Verhaal

Het gezin van Esther Halberstadt en Nathan Blits

Het Philips-Kommando in kamp Vught en Reichenbach

Door: Walter

In 1941 moest Esther Halberstadt nog haar zus Branca begraven, die ook de inval van de nazi’s moest meemaken. Net zoals haar zus, was ook Esther weduwe toen de oorlog uitbrak. Ze trouwde eind 1897 op twintigjarige leeftijd met koopman Nathan Blits en nog geen drie maanden later werd hun zoontje Louis geboren. Er zouden nog acht kinderen volgen in een tijdsbestek van twintig jaar, twee zonen en zes dochters. Alleen de in 1902 geboren Mozes redde het niet en stierf toen hij ruim anderhalf jaar oud was. Nathan overleed in 1935 en was nog getuige van de huwelijken van Louis en zijn dochters Catharina, Betje en Sara. Hij werd bij leven grootvader van negen kleinkinderen en dit zouden er in totaal vijftien worden en in de oorlog werd een achterkleinzoon geboren. Het was een grote familie, slechts één dochter zou de oorlog overleven, samen met haar man en een dochter en nog een andere kleindochter. In totaal vonden negenentwintig familieleden de dood. Esther was met haar zeventig jaar de oudste, haar achterkleinzoon Herman was met twee maanden de jongste.

Louis Blits was pakhuisknecht toen hij in 1925 met Salina Presser trouwde. Later werd hij expeditie chauffeur. Ze kregen drie kinderen: Barend, Esther en Nathan. Lederwerker Barend kreeg op zijn zestiende verjaardag als eerste in het gezin een oproep voor de ‘Arbeitseinsazt’ en ging met een van de eerste transporten naar Auschwitz. Hij kreeg kampnummer 50434 op zijn linker onderarm getatoeëerd en is al binnen vier weken, op 16 augustus 1942, overleden. De rest van het gezin werd op 16 maart 1943 in Westerbork ingeschreven en exact een week later naar Sobibor gedeporteerd.

Vijf jaar voordat Louis trouwde, was zijn twintigjarige zus Catharina Blits hem al voorgegaan door te trouwen met meubelmaker Hijman Waas. Vier maanden later werd Lion geboren, het eerste kleinkind van Esther en Nathan. Er zouden nog een zusje en twee broertjes volgen. Lion, die ook meubelmaker werd, trouwde op 1 april 1942 met Annie Grishaver en ze wisten te voorkomen dat ze in juli 1942 op transport moesten. Op 26 maart 1943 werd hun zoontje Herman geboren. De ouders van Lion maakte dit al niet meer mee. Catharina en Hijman werden samen met hun twee jongste zonen in januari 1943 naar Auschwitz vervoerd en vonden daar gelijk na aankomst de dood. Esther Halberstadt miste de geboorte van haar achterkleinzoon ook, zij werd een week voor zijn geboorte in Sobibor vergast.

Esther, de enige dochter in het gezin, zat op dat moment al een paar maanden in Westerbork. Zij werd in de nacht van 8 op 9 april 1943 overgebracht naar kamp Vught, waar ze als naaister in het Philips-Kommando werd geplaatst. Lion Waas, werd op 7 mei 1943 gearresteerd en is samen met zijn vrouw en Annie Grishaver en baby Herman naar Westerbork gebracht. Herman moest nog twee maanden worden, toen hij met zijn beide ouders op transport naar Sobibor is gezet.  Daar werd Lion geselecteerd om te werken en in 1943 stuurde hij nog een bericht naar huis, dat op 8 november bij de Joodse Raad binnenkwam. Na de oorlog kreeg hij 30 november 1943 als datum van overlijden. Hij zal, met tienduizenden andere lotgenoten, in ‘Aktion Erntefest’ zijn vermoord, een vergeldingsactie van Himmler, naar aanleiding van de opstanden in Treblinka en Sobibor.

Het voltallige Philips-Kommando ging begin juni 1944 rechtstreeks van Vught naar Auschwitz op transport. Na aankomst werden de ‘Facharbeiter von Philips' naar Reichenbach overgebracht en weer ingezet in de Duitse oorlogsindustrie. Daar moesten ze in een fabriek van Telefunken condensatoren voor vliegtuigen maken. Vijfenzeventig procent van de Joden van het Philips-Kommando keerde terug en Esther werd via Zweden naar Nederland gerepatrieerd. Ze keerde na de oorlog terug naar Zweden, trouwde en werd vierenzeventig jaar

