Ned. Jodendom nog niet een kreet is opgegaan om tegen dit alles op te komen. Nog onbegrijpelijker is het, dat dit evenmin door de Duitsche intellectueelen is geschied. Spr. kan daarin niet anders dan een teeken van verwildering zien.”

Aanvulling F.S.

De toespraak van de professor is afkomstig uit (terug te vinden in) het NIW van 23 september 1932. Prof. Dr. David Cohen is de latere voorzitter van de Joodse Raad. Hoe dan ook, hij had een vooruitziende blik! De NSDAP van Hitler was nog niet aan de macht in Duitsland.

Hoe het verder ging met de Joodsche Sociëteit

De eerste bijeenkomst van deze Sociëteit mocht zich verheugen in een grote belangstelling. De voorzitter van het voorlopig bestuur van Nachaliël, de heer Levie Hirschel opent en sluit de avond. Hij hoopt dat bijeenkomsten als deze, die van zondag 18 september 1932, een vervolg zullen krijgen en bij zullen dragen aan het gevoel van saamhorigheid. Hij besluit de avond met een dankwoord aan Professor Cohen die hij bedankt:
“voor zijn belangrijke rede, die een wel somber, maar toch duidelijk beeld gaf van de moeilijkheden, waarmede ons volk te worstelen heeft. Spr. hoopt, dat velen er aanleiding in zullen vinden, om als lid der Sociëteit toe te treden.”
Tevens dankt hij de mejuffrouw Boas voor de declamatie en de heer Maarsen voor de zang.

Voor én over de brug!
hoek Transvaalkade met op de hoek Café 'De Nieuwe Brug'. Verwijzend naar de Oetewalerbrug over de Ringvaart. Bron: Beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De volgende bijeenkomsten hebben een minder zwaar thema. Wel is er nog een bijeenkomst waar kritiek wordt geleverd op het toelatingsbeleid van de Sociëteit. Was de Sociëteit, met in 1932 al 67 leden. niet opgericht om meer te doen voor de bewoners van Oud-Watergraafsmeer? Het gaat hier om leden (bewoners) van zowel vóór als over de brug van de Ringvaart. Is dit wel de bedoeling geweest toen de afdeling werd opgericht? Het aanwezige bestuur verdedigt zich dat inderdaad bewoners van vóór de brug zijn aangenomen maar dat dit in het belang was van Nachaliël. Wat, zo is de redenatie, het gaat tenslotte om de ‘verbreiding van de traditionele Joodsche denkbeelden’.

Of deze discussie van december 1932 de beroemde druppel is geweest is niet helemaal duidelijk. Er zijn nog twee kleinere bijeenkomsten geweest. De laatste melding met betrekking tot de Joodsche Sociëteit Oud-Watergraafsmeer dateert van 6 januari 1933.

Aäron Druijff

Eén van de meest voorkomende namen in de artikelen over Nachaliël is die van Aäron Druijff. Dan is hij begeleider van een excursie, dan weer de gastheer bij het Loofhuttenfeest (voor de kinderen van de diverse godsdienstscholen). Maar hij is ook bestuurslid van Nachaliël. Op 17 juli 1932 worden hij en zijn vrouw Schoontje Polak in het zonnetje gezet. Aäron en zijn vrouw zijn namelijk 25 jaar getrouwd. Reden genoeg, zo vindt het bestuur van Nachaliël, om Aäron te bedanken voor zijn vele goede werken in Amsterdam-Oost. De eerste spreker van de avond is de voorzitter, Levie Hirschel, van Nachaliël. Hij roemt Aäron voor zijn inzet, zijn energie en zijn volharding. Dit alles in het belang van het Jodendom. Als secretaris is hij een bron van informatie voor een ieder en voor een ieder heeft hij een goede raad. Levie Hirschel prijst vooral ook zijn werk voor de jeugdsjoel van de vereniging. Daarna spreken nog de heer Coppenhagen, geestelijk adviseur van Nachaliël en de voorzitter van de damescommissie, mevrouw M. van Norden-Verduin.
Gedurende deze feestelijke bijeenkomst worden er liederen ten gehore gebracht door Simon Bromet.

Aanvulling F.S.
Bron: Utrechts Volksblad van 02 april 1940, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Schoontje Druijff-Polak zal op 31 maart 1940 komen te overlijden. Samen met haar man Aäron woonde ze in de Zacharias Jansestraat 33. Na haar overlijden verhuist Aäron naar zijn dochter in de Pythagorasstraat 87 I (Esther Verdoner-Druijff). Overigens is het mijns inziens meer dan terecht dat Aäron Druijff wordt geëerd. Hij wordt in vele artikelen geciteerd. Hij is in vele artikelen ook zelf aan het woord. Je zou hem de geschiedschrijver van Nachaliël kunnen noemen. Hij schrijft regelmatig over het ontstaan en de voortgang van de vereniging. Hij doet dit bijvoorbeeld bij het tienjarig bestaan van Nachaliël, maar ook bij het tienjarig bestaan van de Jeugdsynagoge.

Aäron Druijff, bij het tienjarige jubileum

Eén van de eerste keren dat Aäron Druijff (secretaris van Nachaliël) over ‘het verleden’ van Nachaliël schrijft, is bij het tienjarig bestaan van de vereniging. Hij schrijft in een zeer uitvoerig artikel in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 18 november 1932 over het ontstaan en ‘het bestaan’ van deze ‘Joodsche buurtvereniging’. Want, zo schrijft hij:
”het is mooi dat wij als vereniging al tien jaar bestaan, maar in hoeverre heeft de vereniging bewezen dat het een reden van bestaan heeft.”

De verworvenheden

In zijn ogen kan dit alleen maar bevestigend beantwoord worden. Wat wel te betreuren valt, is het feit dat Nachaliël pas tien jaar bestaat (en niet al veel langer). In zijn ogen lag er in Amsterdam-Oost een groot arbeidsveld voor de joodse cultuur. Een braakliggend arbeidsveld dat riep om in cultuur gebracht te worden. Hij geeft aan dat er veel terrein verloren is gegaan voor het Jodendom, een terrein dat onnodig verloren is gegaan.

