Verhaal

Afscheidsbrief uit Westerbork

Het laatste schrijven van Netty Lopes Cardozo (1917-1942)

Door: Peter Buijs

Het Joods Historisch Museum is onlangs in het bezit gekomen van de afscheidsbrief die Jeanette (Netty) Lopes Cardozo op 26 juli 1942 aan haar vriendin en collega Ada Veerhoff-Schuijlenburg schreef. Deze aandoenlijke brief geeft een indringend beeld van haar verblijf in respectievelijk de Hollandsche Schouwburg en Westerbork

Jeannette Lopes Cardozo werd op 25 augustus 1917 in Amsterdam geboren als dochter van Michel Lopes Cardozo (1882-1942) en Saartje Sondervan (1881-1942). Het gezin woonde in de Tilanusstraat 68 II in Amsterdam. Vader Cardozo was werkzaam als diamantbewerker en Jeanette werkte als kantoorbediende bij uitgeverij De Arbeiderspers. Hier leerde zij Ada Schuijlenburg kennen met wie zij samen de boekhouding van de advertenties deed.

Netty kon in 1942 onderduiken bij de ouders van Ada in de Duvenvoordestraat 36 in Haarlem. Maar door onvoorzichtigheid van de ouders van Netty, die hun enige dochter regelmatig telegrammen stuurden en haar kwamen opzoeken op het onderduikadres, werd dat te gevaarlijk. Ze heeft zich vervolgens zelf bij de Hollandsche Schouwburg gemeld. Haar vriendin Ada, die in 2011 nog in leven is, heeft haar zelf nog weggebracht. Netty dacht dat ze haar ouders verder met rust zouden laten als zij zich zou melden. Uiteraard was dat niet het geval.

Vanuit Westerbork stuurde zij een lange brief aan Ada. In deze ongecensureerde brief doet Netty Lopes Cardozo verslag van haar verblijf in Hollandsche Schouwburg en haar transport naar en volgend verblijf in Westerbork. De brief is interessant genoeg om hieronder in zijn geheel weer te geven.

