Verhaal

In Memoriam

Abraham van de Kar wordt geboren in 1922 als zoon uit het huwelijk van Hartog van de Kar en Anna de Jong. 

Naast Abraham telt dit huwelijk nog negen kinderen. Hartog van de Kar heeft op verschillende manieren zijn gezin proberen te onderhouden. Hij wordt omschreven als bootwerker, fruitwerker, lompensorteerder, ‘koopman in diverse artikelen’ en loswerkman. Zijn zoon Abraham woont slechts zeven maanden in zijn geboortestad Rotterdam (op twee adressen). Het gezin verhuist in december 1922 verhuist naar de Valkenburgerstraat in Amsterdam. Een paar dagen voordat Abraham een jaar wordt, keren zijn vader en broer Salomon terug naar de Havenstad. Abraham en zijn moeder volgen twee maanden later. Maar in maart 1924 verhuist Abraham opnieuw naar Amsterdam. Zijn moeder is hem twee maanden eerder voorgegaan. Abraham gaat bij zijn moeder en oma wonen aan de Korte Houtstraat 28. In juli 1924 wordt zijn broer Salomon uit huis geplaatst en wordt enige tijd opgenomen door De Bergstichting, Laren (NH). Op vrijwel hetzelfde moment verhuizen Abraham en zijn moeder terug naar Rotterdam. Er worden vier zonen geboren. Abraham is tien als zijn ouders (tijdelijk) uit elkaar gaan. Zijn vader vertrekt uit de woning aan de Roode Zand. Na vijf weken komt hij weer bij zijn vrouw en kinderen wonen. Er worden drie dochters en een zoon geboren. Jacob, een broertje van Abraham, heeft een verstandelijke beperking en wordt om die reden opgenomen door de S.A. Rudelsheimstichting. In januari 1939 wordt Abraham opgenomen binnen het Rijksopvoedingsgesticht ‘De Kruisberg’ te Doetinchem. In 1939 wordt het huwelijk tussen Hartog van de Kar en Anna de Jong ontbonden. Anna hertrouwt in 1940 met Jan Hendrik Bioch en samen krijgen zij een zoon. Ook de vader van Abraham hertrouwt. Hij treedt in het huwelijk met Anna Nabarro. Anna, de moeder van Abraham, wordt tijdens de oorlog in Auschwitz omgebracht. 

Op onbekende datum, maar in elk geval na 31 december 1939, wordt Abraham opgenomen in Het Apeldoornsche Bosch. Vijf maanden nadat Nederland door nazi-Duitsland onder de voet gelopen is, neemt Abraham samen met nog drie, vier andere jongens de benen. Ook Barend Tokkie (1922-1943) loopt die dag weg, een paar uur eerder dan Abraham en vanaf zijn werkplek buiten het terrein. Abraham en de andere jongens zijn weggelopen vanuit het kindertehuis. De andere jongens zijn Abraham Markus (1926-1943), Salomon Klein (1923-1943) en Leendert Gobets (1925-1943). Op Barend na zouden zij in Twello zijn gezien, maar een onderzoek ter plaatse levert niks op.

Uit het politierapport van 29 op 30 april 1941 valt op te maken dat Abraham vaker de inrichting ontvlucht: Worden door twee marechaussees uit Westervoort aan het bureau gebracht: Jacob van Moppes, geboren te Amsterdam, 18 december 1922 en Abram van de Kar, geboren te Rotterdam, 11 mei 1922, beiden verpleegden van Het Apeldoornsche Bosch. Het blijkt dat zij uit Apeldoorn zijn weggelopen, met in het bezit een heren- en damesfiets. De jongens worden vanuit Westerbork [per trein] naar het politiebureau gebracht. Het reisgeld ten bedrage van 45 cent is door agent van politie Wijkstra voorgeschoten en wordt hedenmiddag door Het Apeldoornsche Bosch terugbetaald. De rijwielen zullen door de marechaussee ongefrankeerd aan Het Apeldoornsche Bosch worden toegezonden. De jongens zijn geplaatst in kamer 17.

Abraham loopt in juli 1942 opnieuw weg. Zijn begeleiders denken dat hij met de trein naar zijn moeder in Rotterdam is gegaan. Het politierapport omschrijft Abraham als volgt: normale lengte, kort blond haar, grijze ogen, sluw gezicht, gekleed in met grijs colbert met lage zwarte schoenen. Abraham blijkt inderdaad naar Rotterdam te zijn afgereisd en wordt daar door de politie aangehouden. Per trein wordt hij door een Rotterdamse of Apeldoornse agent teruggebracht naar het Paedagogium. Het Apeldoornsche Bosch is akkoord met de kosten die dat met zich meebrengt.

In de nacht van 21 op 22 januari 1943 jagen de nazi’s zover bekend 1080 patiënten uit bed en transporteren ze per vrachtwagen naar station Apeldoorn.  Het bestuur van het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht (CIK) stuurt op 22 januari 1943 onmiddellijk een brief naar diverse instanties en personen: ,,Tot ons leedwezen zien wij ons verplicht u te berichten, dat in den voormiddag van heden de patiënten van het Apeldoornsche Bosch, de Sanatoriumafdeelingen en het Paedagogium Achisomog, met ons onbekende bestemming op transport zijn gesteld." Op het moment dat bezorgde familieleden naar patiënten naar het zorgterrein bellen, antwoordt een Duitse soldaat, in de rol van centralist: “Der ist im Himmel ... Heute morgen aufgeflogen".

Eenmaal aangekomen op het station wacht een lange goederentrein die alle patiënten, enkele dorpelingen en een deel van het verplegend personeel rechtstreeks naar vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. De officiële sterfdatum van Abraham is 25 januari 1943.

16 april 2023