Verhaal

Het gezin van Elias Halberstadt en Elisabeth Elsas

Naar de 'Mauerschule' in Auschwitz

Door: Walter

In 1890 werd Elias Halberstadt afgekeurd voor de militaire dienst, vanwege problemen met zijn ogen. Het weerhield hem er niet van om het vak van sigarenmaker te beoefenen. Twee jaar later trouwde hij met Elisabeth Elsas en drieënhalve maand later werd hun zoon Levie geboren. Hij werd nog geen tien maanden oud en hetzelfde lot onderging Eva, het eerste dochtertje, dat nog geen zes maanden werd. Daarna volgde Salomon, die zou trouwen en een groot jongensgezin zou krijgen. Zijn zusje Sara werd slechts vier maanden, waarna Duifje in het gezin kwam die het wel redde. Zij zou trouwen en een gezin krijgen. In 1898 werd Mozes geboren en na hem volgde nog een doodgeboren kindje en wederom een Levie die net drie maanden is geworden. Kortom, Elias en Elisabeth hadden het zwaar te verduren en tot overmaat van ramp overleed hun zoontje Mozes in 1911 op dertienjarige leeftijd. Hij zal net bar mitswa zijn geworden.

Een klein gezin met twee kinderen bleef over en in 1917 trouwde Duifje Halberstadt met Bernard Scheffer en nog hetzelfde jaar trouwde Salomon Halberstadt met Sara snijders. Duifje en Bernard kregen twee zonen en een dochter en Salomon en Sara kregen zes zonen en twee dochters. Toen de nazi’s binnenvielen waren er nog geen huwelijken, alleen Elisabeth Scheffer zou in de oorlog trouwen met Salomon Nikkelsburg. Elias en Elisabeth maakten de geboortes van al hun kleinkinderen nog mee; Elias overleed in 1933, het jaar dat Hitler als rijkskanselier was benoemd en Elisabeth overleed in februari 1940, drie maanden voor de inval van de nazi’s. De achterblijvende familie was zestien personen groot, inclusief de nieuwbakken schoonzoon, en helemaal niemand zou de Shoah overleven.

In het gezin van Salomon werden eerst vier zonen geboren, die allemaal praktisch waren opgeleid. Elias was Timmerman, Emanuel Arian was metselaar en Johann Ferdinand en Barend Willem waren allebei schilder. Iedereen woonde nog thuis in de Ben Viljoenstraat op nummer 19. Bij het op gang komen van de deportaties werd Barend als eerste opgeroepen en hij ging zelfs mee met het allereerste transport naar Auschwitz. Ruim een week later werd hij gevolgd door Elias en Emanuel. Emanuel was kort daarvoor vanuit het Joodse werkkamp Geesbrug naar Westerbork overgebracht. Waarschijnlijk zijn ook Barend en Elias in een Joods werkkamp in Nederland geweest, alleen ontbreekt hiervan de documentatie. Alle drie werden ze in Auschwitz geselecteerd dwangarbeid te verrichten. Elias en Barend kregen na de oorlog 30 september 1942 als uiterste datum van overlijden.

Van Emanuel is de nodige Auschwitz-documentatie bewaard gebleven, zijn naam komt op vier documenten voor. Hij kreeg kampnummer 52618 en werd als metselaar ingezet in zijn vakgebied en in de ‘Mauerschule’ geplaatst. Op 3 oktober 1942 werd hij in het ziekenhuis van het Auschwitz ‘Stamlager’ opgenomen. Hij overleed daar op 8 oktober, waarna van hem een overlijdensakte werd opmaakt, met tyfus als doodsoorzaak. Zijn broer Johann Ferdinand belandde pas in maart 1943 in Westerbork en ging op transport naar Sobibor. Aangezien hij niet in een strafbarak werd opgenomen, ligt het niet voor de hand dat hij was ondergedoken en is een ‘Sperre’ waarschijnlijker.

De oudste dochter Rosina werd op 16 januari in Vught geïnterneerd toen het kamp werd geopend. Als machinestikster werd ze ingezet in een van de naaiateliers. Oorspronkelijk werd ook zij in jullie 1942 opgeroepen, maar dankzij een interventie van haar werkgevers Janssen en Neumann, van de firma Lambert, Janssen & Neumann, kon zij in Amsterdam aan het werk blijven. Salomon en Sara schreven als dankbare ouders een bedankbriefje aan beide heren. Op 11 september 1943 werd Rosina naar Westerbork overgebracht en drie dagen later ging zij op transport naar Auschwitz, waar ze niet meer werd geselecteerd voor dwangarbeid. In Vught zat Rosina vanaf april voor even samen met haar broer Izaak die smid was. Hij werd al na een maand naar Westerbork overgebracht. Deze timing zal niet toevallig zijn geweest, aangezien hij op 11 mei 1943 met hetzelfde transport als ouders, zijn zusje Elisabeth en broertje Bernard naar Sobibor werd gedeporteerd.

Duifje Halberstadt en sigarenmaker Isaac Scheffer werden in juni 1942 wakker geschud met de arrestatie van hun zoon Bernard. Op basis van ‘Schutzhaftbefehl 28110-42’ werd hij op 9 juni in kamp Amersfoort opgesloten. Het is aannemelijk dat hij als automonteur verzetswerk deed en tegen de lamp is gelopen. Bernard werd op 27 juni 1942 met een groep gevangenen naar Mauthausen gestuurd, waar hij koelbloedig werd vermoord. Volgens zijn overlijdensakte zou hij op 20 juli op de vlucht zijn doodgeschoten en dit bericht heeft zijn ouders ongetwijfeld nog bereikt.

Bernard maakte nog wel mee dat zijn zus Elisabeth op 2 april met kleermaker Salomon Nikkelsburg trouwde. Toen Salomon in Amsterdam werkloos werd gemaakt, trad hij op 11 juni 1942 als kleermaker in dienst van het Apeldoornsche Bosch, omdat het Arische personeel moest vertrekken. Hij maakte een goede indruk als vakman en kreeg daar de leiding over de kleermakerij. Handwerkster en machinestikster Elisabeth had een ‘Sperre’, omdat haar atelier werkzaamheden voor de Duitse ‘Wehrmacht’ verrichte. Dat heeft Salomon later weer tijdelijk gered, want toen het Apeldoornsche Bosch in januari 1943 werd ontruimd, belandde hij in Westerbork. Elisabeth staat op de transportlijst van 29 mei 1943 van Amsterdam naar Westerbork, maar mist Salomon net, omdat hij tien dagen eerder naar Sobibor werd gestuurd. Duifje, Isaac en hun jongste zoon Isaac volgden op 29 juni 1943 en waren drie dagen later niet meer in leven.

Naar Levie Fetje Halberstadt en Betje Swart