Lieve Aa en Fred Westerbork 26. 7. ’42 9-u
Voordat ik doorreis naar Duitsland, wil ik het een en ander vertellen van al mijn belevenissen Aa nadat je me hebt gebracht, ben ik op de uitkijk gegaan naar bekenden, ik was n.l. de eerste in de zaal. Na een uur kwam die getrouwde collega van mij met z’n vrouw en ben ik tot nog toe steeds bij ze. Ik kan je onmogelijk vertellen wat voor een hel het was in de Holl. Schouwburg. Er waren meer dan duizend mensen en hebben we tot vrijdagnachthalf twee daar gezeten in de schouwburg zonder wassen en zonder te slapen in een gewone schouwburg stoel. Dus kun je begrijpen hoe kreupel we waren. Het was natuurlijk ontzettend druk en we waren helemaal niet in de buitenlucht. Er waren veel mensen met hele kleine kinderen, dat was niet om aan te zien. Ik heb er ook nog verschillende bekenden gesproken. Ik heb echter ontzettend veel pech gehad , daar heb ik natuurlijk niets van naar huis geschreven. Mijn grote rugzak zijn de banden van gesprongen, toen ik hem terugontving om weg te gaan, is hij daar gemaakt. We gingen ’s nacht uit de schouwburg met al onze bagage in de donker zijn mijn banden weer kapot gegaan, hebben ze me natuurlijk wel geholpen, maar iedereen was zwaar belast en moesten we zo in de tram naar het station. Ik heb nog meer pech gehad. Donderdag nacht ben ik van moeheid in slaap gevallen en toen ik na een paar uur wakker werd, was mijn bril gebroken, ik heb het recept bij mij en heb het toen via de Joodse Raad naar mijn opticien laten brengen en is hij dezelfde dag weer gemaakt, maar ik had ontzettend veel moeite hem op tijd terug te krijgen, daar er voor alle mensen pakjes kwamen en steeds de namen werden afgeroepen. Door tussenkomst van een buurman die orde-dienst heeft, heb ik mijn oudelui een kaart gezonden en bracht hij brief mee terug met nog lekkers en zijn mijn oudelui ’s avonds om 7.15 u naar de schouwburg geweest en heb ik ze nog over het avond gesproken, wat fijn he.
De Schouwburg was geheel afgezet door de politie en mochten ze toch door. Mijn nichtjes deden ook orde dienst en was het gezellig, dat ik ze nog kon spreken.//
In de donkere nacht stonden meer dan duizend mensen voor het station in rij met onmenselijke bagage bij je, waarmee we het perron op moesten en zo snel mogelijk de trein in. Gelukkig kan ik dat allemaal goed na vertellen. ’s Nachts in de trein heb ik ook nog een beetje geslapen en waren we om half zeven aan. Aa, denk er aan al die nare dingen, die ik je schrijf heb ik natuurlijk niets van naar huis geschreven, dat is niet nodig en men vergeet die dingen al wel weer gauw als je weer met anderen aan het praten bent. Het ergste vond ik, dat we hier van de trein naar het kamp een uur moesten lopen met mijn rugzak op, ik had het geen 5 min. langer uitgehouden, dat snap je, we liepen onder toezicht van de Groene. Hier aangekomen zijn mijn distributiebescheiden en persoonsbewijs afgenomen, dus nu ben ik niemand. We mogen niet uit het kamp en mochten gisterenavond een half uur rond het kamp lopen rondom gaas, gewoon een gevangene. Tot overmaat van ramp moet mijn rugzak hier gemaakt worden, want de banden waren weg en ligt de hele boel uitgepakt onder mijn bed. Aa, kun je begrijpen, wat dat voor mij betekent. Vanavond krijg ik hem pas weer terug en moeten vannacht om 4 uur op om door te reizen. Gisteren kregen we een stuk brood met een klontje maar dat heb ik weggeven voor de jongens hier in de kampen, want ik heb nog genoeg bij me, eigenlijk veel te veel. Ik was gisteren ook nog bij de dokter om te zeggen, dat ik last heb van steken aan mijn hart, maar hij zei, dat ik goed gezond ben. Al het personeel hier bestaat uit Duitse Joden en doe ik al niets anders dan Duits praten. Gisteren bij den dokter, hadden de mensen die Duits praten voorkeur en vroeg de dokter mij of ik in Duitsland gewoond had omdat ik het zo goed sprak. Warm eten heb ik in een paar dagen niet gegeten, gistermiddag hadden we een paar aardappelen in de schil gekookt met een paar tomaten, doch daar ik sliep hebben ze mij niet wakker geroepen, we doen n.l. alles op de slaapzaal, ergens anders mogen we niet komen.// Er is hier ook contrôle de hele dag door Holl. maréchaussée’s, maar die zijn erg vriendelijk. Vannacht ben ik weer voor het eerst uit de kleren geweest en heb ik van 10 tot 7 uur geslapen onder mijn dekens. Ik wilde ze eerst maar niet uitpakken omdat het zo’n werk is, maar heb me toen maar bedacht. De mannen zijn nu van de vrouwen gescheiden, maar mogen waarschijnlijk wel weer samen reizen. Wat is het fijn dat we hier een dag zijn om wat bij te komen. Mijn schouders doen nog zo’n pijn van de banden van mijn rugzak. Er zijn er maar weinig mensen bij, waarmee je je kunt bemoeien. In de Schouwburg zeiden we tegen elkaar, het lijkt wel of de onderwereld is losgebroken, het schijnt toch wel, dat de meest gegoeden een andere baan heb gekregen, maar gelukkig ben ik met 3 getrouwde stellen en een meisje die van mijn genre zijn, anders was het vreselijk geweest. Ik weet niet of mijn brief in een down – stemming is geschreven. Dat is niet de bedoeling, ondanks alle pech die ik ondervonden heb, heb ik nog goede moed. Dat zijn tenslotte maar aardse dingen en zullen ze mij wel mee helpen. Ik heb natuurlijk niets van aan mijn ouders geschreven, die hebben het al beroerd genoeg. Ik schei er nu mee uit, want ik moet nog naar huis schrijven en heb nog het een en ander te doen. Ik weet niet of ik je nog eens kan schrijven vanuit Duitsland, ik hoop het maar. Ga als de gelegenheid zich biedt mijn ouders opzoeken en spreek ze maar moed in, want dat heb ik ook. Lieve Aa, geef je familie en overigen mijn hartelijke groeten en nogmaals bedankt voor de geweldige hulp en bijstand, die je mij hebt gegeven en waaraan ik steeds met genoegen aan terugdenk. Ik eindig nu, hopelijk tot spoedig ziens, in gedachte omhelsd door je vriendin Netty.
Wat is het koud, bij jullie ook. Daag!

Op 30 september 1942 werd Jeannette in Auschwitz vermoord.

Alle rechten voorbehouden

Media bestand