Verhaal

Arie laat Generaal Snijders hartelijk lachen

Een verhaal van Richtje Keulen over de ontmoeting van Arie en Generaal Snijders, op het Louise de Colignyplein 20 te Den Haag

Door: Tranquillus

De moeder van Richtje was wasvrouw van Generaal C.J. Snijders, tijdens WO I opperbevelhebber der Nederlandse Land- en Zeemacht. Haar kinderen brachten het wasgoed samen met Arie naar zijn huis. Moeder kreeg de afgedragen kleren van de Generaal en gaf die aan haar arme nicht, die er haar man Nelis mee kleedde. Nelis werd daarom door zijn buurtgenoten ‘de generaal’ genoemd. Tijdens een bezoek aan het huis van Generaal Snijders klimt Arie in een boom en scheurt zijn broek.

De Generaal

Ome Nelis ging als een deftige heer gekleed. Werd door iedereen de Generaal genoemd. Maar nu de oorzaak. Opoe had mensen waar ze voor waste. Die wasjes zaten in een nette mand en Lena en ik gingen het halen en brengen. Om de beurt droegen we de mand, want de hoepel moest mee. Nu had Opoe een deftige heer, die was Generaal geweest. Hij was rustend, in 14/18 heeft hij een belangrijke rol gespeeld, want hij was de opperbevelhebber van land- en luchtmacht.
Je weet Ome Nelis moesten wij de oude kleren van de Generaal brengen, tot de lakschoenen toe. Dat goed was nooit versleten. Hij had een kast vol prachtige gebreide dassen. Ook Opa zei een keer, Nelis, je kan zo De Witte instappen. Een vriendelijk gezicht, altijd opgewekt, ondanks de steun, kerk, armenraad enz.
De eerste keer dat hij die kleren kreeg ging ik met Opoe mee. Misschien was ik 8 of 9 jaar. Zijn vrouw was de koning te rijk. Hij had zijn maat. Je weet, Opoe hield niet van alle kaarten op tafel te leggen, en zei, Leida wees verstandig, zeg het niemand, gaat ze niet aan.
Maar toen Ome Nelis de eerste keer met de mooie kleren de deur uitstapte werd hij aangekeken. Een man ging voor hem staan, deed zijn vingers net als een bril maken:
Nelis ben jij het of ben je het niet?
Iedereen keek om. Hij moet zich de eerste dagen niet prettig gevoeld hebben. Tot brutaalweg een vrouw vroeg,
zeg Leida, speel je loterij? Waar blijf jij?
Toen heeft ze het geheim verklapt. Opoe was boos er om, want getuige was ik dat ze het vertelde. Toen werd hij algauw de 2e Generaal.