Het schoolgebouw van een school voor gewoon lager onderwijs (G.L.O.), de Christiaan de Wetschool. Bron: Beeldbank, SAA. Datering: onbekend (maar straat is nog 'in aanleg/bouw'). Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Daartegenover staan de verworvenheden van het huidige verenigingsleven. Het bezoek aan de synagogen is drukker dan ooit, de maandelijkse leeravonden worden massaal bijgewoond. En wat te denken van het drukke bezoek aan de jeugdsjoel en het grote aantal leerlingen dat één van de godsdienstscholen in de buurt bezoekt. Hij memoreert ook dat er vanwege de grote belangstelling voor joods bijzonder onderwijs een ‘parallelschool’ in de Christiaan de Wetstraat is geopend (een school parallel aan de Talmoed Thoraschool, ik vermoed dat het gaat om een dependance van de school uit de Tweede Boerhavestraat, F.S.). Hij geeft hierbij ook het krediet aan de joodse vereniging Betsalel die godsdienstcursussen in de avonduren heeft georganiseerd. Ook de oprichting van de Chewresjoel in het Zwaluwnest aan de Transvaalkade mag zijns inziens niet vergeten of onderschat worden.
Aäron Druijff is blij met deze ontwikkelingen omdat hij ziet dat er nu velen voor het Jodendom behouden blijven die anders mogelijkerwijze afgedwaald zouden zijn. Nogmaals, hij betreurt het dat men niet eerder is begonnen. Maar nu is het tijd om zich te verheugen in de positieve ontwikkelingen van de laatste tien jaar.

Over de Transvaalbuurt

Waarom is er geen synagoge in de Transvaalbuurt gebouwd. Dat is in feite de vraag die Aäron Druijff zichzelf stelt. Want is het niet zo dat al in 1912 duidelijk is dat er een grote bevolkingsgroep vanuit de Uilenburgerstraat en omliggende straten naar deze buurt zal komen. Een grote groep bestaande uit voornamelijk mensen met een joodse achtergrond. Het is zelfs zo, volgens Aäron Druijff althans, dat de er voor deze ‘uit het ghetto komende gezinnen’ een speciaal Bouwfonds is opgericht. Het gaat hier om de Stichting Bouwfonds Handwerkers Vriendenkring.

Foto is gemaakt in de Retiefstraat (Smitstraat) door F.Slicht. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Dit Bouwfonds zou een flink aantal huizenblokken willen bouwen in de Retiefbuurt. Voor deze gezinnen zouden ‘betere en naar de eischen des tijds’ mooiere en ruimere woningen komen.

Een eigen synagoge voor de buurt

Maar niet alleen woningen wil Het Bouwfonds neerzetten. Het Bouwfonds heeft, volgens Aäron Druijff, aan het Kerkbestuur van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge een terrein gelegen aan de Tugelaweg aangeboden, voor het bouwen van een synagoge. Om voor hem onduidelijke redenen heeft het Kerkbestuur geen gebruik gemaakt van dit voorstel. De mensen die een synagoge in de eigen buurt willen bezoeken, blijven daarom aangewezen op het hulpgebouw aan de Linnaeusparkweg. Een hulpgebouw dat eigenlijk te klein is voor het groeiend aantal joods bewoners.

Een oplossing?

Het gemis aan een joods centrum doet zich dan ook meer en meer voelen. Blijkbaar dringt dit besef ook door bij het Rabbinaat van de Hoofdsynagoge. De Opperrabbijn A.S. Onderwijzer belast daarom de rabbijn Philip Coppenhagen met de opdracht om in Amsterdam Oost een joodse buurtvereniging op te richten. Het ging niet om een eigen synagoge, maar oom een soort studiecentrum voor Thorastudies waar ook gewerkt kan worden aan een joods saamhorigheidsgevoel onder de bewoners van dit ‘ver van het stadscentrum gelegen stadsgedeelte’. Dit initiatief resulteert op 10 november 1922 in de oprichting van Nachaliël. De vereniging start met twintig leden.

Uitgave J. Sleding, Amsterdam, 1930. Bron: Beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Als de vereniging in 1922 wordt opgericht zijn er twintig leden. De commissie van voorbereiding onder leiding van de rabbijn Coppenhagen stelt de statuten op. Helaas zijn de statuten niet bewaard gebleven.
Nachaliël zet zich in voor verspreiding van kennis van het Jodendom en dan vooral ook de kennis van de traditionele joodse filosofie. Zie daarvoor het verhaal: Nachaliël. Sinds het begin in 1922 zijn er vele avondbijeenkomsten georganiseerd. Er is van alles gedaan om joodse onderwerpen aan de orde te stellen en om de verbreiding van joodse denkbeelden te dienen.

De eerste bijeenkomst

Op 18 december 1922 wordt in Café Oost-Indië aan de Middenweg een eerste buurtbijeenkomst, een propaganda bijeenkomst, georganiseerd. Op deze vergadering wordt een definitief bestuur gekozen. Eén van de eerste bestuursleden is de Moré Levie Hirschel (Moré is een joodse graad of titel, vergelijkbaar met een doctorsgraad in de theologie. Aanvulling F.S.). Hij zal altijd verbonden blijven aan de vereniging. Rabbijn Coppenhagen wordt voorlopig tot voorzitter gekozen. Een half jaar later geeft hij deze functie op, hij blijft wel als ‘geestelijk adviseur’ verbonden aan Nachaliël. Het voorzitterschap wordt vanaf dit moment vervuld door de Moré Hirschel.

Deze eerste avond wordt door Aäron Druijff beschreven als een groot succes. Niet in het minst doordat op de avond 30 nieuwe leden kunnen worden genoteerd. Tien jaar later is het ledenaantal gestegen tot 350. Wat Aäron ook met trots vervult, is de openingstoespraak (‘een gloedvolle rede’) van de Opperrabbijn A.S. Onderwijzer.

Rabbijn Onderwijzer.

Bron: NIW van 27 juli 1928. Historische kranten, KB.

Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De Moré Hirschel

In zijn historisch overzicht van de vereniging Nachaliël steekt Aäron Druijff niet onder stoelen of banken dat de vereniging veel te danken heeft aan haar voorzitter de heer Hirschel. Hij noemt hem een bekwaan en energiek bestuurder, niets was hem te veel, geen opoffering te groot. Hij kan met recht trots zijn op wat er in tien jaar is bereikt.

