Verhaal

Plantage Muidergracht 1,

'Zonder Geluk Presteert de Beste Niets'

Ondernemerschap hand in hand met verzetswerk
aan de Plantage Muidergracht

Als kind woonde ik op de Plantage Muidergracht 1, ik heb hier de oorlog van dichtbij meegemaakt, er is veel gebeurd. Ik zou zo graag nog eens binnenkijken. Het verzoek van Kitty Kohnhorst-Witjas zet me op het spoor van dit huizenverhaal. Eén mailtje naar de huidige eigenaar Riemer Reinsma en het is geregeld. Reinsma, bewoner sinds 1975, wil graag meer over zijn huis te weten komen. Reinsma woont er nu bijna even lang als de vorige bewoonster, Elisabeth Witjas-Flentge (1909-1999), die in 1938 met haar man David Witjas (1905-1944) en dochter Kitty het huis aan de Plantage Muidergracht betrekt.Tot haar achtste jaar heeft Kitty al op veel verschillende adressen in Amsterdam gewoond als ze opnieuw verhuist. Dit keer gaat ze niet naar een etage in een straat, maar naar een pand van drie verdiepingen aan een parkje. ‘Op de dag van de verhuizing werd ik door mijn tantes naar ons nieuwe huis gebracht. Ik was diep onder de indruk van het statige huis met de in mijn kinderogen grote voordeur .’Samen met de buurhuizen, gebouwd in laat 19e-eeuwse stukadoorsstijl met brede witte steen, en het tegenovergelegen van Overloopplantsoen staat het pand op een van de mooist bewaard gebleven plekjes van de Plantage.

De eerste bewoners

De eerste bewoners van dit karakteristieke huis passen in het beeld dat we van de Plantage uit die periode hebben: gegoede burgers, zelfstandige ondernemers, die hun brood verdienen met de handel, als bankier of arts. Eerste bewonersWillem Frederik Bon (1843- 1917) staat als eerste bewoner genoteerd, vanaf 1887. Hij is koopman en handelaar in olie, wordt in 1891 weduwnaar en hertrouwt twee jaar later, op zijn 52e met de 23-jarige Johanna van Drunen. De 20e eeuw begint met Arnold (Ahron) Levij (1871 - ?), koopman in geëmailleerde artikelen, vijf jaar later gevolgd door Mattheus van Oosterzee (1872-?), advocaat en later directeur van de Amsterdamse Credietbank. Marius Zürcher, winkelier met een zaak in modeartikelen in de Utrechtsestraat, woont er tot 1915.

De familie Einhorn, bankiers uit Polen

Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1915, komen twee jongemannen Einhorn en Bielefeld uit Bochnia, Polen in Amsterdam aan, bij inschrijving in de gemeente beiden Chaim (leven in het Hebreeuws) geheten. Hun namen veranderen zij na aankomst in Heinrich en Charles. De Einhorns zijn Poolsjoodse bankiers, op zoek zijn een nieuw vaderland. Heinrich (Bochnia, 1892 - ?) is vooruit gestuurd om de mogelijkheden in Amsterdam te bekijken. Drie maanden later komen zijn vader Simon en jongste broer Borech, die zich hier Bolo noemt, op de Muidergracht aan. Aan de Keizersgracht 701 vestigen zij hun Export en Import Bank Einhorn en zonen. In Wenen wachten Simons vrouw Rosa Reich en middelste zoon Juda (Julius) met vrouw Paulina Rubin het eind van de Eerste Wereldoorlog af. Vanzelfsprekend probeert de familie onderling contact te houden. Wordt hun privécorrespondentie voor zaken aangezien? Of gaat het niet alleen over familieaangelegenheden? Hoe het ook zij, Simon komt met zijn huisadres op de Engelse zwarte lijst te staan van firma’s die zaken doen met de vijand, getuige de publicatie in de NRC van 26 mei 1917.

Na afloop van de oorlog voegt de rest van de familie Einhorn zich ook op de Muidergracht 1. Vanaf 1922 vertrekt de een na de ander naar de Lairessestraat 99. Na het overlijden van Simon in 1933 zetten weduwe en zonen de zaak voort. Naast bankier is de ongetrouwde Bolo (Oswiecim/Auschwitz, 1896 – Mauthausen,1945) ook fervent bridger, hij behoort tot de top bij landelijke en internationale wedstrijden. Uit krantenverslagen komt Bolo naar voren als een briljant maar ook overmoedig speler die veel risico’s neemt . ‘Zonder Geluk Presteert de Beste Niets. De Hollanders hebben zich dapper geweerd, ze speelden afwisselend subliem en slecht’, aldus een bericht over de Europese kampioenschappen uit 1938.Julius (Chrzanow 1893 – Mauthausen, 1945) gaat in de jaren 30 met zijn gezin in Bentveld wonen, tot ze in de oorlog gedwongen weer naar Amsterdam moeten verhuizen en ze bij de familie in de Lairessestraat intrekken. Dit is hun laatste adres voordat de familie wordt gedeporteerd. Heinrich zou met zijn nichtje Lily als enigen van dit gezin de oorlog overleven. Ook Chaim/Charles Bielefeld (Bochnia, 1890 – Canada, 1953) overleeft de oorlog.