Lena en ik gingen eens per week naar dat deftige huis [op het Louise de Colignyplein]. Je weet, de jodenmensen Fresco, die Arie waren we dikke vrienden mee. En hem hadden we nodig er bij, om de hoepel, tot wij terug kwamen, te beschermen.
Ons werd steeds weer hetzelfde gezegd.
"Netjes en beleefd".
Een prachtige vestibule. Lollig woord vonden wij het. Dan deed een dame open, niet zijn vrouw. Hij had er geen. Was wel getrouwd geweest. Die dame was de huishoudster. Er was een hulp voor het werk, een oude oppasser van de Generaal, zorgde voor zilverpoetsen, messen moesten toen geslepen worden met zand. En als nu, zal ik maar zeggen juffrouw Blommers vrij was, liep hij met een gestreept jasje door het huis. Jacob was zijn naam.
Leentje stopte de wollen sokken van de Generaal, vijf cent per paar, mocht ze houden. Ik heb altijd problemen met naald en garen gehad. Nooit mochten door mij de sokken aangeraakt worden. Ik wilde ook wel eens vijf cent verdienen.
Juffrouw Blommers was nooit getrouwd geweest. Zij kwam uit Slikkerveer. Op onze tenen mochten we over de dikke lopers naar de keuken komen. Daar kregen we een glas melk en een paar koekjes. Nu zijn we eens naar de kolonie geweest en in die tijd ging Opoe zelf, en je weet hoe ze gezellig kwebbelen kon. Daar moet juffrouw Blommers wel gezelligheid aan gehad hebben want ze had niet veel familie en Opoe zei al rap,
kom maar eens gezellig bij ons.
Toen wij na zes weken terug kwamen uit de kolonie vonden we het zo vreselijk geweldig, dat de juffrouw van de generaal bij ons op visite kwam. Zoals ik zei, het was een hele dame.
Na de vriendschap die gesloten was, werden wij verwend tot en met. De melk veranderde in limonade en de twee koekjes werden zakjes koek. Arie werd er ook beter van. Die was altijd van de partij. Nu werden wij veel vrijer met die dame. Ze kwam bij ons over de vloer en op een keer zei ik,
ons vriendje staat te wachten,
en warempel, met zijn drieen mochten wij steeds binnen.
Nu lag er achter het huis een grote tuin met appel- en perebomen, en nog meer lekkers. Arie was heel mager, had pikzwart haar en was vreselijk lenig. Het was erg warm en de juffrouw moest even naar boven om wasgoed te halen.
Van de generaal hadden we steeds maar een schim gezien. We werden meteen in de keuken geloodst.
Maar terug naar dat wasgoed.
Arie had inmiddels de bomen in de gaten en vloog de tuin in toen we alleen waren. En als een aap zat hij hoog in de appelboom. Maar nu eruit.
Daar kwam tante Marie, want dat zeiden we al tegen juffrouw Blommers, omdat de banden met Opoe zo stevig waren.
Waar is jullie vriendje?
vroeg ze,
die stond hier zopas toch nog?
Wij dorsten niet in de tuin te kijken want Arie had moeilijkheden met het eruit komen. Handenwringend liep ze naar hem toe, want intussen hadden we toch richting tuin gekeken. Arie zat als een kat in het nauw.
Nu kwamen er voetstappen.
Dat zal de oppasser zijn, die helpt wel.
Maar het was de generaal die wij voor het eerst zagen. Hij kwam ook naar ons toe. Arie zat nog in de boom. De generaal barstte van het lachen. Een hele opluchting voor juffrouw Blommers. Dat angstige gezicht moet Arie later ook gezet hebben. Daarover straks meer.
Nu zagen wij wat een vriendelijke man het was. Grijs pak, prachtige snor, en wat een schik. Ik had in lang niet zo gelachen. Tante Marie vertelde dat wij van het wasgoed waren. Nu kwam Arie met een halve broek uit de boom. De andere helft hing aan de takken. Arie schreeuwde als een speenvarken dat hij niet naar huis durfde. Van tante Marie moest hij in de badkamer,
intussen naai ik je broek.
Want er zwaaide wat voor Arie. Hij woonde boven ons en we hoorden hem vaak Au schreeuwen.
Maar nu kwam de grote surprise. De generaal gaf f 2,50 toen hij alles gehoord had. Daar kon mevrouw Fresco wel drie broeken voor kopen.
Nu kom ik even terug op het angstige gezicht in de appelboom. Want met de Duitse bezetting, je weet het, was een jodenfamilie geen cent waard. Ook de Fresco's zijn van hier weg gevoerd en allen naar Bergen Belsen gebracht. Nu ik schrijf zie ik zijn bleke snuit. Wat een fijne buren uit onze kindertijd. Er zijn zoveel daar omgekomen. En wat een klein gedenksteentje voor die duizenden. De foto van het gedenksteentje hebben we.

(Noot: Waarom Richtje dacht dat de familie Fresco in Bergen Belsen werd omgebracht is niet duidelijk. Ze zal het na de oorlog van iemand gehoord hebben. In die tijd was het moeilijk iets dergelijks te verifiëren. Een foto van het Bergen Belse monument voor Joods-Nederlandse slachtoffers heeft vele jaren op haar schoorsteenmantel gestaan, ter nagedachtenis aan Arie. Een paar dagen voor haar dood in 1982 schrijft ze in haar dagboek dat Arie haar enige echte jeugdvriendje is geweest. Het verhaal speelt zich af ca. 1926. De Generaal is ongeveer 74 jaar. Richtje is dan ca. 9, haar zuster Lena en Arie zijn ca. 12. De Fresco’s woonden in die tijd boven het gezin in de Van der Duynstraat nummer 11, een soort hofjescomplex. Richtje schreef dit verhaal rond 1973.)

Alle rechten voorbehouden