Wat Nachaliël heeft bereikt

In de eerste tien jaar van haar bestaan heeft Nachaliël veel tot stand gebracht. Het groeiende ledenaantal is opmerkelijk en tekenend voor de belangstelling in het joodse bewustzijn. De vereniging beperkt zich niet tot Oud-Watergraafsmeer en de Transvaalbuurt maar richt zich ook op Tuindorp-Watergraafsmeer (voorheen Betondorp).
In de loop van de eerste tien jaren worden de nodige initiatieven ontplooid. Zo wordt er in maart 1923 een damesafdeling gesticht. Voor deze afdeling worden (opvallend genoeg alleen in de wintermaanden) om de veertien dagen speciale bijeenkomsten georganiseerd waar joodse onderwerpen aan de orde worden gesteld. Na de voordracht:
“… blijven de dames, onder het gebruik van thee en toebehooren, gezellig bijeen, luisterende naar zang, spel en declamatie.” 
Deze avonden worden de eerste jaren gehouden in de vergaderzaal onder de synagoge aan de Linnaeusparkweg. Thans, in 1932, worden deze gehouden in Het Jeugdhuis aan de Polderweg.

Om tot een groot joods saamhorigheidsgevoel te komen heeft Nachaliël in Tuindorp een synagoge ingericht (met subsidie van het Kerkbestuur van de Hoofdsynagoge). Tevens is er in Tuindorp een godsdienstschool geopend waar ongeveer 40 kinderen onderwijs volgen. Het is geen dagschool. Het is mij uit de diverse artikelen niet duidelijk geworden wanneer de lessen plaatsvonden.
Nachaliël is van mening dat de jeugd een belangrijke plaats heeft in haar gedachte van saamhorigheid. Het jeugdwerk heeft altijd een belangrijke rol gespeeld. Als op een gegeven moment de kinderen uit Amsterdam-Oost vanwege plaatsgebrek worden geweerd uit de hulpsynagoge Linnaeusparkweg, ziet de vereniging een taak voor haar weggelegd. Het gaat hier niet om het grote aantal jeugdigen, maar om het feit dat de volwassenen voorrang moesten krijgen.

In 1925 start Nachaliël met bijeenkomsten voor kinderen, aanvankelijk in een lokaal onder de Synagoge. Kort nadien ziet Nachaliël in dat er voor de jeugd een eigen synagoge moeten komen.
Bron: NIW van 04 september 1925. Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

In de Simon Stevinstraat (op nummer 36) vindt men een geschikt lokaal waar zowel de middag- als de andere diensten kunnen plaatsvinden. Op 4 oktober 1925 is de eerste godsdienstoefening.
Deze synagoge is mogelijk gemaakt door een subsidie van het kerkbestuur. Niet alleen voor de religieuze benodigdheden, maar ook voor de activiteiten die men wil organiseren. Gestart met ongeveer 25 kinderen, is dit aantal in 2½ jaar meer dan verdubbeld. Daarna verhuist de jeugdsynagoge naar het Jeugdhuis Oost, op het terrein van de voormalige gasfabriek, achter de in aanbouw zijnde grote Synagoge aan de Linnaeusstraat (Polderweg).

Het lijkt een hele vooruitgang, maar de realiteit is dat men de ruimte niet geschikt acht als synagoge. Helaas ontbreekt het de vereniging aan de benodigde financiën om een beter geschikt lokaal te huren.

Naast deze op de joodse religie gerichte activiteiten, organiseert Nachaliël ook andersoortige bijeenkomsten en activiteiten voor de jeugd. Het gaat dan bijvoorbeeld om een zangkoor, een toneelclub of een reisje ‘naar buiten’. Maar, en dat moet zeker vermeld worden, altijd is er aandacht voor het geloof en de joodse traditie.
Ook is er aandacht voor de kinderen uit de arme, behoeftige gezinnen. Elk jaar wordt er een speciale Seidertafel (= Joods Pasen) voor kinderen verzorgd. Deze is bedoeld voor kinderen uit gezinnen waar geen Seider wordt gevierd of kan worden gevierd. Een deel (ongeveer 25 kinderen) wordt ondergebracht bij particulieren, het grootste deel (ongeveer 80 kinderen) neemt deel aan de door het bestuur ingerichte Seidertafel.
Eén en ander wordt gefinancierd door vrijwillige bijdragen en indien gewenst aangevuld door ‘het Paasch-Comité’.

Tegen de Zendingsdrang

In december 1932 heeft Nachaliël haar gebruikelijke jaarvergadering. Ditmaal in de Jeugdsjoel aan de Polderweg 2 (het vergaderlokaal van de synagoge Linnaeusstraat).

Bron: NIW van 23 september 1938. Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden
De eerste spreker is Levie Hirschel, de voorzitter van de vereniging.
In eerste instantie schets hij het teruglopend bezoek aan bepaalde bijeenkomsten. Zo kon een Sjowoengous nachtbijeenkomst wegens gebrek aan belangstelling niet worden gehouden.
(Sjowoengous is het Wekenfeest dat zeven weken na Pesach wordt gevierd. Een andere gebruikte naam is: Sjavoeot, ook gespeld als Sjawoe'ot of Sjawoeoth. Aanv. F.S.)
Maar ook andere bijeenkomsten, zoals de gebruikelijke leeroefeningen van de maandag- en woensdagavond lopen in bezoekersaantal terug. Het is een zorgelijke ontwikkeling, aldus Levie Hirschel.

Christelijke zending

Maar er is zorg over iets dat om meer aandacht vraagt. Het gaat namelijk om de zending in ‘deze buurt’. Met deze buurt bedoelt Levie Hirschel de Transvaalbuurt en Tuindorp-Watergraafsmeer. Wat is er namelijk aan de hand? In het gebouw Patrimonium aan de Transvaalkade 22 wordt al enige tijd een cursus houtsnijwerk georganiseerd.

