Verhaal

In Memoriam I

Jacob Hessel Klein is de zoon uit het huwelijk van ‘vleeschhouwer’ Calmer Klein en Rachel van Gelder. Dit echtpaar krijgt naast Jacob Hessel nog zes kinderen, allemaal dochters. Jacobs ouders overlijden respectievelijk in 1906 en in 1919. Voor zijn geboorte stierf al één van zijn zusjes. Vier van zijn zussen worden in 1943 in de vernietigingskampen vermoord. Zijn zus Martha is de enige die de oorlog overleeft. Zij sterft in 1968.

Jacob Hessel brengt zijn eerste veertien maanden door in Wildervank, daarna verhuist het gezin in juni 1887 naar de stad Groningen.

Op 5 juni 1914 trouwt Jacob met Roosje Vos. De plechtigheid vindt plaats in Coevorden. Hij is dan achtentwintig Roosje is twee jaar jonger. In de trouwakte staat als zijn beroep boekhouder.

Het echtpaar Klein gaat wonen in Groningen, waar Roosje in februari 1916 bevalt van een zoon die de namen Johan Louis krijgt.

In mei 1920 verhuist het jonge gezin naar de Loseweg in Apeldoorn, waar Jacob Hessel een baan krijgt als boekhouder bij het Apeldoornsche Bosch. In augustus van dat jaar krijgen Jacob en Roosje nog een zoon, die ze Karel Martin noemen (soms: Karel Martijn). Datzelfde jaar trouwt de broer van Roosje, Hartog Vos (1897-1943) en Jacob Hessel treedt hierbij op als getuige.

In december 1921 verhuist het gezin van Apeldoorn naar Coevorden, waar ze een huis vinden in de Bentheimerstraat. Nu staat Jacob Hessel in de gemeentelijke administratie te boek als reiziger. Nog geen drie en een half jaar later, In april 1925, keren Jacob, Roosje en de twee kinderen weer terug naar Apeldoorn, Kanaalstraat 43. Jacob Hessel gaat opnieuw werken bij het Apeldoornsche Bosch. Zijn werkgever laat op zijn stamkaart de functie ‘kantoorbediende’, vastleggen, maar zowel in het bevolkingsregister als in het gemeentelijke adresboek (het Erica jaarboekje) staat ‘boekhouder’. Jacobs salaris bedraagt vanaf januari 1926 2200 gulden per jaar, omgerekend naar het heden is dat een jaarsalaris van ruim € 18.400. In de jaren daarna groeit zijn jaarloon uit tot rond de 2400 gulden per jaar. Op een onbekende datum verhuizen Jacob en Roosje naar een andere woning in dezelfde straat: Kanaalstraat 24.

In 1926, een maand voordat het echtpaar zijn twaalfde trouwdag kan vieren, sterft Roosje. In de rouwadvertentie noemt Jacob Hessel haar zijn onvergetelijke vrouw en kwalificeert hij haar overlijden als plotseling. Godsdienstleraar Jacob Seijffers (1868-1942) doet aangifte van Roosje’s overlijden.

In het daarop volgende jaar, maart 1927, verhuist Jacob Hessel met zijn twee zonen naar de Jachtlaan. Drie maanden na deze verhuizing trouwt hij met Frederika Cozijn. De plechtigheid vindt plaats op 22 juni 1927 in hun gemeenschappelijke woonplaats, Apeldoorn. Jacob Hessel is dan eenenveertig, Frederika vijf jaar ouder. Meijer Izak, Frederika’s broer, en de echtgenoot van haar zus Debora treden op als getuige. De huwelijksinzegening vindt dezelfde dag plaats in de synagoge aan de Paslaan. Het echtpaar blijft kinderloos. Jacob Hessel trekt in bij Frederika, Stationsstraat 89 (nu: 297).

Bij zowel de krantenadvertentie in de Nieuwe Apeldoornsche Courant waarin ze hun ondertrouw bekend hebben gemaakt, als bij het bedanken voor de betrokkenheid bij het huwelijk, laat Frederika zich Fré noemen.

Frederika Cozijn, ook wel Fré genoemd, is de dochter van voorzanger en godsdienstonderwijzer Mozes Abraham Cozijn en Aaltje van Embden. Fré is één van de zeven kinderen in dit gezin.

