Verhaal

Een wanhoopsdaad

Door: Frits Slicht

Nederland is in oorlog nadat het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland is binnengevallen. Voor veel mensen bracht dit onzekerheid en angst met zich mee. Voor veel mensen betekende dit een grote aanslag op hun persoonlijke leven.
Zo ook op het leven van Raphael Manheim en Johanna Manheim-Citroen.

Op 15 mei 1940 komt de heer Simon Manheim naar Amsterdam. Hij wil zijn jongere broer bezoeken die woonachtig is in de Jodenbreestraat 49 huis. Op dit adres zou volgens de woningkaart een drogist zitten (Wat zijn woningkaarten? Zie: http://stadsarchief.amsterdam.nl/ - woningkaarten, handleiding ).

Simon Manheim is zelf afkomstig uit Den Helder (geboren 14 juli 1893). Als hij rond een uur of negen bij de winkel annex woning komt, krijgt hij geen gehoor. Hij vermoedt dat zijn broer zich van het leven heeft beroofd. Waarom hij dit vermoeden heeft blijkt niet uit het meldingsrapport. Hij gaat, na enige vergeefse pogingen om gehoor te krijgen bij zijn broer, naar het wijkbureau van politie aan het Jonas Daniël Meijerplein. Volgens het rapport meldt hij zich daar om ongeveer 09.45 uur.

Het bureau stuurt twee rechercheurs met de heer Simon Manheim naar de woning van zijn broer in de Jodenbreestraat. De rechercheurs Schultze en Zwam begeven zich naar het genoemde perceel. Daar werd de deur door een opgeroepen smid geopend.

In de woning bevinden zich: Raphael Manheim, geboren op 2 mei 1892 te Den Helder, van beroep apotheker en zijn vrouw Johanna Citroen, geboren op 4 augustus 1911. Zij hebben getracht zich van het leven te beroven door het innemen van vergif. Het gif dat zij ‘onder andere’ ingenomen zouden hebben is het middel “Veramon”. Naast dit middel zou er ook gas zijn gebruikt. (Het middel Veramon bevat een bestanddeel, propyphenazone, dat een onderdeel is van het tegenwoordig bekende paracetamol. Aanvulling F.Slicht).

De zelfmoordpoging is niet geslaagd, de broer heeft op tijd de politie kunnen waarschuwen. Raphael en zijn vrouw, zo melden de rechercheurs, ‘verkeerden in nerveuzen toestand’. Zij worden met een auto van de G.G. en G.D., op last van de geconsulteerde dokter Voskuyl, naar het ziekenhuis vervoerd. Via het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis gaat het echtpaar Manheim naar het Wilhelmina Gasthuis.
Het meldingsrapport besluit met: “De deur van genoemd perceel is door S.Manheim gesloten.”

Bron: Archieven van de wijkbureaus van de gemeente politie Amsterdam, inventarisnummer 5225-6067 (periode 24 april 1940 – 13 oktober 1940), stadsarchief Amsterdam.