Transvaalkade (voorheen Ringkade, langs de Ringvaart). Uitgave H. Greorius Jr. Amsterdam (1905). Bron: Beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Daar is niets op tegen, ware het niet dat de kinderen, waaronder een 25-tal joodse kinderen, moesten bidden en kerstliederen zingen. Een week later waren er al 40 joodse kinderen die deze cursus hebben bezocht. Het is dat Beis Jisroeil (= Joods Ons Huis) snel ingrijpt en het bestuur van Nachaliël attent maakt op deze kwestie. Bestuur en propagandacommissie hebben vele huisbezoeken afgelegd bij de ouders van deze kinderen. Met het resultaat dat er een week later nog maar 10 kinderen de cursus bezoeken. Voorzitter Hirschel hoop dat alle verenigingen die zich met het jeugdwerk (lees: joods jeugdwerk) bezig houden ‘van hogerhand krachtig gesteund zullen worden’.
Bron: NIW 16-12-1932

Een nieuwe waarschuwing

In 1932 is er al sprake geweest ‘van het gevaar van zending’. Door snel handelen weet men ‘dit gevaar’ af te wenden. Een jaar later is het bestuur van Nachaliël opnieuw van mening dat men een waarschuwend woord aan haar gemeenschap dient te richten. Wat is er namelijk aan de hand. Opnieuw tracht ‘de zending’ zieltjes te winnen onder ‘uw kinderen’. Deze keer gaat het om ‘samenkomsten’ in de Willem Beukelszstraat 41. Het gaat om bijeenkomsten voor kinderen, dat is wel duidelijk.. Het bestuur van Nachaliël maakt niet duidelijk om welke organisatie het gaat. Wel wordt er melding gemaakt van het lokmiddel. De zending bezorgt gratis wandkalenders aan huis. Het zijn niet ‘zomaar kalenders’, het gaat hier om kalenders met afbeeldingen met bijschriften uit het Oude en Nieuwe Testament.

Prentbriefkaart uit 1925. Bron: Beeldbank, SAA. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Welke actie onderneemt het bestuur? Aan iedereen wordt verzocht de kalender niet weg te gooien of te weigeren. Alle kalenders worden zoveel als maar mogelijk verzameld en teruggestuurd aan de zending.

Wat biedt Nachaliël?

Nachaliël zal Nachaliël niet zijn, als er niet op wordt gewezen dat:
”De Vereeniging Nachaliel biedt voldoende gelegenheid voor uw kinderen om in een echt Joodsche sfeer de Joodsche gebruiken en ceremoniën aan te leeren. Door uw kinderen naar de Jeugdsjoel in Oost, in het Jeugdhuis aan den Polderweg te zenden, waar zij worden voorbereid voor de taak, die zij later als volwassen Jood zullen te volbrengen hebben, zullen zij tevens in staat zijn de verlokkende stem van de zending te weerstaan. Ook de vrijdagavondbijeenkomsten voor kinderen, die eveneens in het Jeugdhuis gehouden worden, leeren de kinderen hoe de Jood zijn vrijdagavond moet doorbrengen.”
Bron: NIW 08-12-1933

Tien jaar Jeugdsjoel-Oost

Op 14 september 1935 zal een speciale viering plaatsvinden ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de eigen jeugdsjoel van Nachaliël. Deze viering vindt plaats in de grote zaal van Het Kraaiennest aan de Polderweg en is alleen toegankelijk voor die kinderen die een bewijs van toegang hebben (wordt gratis uitgereikt “a.s. Sjabbos”). De kinderen wordt een gratis lunch aangeboden.

In een artikel in het NIW van 20 september 1935 wordt uitvoerig verslag gedaan van deze speciale viering. Er wordt teruggeblikt op de eerste dagen van de jeugdsjoel, tien jaar geleden. De eerste bijeenkomsten zijn in de Simon Stevinstraat 36 en worden aanvankelijk door ongeveer 25 kinderen bijgewoond. De diensten staan de eerste acht jaar onder leiding van M. Druijff. Mogelijk gaat het hier om Meijer Druijff, de zoon van de secretaris: Aäron Druijff. In 1935 is Meijer Druijff overigens leraar te Kampen.
Na enkele jaren krijgt de ruimte in de Simon Stevinstraat een andere bestemming. Volgens de woningkaart (bij het Stadsarchief) wordt het een ‘Vergaderlokaal van de Woningbouwvereniging Watergraafsmeer’ en ‘Wijkgebouw voor Het Witte Kruis’ (afd. Watergraafsmeer).

Gelukkig krijgt men een ruimte in Het Kraaiennest. Dat is in mei 1928. Men is dan in afwachting van de voltooiing van de in aanbouw zijnde Synagoge-Linnaeusstraat. Als deze in september 1928 wordt opgeleverd, verhuisd de jeugdsjoel naar het vergaderlokaal van deze synagoge (ingang Polderweg).
Dan ontstaat er een bijzonder probleem. De aanwas van jeugdige leden is zo groot, dat dit lokaal te klein dreigt te worden. Vanaf april 1933 is men in de gelukkige omstandigheid dat een grotere ruimte gehuurd kan. Opnieuw huurt de jeugdsjoel een ruimte in Het Kraaiennest. Deze ruimte biedt plaats aan ruim 100 kinderen. Dit aantal lijkt groot, maar regelmatig zijn er 100 of meer kinderen aanwezig tijdens de jeugdsjoeldiensten.

Tijdens de feestelijke bijeenkomst is er niet alleen een lunch. Er worden geschenken overhandigd, er wordt gezongen en er worden mooie woorden gesproken. 10 Jaar jeugdsjoel, het is duidelijk dat de (helaas onbekende) schrijver/ster van een artikel in het NIW trots is op dit jubileum. Het is een mooie dag geweest!
Bron: NIW 20- 09- 1935.

Een minder jaar voor Nachaliël?

Tijdens de jaarvergadering van de vereniging Nachaliël op 30 december 1937 wordt met gemengde blik teruggekeken op haar vijftienjarige bestaan. Dit jubileum zou natuurlijk gevierd moeten worden. Helaas is dit niet mogelijk, de financiële situatie laat het niet toe. Maar dat is niet het enige. Wat misschien nog wel belangrijker is, is het teruglopend bezoek aan de verschillende sjoels in Oost. De ‘ontjoodsching’ is niet verminderd, dit ondanks de inzet van de vereniging. Zo zijn er dankzij financiële steun van een aantal leden, 2000 vlugschriften onder de bewoners van Oost verspreid (ter gelegenheid van een aantal feestdagen als: Pesach en Rosh Hashana).
Het bezoek aan de diverse bijeenkomsten is ook een reden tot zorg. Die van de maandagavond worden nog redelijk bezocht. Ook de bijeenkomsten die worden georganiseerd voor en door de damesafdeling worden nog goed bezocht.
Het ledenaantal van Nachaliël is in 1937 sterk afgenomen (tot 188 leden). Wat verder opvalt, is dat gememoreerd wordt dat de niet al te grote synagoge van Tuindorp-Watergraafsmeer nog steeds groot genoeg is voor alle bezoekers. Een opvallende manier van zeggen dat het eigenlijk niet zo goed gaat met de vereniging.

