Verhaal

Grote en kleine voetbalhelden

Door: Daniël Metz

De geuzennaam ‘Jodenclub’ zal Ajax eerder aan de supporters te danken hebben dan aan de spelers. Volgens de kronieken van de ruim honderdjarige club hebben slechts vier Joodse spelers het eerste elftal gehaald.[1] De eerste die dat lukte was Edward (Eddy) Hamel.

Eddy was geboren in New York op 21 oktober 1902 en kwam op jonge leeftijd naar Nederland. Zijn voetbalcarrière begon bij de Amsterdamse Football Club (AFC). De speelvelden van AFC lagen in die tijd naast die van Ajax. Als pesterij trapten de AFC-spelers wel eens een bal hard tegen de kleedkamers van Ajax, waardoor de zich verkledende spelers erg schrokken. Volgens een anekdote was Eddy Hamel bij één zo’n actie niet snel genoeg met het ophalen van de bal. Als vergelding kreeg hij een flink pak rammel van de tegenpartij. Dat was zijn eerste kennismaking met de club waarvoor hij tussen 1922 en 1930 125 wedstrijden in de eerste competitie zou spelen.
De overlevering geeft een beeld van een geliefde en uiterst behendige speler. Zijn supporters gaven hem liefkozend de bijnaam ‘Belhamel’. Toen hij in 1930 niet geselecteerd werd voor het nationale elftal stopte Eddy als beroepsvoetballer. Hij bleef wel als veteraan bij Ajax. Inmiddels was hij getrouwd met Johanna Wijnberg (Amsterdam 25-11-1905). Op 19 april 1938 werd hij vader van de tweeling Paul en Robert.
Met de bezetting van Nederland werd ook het lidmaatschap van sportclubs voor Joden beperkt. In 1941 werden alle Joodse leden van Ajax geroyeerd. Ook Eddy Hamel werd eerloos door zijn club ontslagen.

Een jaar later, in oktober 1942, moest hij zich met zijn gezin melden in Westerbork. Zij kwamen terecht in de zogenaamde ‘Engelse Barak’. Hier zaten Britse en Amerikaanse staatsburgers die voor uitwisseling in aanmerking kwamen. Maar ook die status bleek geen bescherming te bieden. Leon Greenman, die in dezelfde barak zat, heeft de laatste maanden met Eddy opgetrokken. Hun beide gezinnen zijn in januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, waar de vrouwen en kinderen gelijk de dood zijn ingejaagd. De beide mannen zijn te werk gesteld. Na enkele maanden van ontbering kreeg Eddy last van een abces. Hij werd voor verzorging naar het ziekenhuis gestuurd, waarna niets meer van hem is vernomen. Na de oorlog heeft Leon Greenman het tragische einde van de voormalige publiekslieveling wereldkundig gemaakt.[2]

Nederland heeft een heel aantal clubs gekend die als specifiek Joods bestempeld kunnen worden. In 1940 waren er alleen in Amsterdam al vijf, vooral verdeeld naar sociale klasse.[3] Jacob de Paauw (Amsterdam 1-9-1897) was één van de oprichters van de club Eendracht Doet Winnen, die later zou fuseren met Hortus. Hij was tot 1931 voorzitter en werd daarna benoemd tot erevoorzitter. Van de club Hortus-Eendracht Doet Winnen (HEDW) hebben 63 leden op het Monument een biografie gekregen.[4]
In Groningen was de Joodse club Hakoah actief. Voor het tienjarig bestaan van de club werd in 1939 een Nationaal Joods Voetbal Tournooi georganiseerd waar negen teams aan deelnamen: Hakoah (2 teams), De Ooievaars (Den Haag, 2 teams), Maccabi (Amsterdam), Achdoeth (Leeuwarden), en gelegenheidsteams uit Enschede, Hengelo, en Assen. De Haagse Ooievaars wonnen zowel in Klasse A als Klasse B.