Betje Blits trouwde in 1926 met marinier Mozes Hamme, zoon van Simon Hamme en Rachel de Blaauw. Mozes was oorspronkelijk als slager opgeleid. In 1922 tekende hij in het kader van zijn militaire dienstplicht voor zes jaar bij de Zeemacht, waar hij in 1928 eervol werd ontslagen. Daarna werd Mozes bij Koninklijk Besluit bij de Koninklijke Marine Reserve aangesteld. Samen met Betje beproefde hij nog een klein jaar zijn geluk in België, waar hij in Deurne als ‘beenhouwersgast’ aan het werk ging. Betje en Mozes kregen pas kinderen nadat ze in januari 1930 weer uit België terugkwamen. In 1931 werd Nathan geboren, in 1933 Rachel en in 1935 Esther. Zijn archiefkaart vermeldt nog dat hij tijdschriften bezorgde en volgens zijn kaart van de Joodse Raad was hij bode. Waarschijnlijk waren dat zijn werkzaamheden in de oorlog. Toen de nazi’s in Nederland Joodse werkkampen in het leven riepen, werd ook Mozes opgeroepen. In juli 1942 werd hij goedgekeurd en in het plaatsje Oude Willem in kamp Diever A geplaatst. In de nacht van 2 op 3 oktober werd hij in de grote landelijke razzia naar Westerbork gebracht en daar herenigd met zijn gezin. Twee dagen later al gingen ze op transport naar Auschwitz, waar Mozes wel werd geselecteerd werd om dwangarbeid te verrichten. Hij heeft het nog bijna een jaar volgehouden.

Samuël Blits trouwde in juli 1938 met Betsy de Vos en in hetzelfde jaar werd hun zoontje Nico geboren, een naam die veelal als synoniem voor Nathan werd gebruikt. Samuël was kleermaker en zal uit hoofde van zijn vak een tijd een ‘Sperre’ hebben gehad. Begin maart 1943 werd het kleine gezin naar Sobibor gedeporteerd en gelijk na aankomst vergast. Samuëls zus Sara Blits trouwde met kleermaker Jacob Barend en zij kregen voor de oorlog zoon Abraham Jacob en dochter Elsje. Het gezin dook eind 1942 of begin 1943 onder en wist het bijna voltallig te overleven. Jacob en Sara konden in Zaandam terecht bij Aris en Gré Stadt. Bij een inval door acht agenten, als onderdeel van een grote zoekactie in de buurt, was het inspecteur Jansen die de familie Barends op zolder aantrof en hen er niet bijlapte. Na de oorlog kreeg Jansen tweeëneenhalf jaar cel wegens collaboratie, ondanks of wellicht dankzij een ontlastende verklaring van de familie Stadt. Dochter Elsje Barend werd in Friesland ondergebracht en overleefde het. Het kostte Jacob en Sara de nodige moeite om haar na de oorlog weer terug te krijgen. Zoon Abraham Jacob werd 'rücksichtslos' verraden en is op 20 juni 1943 in strafbarak 68 van Westerbork geplaatst. Goed een week later werd hij naar Sobibor gedeporteerd, waar hij op negenjarige leeftijd is vergast. In 1950 kregen Sara en Jacob nog een zoon.

In 1936 trouwde Henriëtte Blits met broodbakker Philip Witteboon en het duurde tot januari 1941 voordat er, met de geboorte van hun zoon Nathan, gezinsuitbreiding kwam. De eerste oproep voor de ‘Arbeitseinsatz’ van juli 1942 wist het gezin nog te pareren. Begin oktober werd het gezin in Westerbork geïnterneerd. Philip werd vanuit het Joodse werkkamp Mantinge overgebracht en daar met zijn gezin herenigd. Ze wisten voor de tweede keer een deportatie af te wenden en werden op 20 februari naar Vught overgebracht en zijn daar ongetwijfeld aan het werk gezet. Toen begin juni 1943 nagenoeg alle kinderen uit kamp Vught werden verwijderd, werd het gezin niet opgesplitst, zoals meestal het geval was. Henriëtte, Philip en de kleine Nathan werden met elkaar op 8 juni 1943 met het grote kindertransport, vanuit Westerbork, naar Sobibor afgevoerd.

Begin juli 1942 werden Gretha Blits, haar man Salomon Cohen, handelaar van beroep, en hun bijna vierjarige dochtertje Mina naar Auschwitz gedeporteerd. Salomon werd op het de ‘Alte Judenrampe’ geselecteerd om te werken. Daar waar velen van de eerste transporten de collectieve overlijdensdatum van 30 september 1942 kregen, is van Salomon vastgesteld, dat hij op19 september 1942 is overleden aan een zwak hart. De registraties in het dodenboek van Auschwitz uit deze periode duiden er meestal op dat de betrokkenen actief om het leven zijn gebracht, veelal met een fenol-injectie die rechtstreeks in het hart werd gezet.

De jongste dochter uit het gezin van Esther Halberstadt en Nathan Blits was Marianna Blits. Zij trouwde op 9 april 1941 met Jacob Gobitz, die van oorsprong boekdrukker was. Hij vervulde in 1938 en 1939 zijn militaire dienstplicht en werd een half jaar voor de inval van de nazi’s voorgoed vrijgesteld. Zijn expertise als boekdrukker was bij uitstek geschikt voor verzetsactiviteiten, alleen is daarover niets bekend. Wel is duidelijk dat Marianna en Jacob onderdoken en werden opgepakt. Op 26 augustus 1943 werden ze allebei in strafbarak 67 geplaatst en vijf dagen later zijn ze samen naar Sobibor gedeporteerd.

Naar Levie Fetje Halberstadt en Betje Swart

Alle rechten voorbehouden