De zendingsdrang blijft een punt van zorg en aandacht! Bron: NIW van 14 januari 1938. Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Gelukkig is er ook positief nieuws te melden. De jeugdsjoel is nog steeds een groot succes en is nog steeds ‘het troetelkind van de vereniging’. Dat er met trots over de jeugdsjoel wordt gesproken, heeft ook te maken met het feit dat er grote zorg is voor de al eerder genoemde ontjoodsing. Tijdens de jaarvergadering wordt gewezen op het feit dat steeds meer bewoners van bijvoorbeeld de Transvaalbuurt hun kinderen niet naar een joodse voorbereidende school sturen, maar naar een christelijke of openbare school. Dat is een slechte zaak, kinderen leren daar namelijk liedjes en versjes die betrekking hebben op feesten ‘die niet de onze zijn’. Kortom:
” Er dient op krachtige wijze ingegrepen te worden om te voorkomen, dat 't opkomend geslacht in Amsterdam-Oost verloren gaat.*
Helaas ontbreekt het de vereniging uit de financiële middelen (dit blijkt uit het financiële verslag, er is een saldo van ƒ12.60).
De redactie van het NIW hoopt dat er naar deze noodkreet wordt geluisterd.
Bron: NIW 14-01-1938

Een jubileum voor de jeugdsjoel

In 1938 bestaat de synagoge voor jongens en meisjes 12½ jaar. Het is met andere woorden, tijd voor een feest. Misschien wel met de gedachte in het achterhoofd, dat het niet zo heel erg goed gaat met de joodse gemeente/gemeenschap in Amsterdam-Oost. Eigenlijk is alleen de jeugdsjoel nog florerend. Mogelijk is het daarom dat bij de viering in het verenigingsgebouw aan de Polderweg het voltallige bestuur van Nachaliël aanwezig is. Bekende namen als A. Druijff, de moré L. Hirschel en N.B. Manuskowski mogen hier niet onvermeld blijven. Wat er verder ook van de andere bestuursleden is te zeggen, deze drie zijn praktisch altijd aanwezig en hebben zich altijd ingezet voor Nachaliël.

Het is aan Aäron Druijff om de jeugdigen toe te spreken. Het zijn er overigens meer dan 120! Hij geeft een overzicht van de geschiedenis van de jeugdsjoel. Hij is daarvoor de aangewezen persoon. Hij is ruim elf jaar de leider geweest van het jeugdsjoelwerk. Aäron Druijff geeft aan dat hij zijn uiterste best heeft gedaan om de jeugd te laten opgroeien tot 'godsdienstige Joden en Jodinnen'.
Omdat van de aanwezige kinderen niemand de oorsprong heeft meegemaakt, vertelt hij over de wordingsgeschiedenis van de jeugdsjoel Oost. Hij giet zijn verhaal in de vorm van een sprookje. Hij begint dan ook met de beroemde woorden: "Er was eens....". Hij vertelt over de 'grote mensensjoel' aan de Linnaeusparkweg 18. De omvang van deze sjoel is niet groot. Als de onderwijzers van de godsdienstscholen in Oost hun kinderen in 1925 oproepen om aan de vooravond van het Poerimfeest naar de synagoge te gaan komen er zo veel kinderen naar de bijeenkomst dat er onvoldoende ruimte is. Uit vrees dat veel ouderen weg zouden blijven of zouden gaan, wordt besloten de kinderen die men niet kent, weg te sturen.

Dat brengt het bestuur op het idee om een eigen sjoel voor de jeugd op te richten. Het begin is wel ‘primitief’. De eerste paar bijeenkomsten (sjabbos middag) zijn in de onderruimte van de sjoel aan de Linnaeusparkweg. In augustus 1925 vindt men een ‘thuis’ in de Simon Stevinstraat 36 (met 40 zitplaatsen).

In het begin komen er gemiddeld zo'n vijftien tot twintig kinderen naar de bijeenkomsten. De diensten, want dat zijn het, worden aanvankelijk geleid door een jongen van net achttien jaar oud. Inmiddels, zo vertelt Aäron Druijff, is deze
jongeman zelf gazzan en godsdienstleraar in Kampen. Wat Aäron Druijff niet vermeldt, is dat het om zijn zoon Meijer gaat.
Tot 25 mei 1928 bleef de jeugdsjoel in de Simon Stevinstraat gevestigd. Daarna kreeg deze ruimte een andere functie. Gelukkig voor het jeugdwerk van Nachaliël was de 'grote mensen synagoge' bijna klaar. In deze grote synagoge zou ook ruimte zijn voor een jeugdsjoel. Tot de oplevering van de synagoge kreeg Nachaliël de beschikking over een ruimte in het Jeugdhuis aan de Polderweg. Enkele maanden later (in september 1928) is het dan zover. De synagoge wordt opgeleverd, de ruimte voor de jeugdsjoel kan worden gebruikt. Helaas bleek dat het lokaal dat ter beschikking was gesteld niet geschikt was voor het jeugdsjoel werk. We keerden terug naar het Jeugdhuis en daar zitten we nu nog steeds.

Eigenlijk wilde Aäron Druijff nog veel meer vertellen, maar hij laat bij een oproep. Hij hoopte namelijk dat de jeugdige aanwezigen trouw zullen blijven aan de jeugdsjoel en dat ze, als ze eenmaal groot zijn, de grote mensen synagoge regelmatig zullen blijven bezoeken. Hij sluit af met het voorlezen van een brief. Een brief van één der oudste (vroegste) bezoekers van de jeugdsjoel. Aäron wil hem graag tot voorbeeld stellen. De jongeman schreef:
"Ik ben de Jeugdsjoel zeer dankbaar voor hetgeen zij voor mij gedaan heeft, waardoor ik mijn overtuiging als Jood heb gekregen. Eén van de zoo meerdere malen tot de kinderen gesproken woorden, n.l. dat jullie, meisjes en jongens, altijd trouw de Jeugdsjoel zullen bezoeken, opdat jullie later, als groote menschen, in een groote sjoel zullen staan, is voor mij, nu ik die leeftijd bereikt heb, de tijd gekomen om de Jeugdsjoel te verlaten en ik heb een plaats gehuurd in de Linnaeusstraat Synagoge, waar ik geregeld hoop te komen."
In deze brief feliciteert hij ook ‘het kleine zusje’, de jeugdsjoel in Plan Zuid (in de Lekstraat).
Bron: NIW 04-03-1938

Het afscheid van Meijer Druijff in 1933

Bericht uit het Joodsche Weekblad van 22081941 over een cabaretmiddag. Directeur van bovenstaand instituut: Meijer Druijff. Bron: Het Joodsche Weekblad van 22 augustus 1941. Historische Kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden
Eén van de eerste religieuze voorgangers van de jeugdsjoel van Nachaliël is de nog jonge Meijer Druijff. Hij is de zoon van Aäron Druijff, lid van het bestuur en groot inspirator van de vereniging Nachaliël. Zijn moeder is Schoontje Druijff-Polak. Hij is geboren in Amsterdam op 11 mei 1908. Zijn beroep is godsdienstleraar, later wordt hij gazzan in Kampen.

