Verhaal

Het gezin van Juda Halberstadt en Roosje Breemer

De medische experimenten van Carl Clauberg in barak 10

Door: Walter

Juda Halberstadt werkte als bosjesmaker in de sigarenindustrie, toen hij in 1888 vanwege broederdienst voor de militaire dienst werd vrijgesteld. Daarna werd hij tot diamantslijper opgeleid en was hij werkzaam als groenteventer. In 1896 trouwde hij met Judith Appelboom, dochter van Levie Appelboom en Machtel de Beer. Twee jaar later kwam hun eerste kindje doodgeboren en naamloos ter wereld. Een jaar later werd Levie geboren en in 1904 kwam hun zoontje Mozes ter wereld. Bij deze bevalling liep het helemaal mis; Judith overleed binnen een maand in het kraambed en ook Mozes redde het niet en overleed toen hij nog geen drie maanden oud was. Juda hertrouwde in 1905 met Roosje Breemer en met haar kreeg hij nog drie kinderen: Nathan (Nico), Betje en Salomon (Sam). In 1917 overleed zijn zoon uit het eerste huwelijk in Apeldoorn, waar hij sinds 1910 in het Apeldoornsche Bosch was opgenomen. Uit een verslag komt onder andere naar voren dat hij achterlijk, onzindelijk en vernielzuchtig was, met vuur speelde en zijn broertjes sloeg. Juda overleed in 1925 en het gezin draaide financieel rond, omdat de kinderen inmiddels volop aan het werk waren.

Nico Halberstadt werd kleermaker, trouwde in 1933 met Jeannette Elsas en een jaar later werd dochter Rosa geboren. Weer een jaar later trouwde Sam Halberstadt, die ook kleermaker werd, met Marianne van West en het zou vier jaar duren voordat hun zoon Juda Abraham (Appie) werd geboren. Ook Betje Halberstadt zou trouwen, aan het begin van de oorlog, met expeditie bediende Philip van der Veen. Op 15 juni 1941 stierf Roosje in Amsterdam, vlak nadat de tweede grote razzia in Amsterdam achter de rug was.

Het zou tot 1943 duren voordat de rest van de familie werd gedeporteerd. Begin maart 1943 werden Sam en Marianne gearresteerd en naar Vught gebracht. Zonder hun zoontje Appie, want die hadden ze al in handen van het verzet gegeven en hij zou de oorlog, hoofdzakelijk op één adres in Brunssum in Limburg, overleven. Een maand na Sam en Marianne, werden Betje en Philip naar Westerbork gebracht en zij gingen binnen een week door naar Sobibor. In mei was het de beurt aan Nico, Jeanette en hun dochter Rosa, die in Vught voor even met Sam en Marianne werden herenigd. Het was van korte duur, want zij gingen op 7 juni met het gezin mee met het kindertransport van Vught naar Westerbork. Ze hoefden de volgende dag niet mee naar Sobibor, maar wisten nog drie maanden in Westerbork te blijven. Op welke grond is niet duidelijk, waarschijnlijk waren er contacten met medewerkers van de Joodse Raad en is een verzoek ingediend om deportatie te voorkomen. Ze eindigden in Auschwitz, waar Nico het nog tot een paar maanden na zijn selectie heeft volgehouden. Hij kreeg 31 maart 1944 als datum van overlijden.

Sam en Marianne bleven een paar maanden werken in een naaiatelier in Vught, gescheiden van elkaar. Het zou tot september duren, voordat ook zij naar Westerbork werden gebracht. Nico was slechts drie dagen eerder met zijn gezin gedeporteerd en Sam en Marianne gingen precies een week later. In Auschwitz werden ze geselecteerd, waarbij Marianne in barak 10 medische experimenten moest ondergaan onder leiding van Carl Clauberg, die zo mogelijk nog wreder was dan Joseph Mengele. Sam werd naar Monowitz gebracht en wellicht heeft hij daar ook zijn broer Nico teruggezien. In totaal werd Sam in korte tijd vijf keer opgenomen in het ziekenhuis van Monowitz. De laatste keer dat hij werd ontslagen, was op 16 maart 1944, waarna hij naar de gaskamer in Birkenau is gebracht. Toen de Russen Auschwitz naderden werd Clauberg met zijn team en zijn ‘patiënten’ op 18 januari 1945 naar Ravensbrück geëvacueerd, waar hij zijn experimenten voortzette. Vanuit dit kamp ging Marianne op dodenmars en werd ze op 18 april 1945 vlakbij Leipzig bevrijd, waarna ze op 11 juni 1945 werd opgenomen in het Portugees-Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam.

Marianne werd herenigd met Appie, nadat haar zus hem op een lijst zag staan. Begin 1946 bestond nog even het beeld dat ook Sam de oorlog had overleefd. Er was echter sprake van een persoonsverwisseling, een pijnlijke vergissing. Marianne zou nooit meer de oude worden, ondanks dat ze hertrouwde en de nodige behandelingen onderging. In 1960 maakte ze een einde aan haar leven, haar zoon Ab had net de volwassen leeftijd bereikt.

Naar Levie Fetje Halberstadt en Betje Swart

Alle rechten voorbehouden