Het artsengezin Bloch

Na de Einhorns betrekt de arts Andries Bloch, die zich Blok noemt, met zijn gezin de woning annex praktijkruimte voor enkele jaren. Dankzij de recente vondst van brieven en foto’s die de familie achter het behang van hun latere huis in de Sarphatistraat had verstopt zijn we meer te weten gekomen over dit gezin dat de oorlog niet heeft overleefd. Zie de website van het Digitaal Joods Monument.

Vakbondsactiviteiten

In de crisisjaren 30 was het pand in gebruik bij de Amsterdamse afdeling van de Centrale Ambtenarenbond. Vanaf de Muidergracht worden diverse stakingen georganiseerd, o.a. tegen de plannen van de regering Ruys om de lonen en steun te verlagen.

Familie Witjas

Kitty komt met haar ouders in 1938. In alle ruimten wordt gewoond. ‘In de eerste jaren sliepen mijn ouders en ik op 3 hoog, ik had een klein kamertje met een dakkapel. Daarna heb ik in alle kamers van het huis geslapen, want mijn moeder was dol op verbouwingen.’ Eén- en tweehoog worden verhuurd, beneden is de keuken en woonkamer. Kitty’s moeder kookt voor alle huisgenoten op een groot fornuis. Hoe chique ook, het huis krijgt pas na 1938 voor het eerst een douche.Kitty’s vader David Witjas (1905-1944) is socialist in hart en nieren, haar moeder Elisabeth Witjas-Flentge heeft hem altijd gesteund al is ze geen socialiste. Witjas werkt voor de oorlog samen met Salomon ‘Monne’ de Miranda (1875-1942) en Maurits Dekker (1896-1962) voor een stichting die de sociale en economische belangen van joden behartigt. Bij het uitbreken van de oorlog probeert het gezin om via IJmuiden naar Engeland te komen. Met de taxi komen ze tot Haarlemmerpoort, dan op vrachtwagen tot vlak voor IJmuiden. Daar is het al geen doorkomen meer aan. Nog dezelfde avond zijn ze weer thuis. ‘Vader heeft toen een week in ons huis ondergedoken gezeten. Pas onlangs kwam ik te weten dat mijn vader leiding gaf aan de SAW, Socialistische Arbeids Weer, een gewapende verzetsgroep.

De schuilkamer tijdens de oorlog

‘Tijdens razzia’s zat mijn vader in een schuilkamer die hij op de bovenste verdieping had gemaakt. In die tijd woonde Christiaan Westhoff bij ons, een dokter die niet-joodse patiënten van joodse artsen overnam. Westhoff bleek zwaar in het verzet te zitten, op een ochtend bracht hij een Engelse piloot mee. Diezelfde middag werd er aangebeld, er stonden twee SD-ers op de stoep. Ik werd de kamer uitgestuurd, naar boven, naar mijn vader. Nog nooit heb ik iemand zo wit zien worden. Het hele huis werd doorzocht, mijn moeder ging voor de schuilkamer staan, gooide de kamerdeur ernaast open met de woorden ‘kijk maar, hier is niemand’. Vader moest zich nog melden op de Euterpestraat en kwam diezelfde dag weer thuis. Die keer wel. Later is hij verraden en naar de Hollandsche Schouwburg gestuurd. Daar ben ik hem nog een paar keer gaan opzoeken. Later werd hij doorgestuurd naar Vught. Vader is in mei 1944 in Monowitz omgekomen, dat hoorden we pas een jaar na zijn overlijden. De schuilkamer heeft mijn moeder meteen na vaders vertrek afgebroken.Tijdens de Hongerwinter, heb ik voornamelijk in de rij gestaan bij de bakker. De gesprekken gingen alleen maar over wat we zouden eten na de oorlog. Voor je aan de beurt was, was alles op en dan holden we naar de volgende.

Na de oorlog

Na de oorlog stond ik weer eens in de rij bij de bakker. Ik weet nog dat ik hoorde praten over wat er met de joden gebeurd was, ‘de manier waarop was wel vervelend maar het is toch wel opgeruimd’. Toen ben ik de rij uitgelopen, en een meisje liep mee de rij uit, omdat ze zag dat ik overstuur was. Verder merkte ik niet zoveel van antisemitisme. De oorlog was voorbij, je wilde alleen maar leuke dingen doen, de bewustwording is pas veel later gekomen.

Gebruikte bronnen:
H. Dominicus, Mauthausen, een Gedenkboek, Amsterdam, 1999
KB Historische kranten
Stadsarchief Amsterdam

Tekst en foto Denise Citroen
gepubliceerd in Plantage Bulletin, september 2011

Alle rechten voorbehouden