 

Meijer Druijff en Mirjam Loonstein 'gaan in ondertrouw'. Bron: het NIW van 7 juli 1933.

 

 

In Kampen trouwt hij met Mirjam Loonstein. Samen krijgen zij twee kinderen: Maurits en Beatrix Wilhelmina. Beide kinderen worden in Kampen geboren. Het laatste beroep van Meijer Druijff is een heel ander soort beroep.

Huwelijk Meijer Druijff en Mirjam Loonstein. Bron: NIW van 11 augustus 1933.

Hij wordt namelijk directeur van het Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis in Den Haag. Wanneer hij deze functie krijgt, is helaas niet bekend. De enige bron is Het Joodsche Weekblad (uitgave van de Joodsche Raad Amsterdam) die op 22 augustus 1941. In een kort artikel wordt genoemd dat hij tijdens een cabaretavond als directeur het woord heeft gevoerd.

Meijer Druijff is, volgens een artikel uit het NIW van 27 januari 1933, aanvankelijk de enige gazzan, later krijgt hij assistentie. In de afscheidsrede, uitgesproken door Levie Hirschel, wordt nog verwezen naar zijn vader. Wat moet deze trots zijn geweest om zijn zoon ‘als Leraar in Israël te zien optreden’. Velen zijn gekomen om afscheid te nemen van deze voortreffelijke leraar. Daar is Levie Hirschel uitgesproken over. Speciaal meldt hij dat Meijer Druijff een groot voorbeeld is geweest voor de jeugdigen die hij heeft mogen leiden en begeleiden.
Dat hij wordt gewaardeerd, blijkt uit de grote opkomst voor dit afscheid. De gazzan De Jong van de Linnaeusstraat synagoge is aanwezig. De rabbijn Coppenhagen laat melden dat hij helaas is verhinderd.
Als blijk van waardering ontvangt Meijer ‘fraai tallies’ (huidige spelling: Talliet). De spreker hoopt dat hij dit kleed vaak zal gebruiken en zal terugdenken aan Nachaliël.
Tot slot spreekt Meijer zelf. Hij dankt zijn ouders en anderen. Hij geeft aan veel geleerd te hebben bij Nachaliël: ”…wat hem het waarnemen van de functie, waartoe hij geroepen is, gemakkelijker zal maken”.
Bron: NIW 27-01-1933.

De blik ‘naar buiten’?

Titel van de toespraak van Philip Gompers. Bron: NIW van 04 maart 1938, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden
In alle verhalen over de vereniging Nachaliël lijkt het wel of de vereniging naar binnen is gekeerd. Het lijkt wel alsof men geen aandacht heeft voor de buitenwereld en dat de vereniging zich vooral als religieus wil presenteren. Eigenlijk is alleen in het paragraaf(je): “Oprichting van een Joodsche Sociëteit” sprake van aandacht voor de bredere politiek. Het is dan pas 1932!

In 1938 is er genoeg reden om te kijken naar wat er in de wereld aan het veranderen is. Een goed voorbeeld is het artikel in het NIW van 4 maart 1938. In dit artikel wordt ingegaan op de zorgelijke situatie van de Duitse Joden. Het artikel is geschreven door Philip Gompers en draagt als titel: “Aan de Joodsche jeugd in Nederland”.
Hij verwijst in de aanhef naar de feestelijkheden rond het jubileum van twee jeugdsjoelen in Amsterdam (Oost en Zuid). Wat heeft de jeugd het in deze twee stadsdelen dan goed, in vergelijking met haar joodse leeftijdsgenoten in het Derde Rijk. Zij worden daar gezien als paria’s en ze zijn praktisch vogelvrij verklaard. Zij moeten zelfs al apart naar school. Wat doet dit met hun weerbaarheid, wat met hun geestesgesteldheid? Zij zien familieleden en buren die vertrekken naar het buitenland om maar niet in de handen te vallen van het Naziregime en om maar niet terecht te komen in concentratiekampen.

Vergeleken daarbij heeft de Nederlandse jeugd een vorstelijk bestaan. Philip Gompers doet daarom de oproep om het in 1933 opgerichte “Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen” meer steun te geven. De vluchtelingenstroom vanuit Duitsland naar Nederland is niet afgezwakt zoals men in 1933 hoopte. Er is daarom nog steeds geld nodig, ook van de jeugd!
Vandaar de volgende oproep:
”Spaart het geld uit op kleine geneugten, op cigaretten, reepen, bioscoop of voetbalwedstrijden. Gaat in laatstgenoemde voorstellingen nog wat goedkooper zitten. Bedenk, het gaat vaak om de toekomst van kinderen, in jelui leeftijd. Wij Joden zijn in de wereld nu eenmaal op elkaar aangewezen. Steunen wij elkaar niet, wie zal ons dan steunen? Zeg niet, ik ben maar een kind. ledere bijdrage, hoe klein ook, is welkom. Stuurt liever heden dan morgen uw gift. Er wordt op gewacht!!”
Bron: NIW van 04-03-1938.

Naar een nieuw Joods leven?

Aan het eind van de jaren dertig groeit langzaam het bewustzijn dat het Amsterdamse Jodendom aan ‘het afkalven’ is. Zo neemt het bezoek aan de synagogen af en bezoeken steeds meer kinderen de openbare scholen. Ook bij de vereniging Nachaliël bemerkt men deze tendens.