Naast uitgesproken Joodse clubs waren er ook algemene amateurvereniging waar Joodse leden enthousiast een balletje hebben getrapt. Van verschillende verenigingen zijn gegevens opgenomen op het Monument. Zo zijn van de Winschoter Voetbal Vereniging (WVV) Lidmaatschapskaarten bewaard gebleven. De kaarten zijn voorzien van een portretfoto. Benjamin van Thijn (Meppel 11-11-1905) was lid en tevens hoofdredacteur van het clubblad “De WVV’er”. Andere leden van de club waren het erelid David Mannes Keizer (Winschoten 10-7-1879) en de scheidsrechter Heiman de Levie (Oude Pekela 10-2-1902). Verder dient de supporter Izaak Frank (Winschoten 10-1-1864) genoemd te worden, waarvan iedereen wist dat hij de wedstrijden bijwoonde tegen betaling van een kinderkaartje.
Een andere voetbalclub waarvan gegevens zijn opgenomen in het Monument is Achilles uit Assen, waar onder andere de broers Jacob (Assen 6-3-1919) en Heiman Magnus (Assen 10-10-1921) speelden. Hun namen, en die van zes andere clubleden, staan op een monument bij het sportcomplex aan de Marsdijk.
Een voetbalicoon van een heel andere orde was Hartog (Han) Hollander (Deventer 5-10-1886). Vanaf 1902 speelde hij in zijn geboorteplaats bij de club Go Ahead. Zijn passie voor sport leidde ertoe dat hij sportverslaggever werd; eerst voor 'Het Sportblad' en later als vervangend chef van de sportredactie van ‘De Telegraaf’. In 1928 werd Han Hollander radioverslaggever voor de AVRO. Zijn snelle en enthousiaste voetbalcommentaar werd legendarisch. In het Olympisch Stadion in Amsterdam is een plaquette voor hem geplaatst.[5]
Hoewel uit de bovenstaande impressie duidelijk wordt dat Joden actief hebben deelgenomen aan alle facetten van de voetbalsport zijn de gegevens hierover nog onvolledig gedocumenteerd. De grote en kleine voetbalhelden van de vooroorlogse competitie verdienen allemaal een waardig eerbetoon.[6]

Noten
1. Naast Eddy Hamel waren dat Johnny Roeg, Bennie Muller en Daniël de Ridder. Mendel Witzenhausen heeft slechts een enkele wedstrijd in de eerste van Ajax gespeeld. In de meeste publicaties wordt ook Sjaak Swart niet in het rijtje genoemd omdat hij alleen een Joodse vader heeft.
2. Zie: www.ajax-usa.com/history/kuper/the-warm-back-of-eddy-hamel.html
3. In zijn doctoraalscriptie noemt Evert de Vos vijf overwegend Joodse voetbalclubs in Amsterdam: Hortus-Eendracht Doet Winnen, Be Quick Pollux Combinatie, Overwinning door Eenheid, Allen Eén Doel en Wilhelmina Vooruit.
4. Bij de sportvelden aan de Radioweg in Amsterdam staat een monument ter nagedachtenis aan de omgekomen spelers van de clubs HEDW en Wilhelmina Vooruit. Volgend jaar bestaan beide clubs 100 jaar. Een jubileumboek is in voorbereiding.
5. Han Hollander heeft in 1936 verslag gedaan van de omstreden Olympische Spelen in Berlijn, waarvoor hij een door Hitler ondertekende oorkonde ontving. Dit heeft hem naast lof voor zijn professionele prestatie ook veel kritiek opgeleverd.
6. In de grote hal van het KNVB-sportcentrum in Zeist is in 1949 een monument opgericht met 2212 namen van omgekomen bondsleden.

Bronnen
S. Kuper, “Ajax, de joden, Nederland”, in: Hard gras, nummer 22, maart 2000
D. Mulder en H. van der Veen, De jeudse jongens van WVV (Winschoten 2006)
H. de Hartog en I. Maarsen, Jubileumboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijfentwintig jarig bestaan van de Haagsche voetbal-vereeniging ‘De Ooievaars’, 1911-1936 (Den Haag 1936)
S. Smit, De bal bleef rollen. Ajax binnen voetballend Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog (doctoraalscriptie 1997)
E. de Vos, ‘Verliest den moed toch niet’. Joodse voetbalclubs in Amsterdam 1908-1948 (doctoraalscriptie 2000)
G. Heslma, Het joodse voetbal in Groningen 1920/1941 (doctoraalscriptie 1998)


Dit artikel van D.M. Metz is eerder verschenen in: Misjpoge. Tijdschrift voor Joodse genealogie, jaargang 20 (2007) nr. 4

Alle rechten voorbehouden

Media bestand