Hoewel Mozes Abraham Cozijn in de geboorteakte van zijn kinderen telkens wordt aangeduid met ‘zonder beroep, wordt in 1910 in De Telegraaf een artikel gewijd aan zijn veertigjarig jubileum als godsdienstonderwijzer.

Fré is vijf als haar jongste zusje Debora wordt geboren. In datzelfde jaar overlijdt hun moeder (oktober 1886). In juni 1889 hertrouwt haar vader met Rosaline Frankfort. Hij overlijdt in augustus 1912, een maand later sterft Abraham Jacob, een van haar broers. In 1933 sterft Fré ‘s dan nog enig overgebleven broer, Meijer Izak.

Fré groeit op in haar geboorteplaats Wageningen. In de zomer van 1901 werkt ze korte tijd als dienstbode in Oldenzaal. Hierna gaat ze terug naar Wageningen. In september 1909, Fré is dan achtentwintig, vestigt ze zich in Rotterdam, waar ze wordt genoemd als hoedenmodiste. Kort daarop, in maart 1910, verhuist ze naar Hilversum. Daar wordt ze ingeschreven in het dienstbodenregister, maar als haar beroep wordt ‘modiste’ vastgelegd. In september volgt haar zus Betsy haar naar Hilversum, maar zij betrekt een andere woning. Betsy woont er maar een paar maanden.

In januari 1916 gaat Fré in Apeldoorn wonen, waar ze ook wordt geregistreerd als modiste, de toevoeging ‘ondergeschikte’ maakt duidelijk dat ze geen eigen zaak heeft. Ze trekt in bij haar zussen Annaatje en Debora, die al tien jaar in Apeldoorn wonen, adres Brinklaan A17 (omgenummerd in 1912 tot 41). Deze zussen hebben een eigen zaak en staan beiden geregistreerd als costumière. Later wordt Fré naast Annaatje in het register van de Kamer van Koophandel bijgeschreven als eigenaresse. De zaak is met Jom Kippoer (Grote Verzoendag) gesloten.

In de zomer van 1920 trouwt Debora. Na haar huwelijk gaat ze in Arnhem wonen. Een jaar later verhuist Fré met haar zus Annaatje naar Stationsstraat 53, een woon- en winkelpand. De zaak wordt hier voortgezet en blijft de initialen van zowel Annaatje als Debora voeren. Fré wordt ingeschreven als mede-eigenaar van de winkel. In de herfst van 1924 verhuizen de zussen opnieuw en en gaan ze verderop in de straat wonen en werken: Stationsstraat 89 (nu: 297). Fré wordt in deze periode uitgeschreven als mede-eigenaar.

Een deel van haar vrije tijd besteedt Fré, samen met haar zus Anna, aan de Nederlands Israëlitische damesvereniging ‘Ateres Nosjiem’.

In juni 1927 trouwt Fré met Jacob Hessel Klein. Terwijl het in die tijd gebruikelijk is dat bij vrouwen in de huwelijksakte ‘zonder beroep’ staat, wordt van Fré wel een beroep opgenomen: modiste.

In 1928 verhuist Hanna (Anna) Klein, een zus van Jacob Hessel, van de stad Groningen naar Apeldoorn, waar ze wordt opgenomen als patiënte van de plaatselijke Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Ze zal in de nacht van 21 op 22 januari 1943 van de inrichting rechtstreeks naar Auschwitz worden weggevoerd.

In maart 1932 viert de plaatselijk Joodse gemeente het veertigjarige jubileum. De synagoge wordt in dat jubileumjaar uitgebreid met een uitbouw. Om hier bij stil te staan is er een feestavond georganiseerd. Een revue vormt een onderdeel van deze avond. Jacob Hessel is één van de toneelspelers die op het podium de geschiedenis van de plaatselijke Joodse gemeente uitbeeldt, naast onder andere Alida Anna Philipse-van Dantzig (1907-1943), Philip Cohen (1892-1941) en Leonie Henriëtte Cohen-Koster (1911-1942).

Bronnen: Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Streekarchief Gooi & Vechtstreek, Groninger Archief, het Drents Archief, Stadsarchief Rotterdam, De Kompanije, CBS ‘Prijzen toen en nu’, Joods Ommen, Familieboek Van der Woude-Klein door Rosemarie Tamerus en Peter Snel, en de website Erepeloton.

20 februari 2022