Bron: NIW 11-11-1938, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Een grote bijeenkomst in september 1938 kan niet verhullen dat het moeilijke tijden zijn. Dat blijkt in eerste instantie niet als je kijkt naar het grote aantal bezoekers. Oorspronkelijk gepland voor Het Kraaiennest, wijkt men in verband met de grote toeloop uit naar de grote synagoge aan de Linnaeusstraat.

Uit de diverse toespraken klinkt bezorgdheid door. Niet alleen over het feit dat joodse winkeliers hun winkels ophouden op Yom Kippoer, maar ook ‘de dreigende ondergang van vijftien miljoen Joden’ wordt genoemd. Spreker van deze woorden is de Moré J. H. Dünner (of Dinner). Hij is zeer onder de indruk van het grote aantal mannen en vrouwen die ‘vandaag’ de sjoel bezoeken. Bezoekers die anders nooit of zeer zelden het gebouw van de synagoge bezoeken.
Bron: Het Joodsche Weekblad van 02-01-1942 (Historische kranten, KB). Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Deze J.H. Dünner of Dinner wordt in dit artikel rabbijn van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge genoemd.

Ook de Moré Levie Hirschel spreekt de aanwezigen toe. 
”Hij spoorde in zijn rede de aanwezigen aan, hun kinderen als goede Joden op te voeden en ze, door het bezoeken der scholen en de Jeugdsjoel tot waardige dragers van het Jodendom te doen opgroeien. Ook in de Synagoge oogstten zoowel sprekers als koor veel succes. Met trots kan dan ook het Vereenigde Comité op deze welgeslaagde avond terugzien, waar het in dit stadsgedeelte nimmer mogelijk was geweest ruim 700 menschen bij een vergadering te krijgen, die met zooveel aandacht en voldoening zaten te luisteren naar hetgeen hun geboden werd.
Moge deze bijeenkomst het begin inluiden tot een meer intens Joodsch leven in Amsterdam-Oost.” 
Bron: NIW van 23-09-1938.
De bijeenkomst is gezien het grote aantal bezoekers een groot succes. Maar hoe zal het verder gaan? Wat zal de toekomst hen brengen?

Het Joodsche Comité Oost

Om het afnemende joodse bewustzijn onder de joodse bevolking ‘te keren’, besluit men tot samenwerking. Deze samenwerking is tot stand gekomen in mei 1935. Het gaat hier om het ‘Joodsche Comité Oost’.

Bron: NIW 10-02-1939, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Over het waarom en het doel het volgende citaat:
”In Amsterdam-Oost met zijn talrijke Joodsche bevolking heerscht een betreurenswaardig gebrek aan kennis van het Jodendom. Reeds verschillende malen trachtte men in dezen toestand verbetering te brengen, doch zonder veel succes. Kort geleden heeft zich nu een comité gevormd, dat wil probeeren de belangstelling voor de Joodsche zaak te wekken. Het stelt zich voor zijn doel te bereiken door het houden van lezingen, cursussen, in het bijzonder voor de rijpere jeugd, vraag- en debatavonden. De leden van het comité trachten verder door huisbezoek met de bewoners van Amsterdam- Oost in contact te komen en de idealen van het Jodendom te verbreiden. Het is zeker te wenschen, dat velen aan de stem van het comité gehoor zullen geven. Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door den secretaris van het Joodsch-Comité-Oost, J. Soetendorp, Sarphatistraat 130, telef. 54872.”
Bron: NIW van 20-05-1938.

Het is ook één van de weinige keren dat er zelfs een artikel over dit onderwerp te vinden is ‘buiten het NIW’. Bron: Algemeen Handelsblad van 10-01-1939.

Bron: Algemeen Handelsblad van 10 januari 1939, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

In mei 1939 wordt ook de Indische Buurt bij dit samenwerkingsverband betrokken. In gebouw Archipel is het Comité te gast bij de joodse buurtvereniging Rechouwous. Eén van de sprekers is de heer E. Duizend (mogelijk gaat het om Eliazer Duizend, woonachtig in de Andreas Bonnstraat 23 I). Hij spreekt over de Jodenvervolging en de indruk die dit op de joodse bevolking moet maken. Er wordt, in het artikel in het NIW, overigens niet gezegd dat het om Duitsland gaat!
Wat is volgens hem de remedie?
”De eenige oplossing is de terugkeer tot het Jodendom. ….. Het is niet de bedoeling, zoo vervolgde spr., om gezellige avondjes te organiseeren, doch om, door het houden van geregelde bijeenkomsten, de Joodsche bewoners der Indische buurt tot het Jodendom te brengen.” Daarnaast dankt hij Rechouwous dat hij de stem van het Jodendom ook in dit geïsoleerde gedeelte van Amsterdam-Oost heeft mogen laten horen.
Bron: NIW van 02-06-1939.

Nachaliël in de BIO

Joodsch Comité Oost. Bron: NIW van 30-12-1938

Bron: NIW van 13 januari 1939, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

De bioscoop BIO als plaats voor samenzijn. Voor vele jongeren uit de buurt (Amsterdam-Oost) mogelijk niets bijzonders. Maar voor een vereniging als Nachaliël een hele stap. Mogelijk is men tot deze keuze gekomen omdat men een film wilde draaien over het leven en werken van de Joden in Palestina.

Maar eerst een tweetal toespraken. De eerste toespraak is van de voorzitter van het Comité Oost, de heer E. Duizend. Hij bedankt de vereniging Nachaliël voor haar medewerking. Daarna volgt een toespraak door J. Soetendorp, secretaris van het Comité-Oost. Hij wijst op het verleden, ook toen waren er al vervolgingen. Ook toen waren er al mensen die waren ‘afgedwaald’ van het Jodendom. Dat ze desondanks op hun joodse verleden werden aangesproken, was voor hen een ‘bittere ontgoocheling’. Juist daarom is het zaak om de rijen te sluiten, want:
De waarde van saamhoorigheid mag niet onderschat worden. Het is vooral daarop, dat spr. wil wijzen. In Amsterdam-Oost woont ongeveer een kwart van de Amsterdamsche Joodsche bevolking, waarvan de meesten weinig belangstelling voor Joodsche zaken toonen. De godsdienstscholen worden slechts matig bezocht, het sjoelbezoek laat veel te wenschen over, van saamhoorigheid is bijna geen sprake. Het is daarom, dat deze bijeenkomst is belegd.””
Bron: NIW van 13 01 1939.

Het zijn misschien opwekkende woorden, maar zeker niet opgewekt. Na deze toespraak volgt de Palestina film. Mevrouw S. Vorst-Oudkerk geeft daarna een toelichting en sluit zich aan bij de woorden van J. Soetendorp. Zij wijst erop dat er cursussen komen. Voor iedere Joodse bewoner uit Amsterdam Oost, van welke joodse politieke richting dan ook. Het gaat niet om het bijbrengen van orthodoxe standpunten, maar om kennis van het Jodendom.
Het is inderdaad niet bij deze bijeenkomst gebleven. Er zouden er meer volgen. Het doel, meer saamhorigheid, is misschien deels bereikt. Maar wat heeft het uiteindelijk opgeleverd?

Het einde van de samenwerking

Het Rabbinaat 19 november 1935.

Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Na het ontstaan van het Joodsche Comité Amsterdam-Oost zijn er regelmatig bijeenkomsten waarover met veel enthousiasme wordt geschreven in het NIW. De bijeenkomsten worden aanvankelijk goed bezocht, maar ook hier is sprake van een (beperkte) terugloop. De bijeenkomsten hebben allen een sterk joods religieus karakter (bijvoorbeeld met uitleg over religieuze gebruiken, joodse feestdagen en joodse wetten). Er worden ook films vertoond zoals in de bioscoop aan de Middenweg, de BIO. Films met het thema Palestina bijvoorbeeld. Behalve het versterken van de onderlinge band is er veel aandacht voor de vervolging van de joden in het buurland Duitsland. Er is grote zorg, maar verder dan een oproep tot meer joodse saamhorigheid komt men eigenlijk niet. Ja, misschien dat men vertrouwen moet hebben in de allerhoogste.

Bron: NIW van 20 september 1940, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


De laatste grote bijeenkomst (of oproep daarvoor) is op 29 september 1940. De bijeenkomst zal plaatsvinden in de Linnaeusstraat synagoge. In ieder geval is de toenmalige Opperrabbijn aanwezig (L.H. Sarlouis), hij zal ook spreken. Ook de voorganger van de synagoge, de Eerwaarde Heer Salomon de Jong verleent zijn medewerking. Hij zal worden begeleid door een koor onder leiding van de heer Giacomo Aletrino (eigenlijk: Jacques Aletrino).
Chazan de Jong. Bron: fotoarchief NIW, via het JHM. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden


Het artikel besluit met:
 ” Gezien de noodzakelijkheid van saamhoorigheid in dezen tijd, lijkt ons een woord van opwekking overbodig. leder Joodsche bewoner van “Oost" zal gaarne van de geboden gelegenheid tot contact van geestelijke versterking gebruik maken. Mogen de verwachtingen van de Ver. Comités dan ook zeer overtroffen worden. Kaarten zijn op schriftelijke aanvraag te verkrijgen. Hiertoe behoeft men slechts te vermelden: Naam, voornaam (voluit) en adres. De aanvragen kunnen worden gedeponeerd in de brievenbus op de volgende adressen:
J. Soetendorp, Retiefstraat 15-1.
H. Bronkhorst, Ben Viljoenstraat 4-6.
H. Lierens, Krugerstraat 35 I. (Verzoeke niet te bellen).
Ook bij het secretariaat A. Druijff, Pythagorasstraat 97 I.
Joden van Amsterdam-O. kent uw plicht!”
Bron: NIW 20-09-1940
Bron: NIW van 20 september 1940, Historische kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden

Naar het ‘einde’

Na de laatste grote bijeenkomst op 29 september 1940 is er weinig meer te vermelden (niet in het NIW althans). “Het Joodsche Weekblad” van 2 oktober 1940 neemt het over met een verslag van deze bijeenkomst. Volgens de historische krantensite zou gaan om: “Het Joodsche Weekblad, een uitgave van de Joodse Raad van Amsterdam”. Dat klopt niet, het gaat hier om een weekblad dat wordt uitgegeven door Jacques de Leon (Kastanjeplein 13).

Het ‘echte’ Joodsche Weekblad verschijnt pas vanaf april 1941! Overigens is dit ‘probleem’, na mijn melding verholpen! Zelfs dusdanig dat ik de krant van Jacques de Leon niet meer kan terugvinden.

Het Joodsche Weekblad, uitgave van de Joodsche Raad van 6 juni 1941, Historische Kranten, KB. Door: Frits Slicht
Alle rechten voorbehouden
Het verslag is overigens zeer uitvoerig en is religieus van karakter. Aan het eind van dit zeer lange verslag blijkt dat de toeloop enorm is. Ruim 350 mensen zijn er bij de bijeenkomst die wordt besproken. De Heer E. Duizend die het slotwoord spreekt, geeft aan dat er een tweede bijenkomst wordt gehouden waar nog eens 350 mensen bijeen zullen komen. Verder geeft hij aan dat de bezoekers na het verlaten van de synagoge gratis kaarten krijgen voor de diensten van Rosj Hashana en Yom Kippoer. Want zo zegt hij: ”Juist thans komt het er meer dan ooit op aan, dat ieder, ook zij die niet betalen kunnen, de diensten in Gods Huis kunnen bijwonen.”

Vanaf oktober 1940 zijn er nog weinig vermeldingen die betrekking hebben op Nachaliël. Een enkel kort bericht verwijzend naar een bijeenkomst in de jeugdsjoel en naar een bepaalde dienst in de Linnaeusstraat synagoge.
Het enige dat nog echt vermeldenswaard is, is de melding op 6 juni 1941 in Het Joodsche Weekblad (deze wel de uitgave van de Joodsche Raad van Amsterdam). Het gaat om een druk bezochte bijeenkomst in de Synagoge Linnaeusstraat, mogelijk de allerlaatste bijeenkomst die door Nachaliël is georganiseerd.

Het allerlaatste bericht dateert van 27 juni 1941. Het gaat om het overlijden van het voormalig hoofd van de Talmoed Touraschool (Thoraschool), de heer G. G. Kleerkooper. Hij blijkt een regelmatig bezoeker te zijn geweest van de bijeenkomsten van Nachaliël. Moré Levie Hirschel spreekt namens de vereniging Nachaliël en wijst op de bijzondere verdiensten van de heer Kleerkoper. Zo heeft hij nog op hoge leeftijd de leiding genomen over een ‘leerclubje’.
Daarna treedt de stilte in ……………… !

Alle rechten voorbehouden

Media bestand