Verhaal

Edith Roseij's "reis"

Door: Beek

Edith Beek wordt geboren op 21 april 1934 in Oss als jongste van de twee kinderen van Arnold Beek en Clara Betsy de Jong. Broer Johan Rene Simon werd in 1930 in Oss geboren.

Edith gaat naar de kleuterklas van de Openbare Lagere School aan de Groeneweg en blijft hier onderwijs volgen tot ze in 1941 ook deze school moet verlaten. Daarna krijgt ze nog privé-lessen van een van haar vroegere onderwijzeressen, een niet-joodse vrouw, mevrouw Aberson. De school heet nu de Casimirschool.
In september 1942 besluit het gezin afzonderlijk van elkaar onder te duiken.

Edith was pas 8 jaar toen ze 9 Oktober 1942 al werd "gezocht": voor het illegaal wijzigen van woonplaats zonder toestemming", een eufemisme voor onderduik,ook haar ouders en boer stonden in dat politiebericht.
Woonde eerst met ouders (vader was huisarts en arts van de lokale Joodse Jeugdfarm,een plek voor Palestina pioniers) Burg.Martensstraat 13 enLange Tiendeweg 54,Gouda. Daar was vaders praktijk.Nu ligt daar een Stolperstein ter nagedachtenis aan Edith.

Ze zat ondergedoken in de pastorie van de remonstrantse kerk in Zwammerdam waar dominee Gunther en diens huishoudster haar verborgen houden. De dag na haar verjaardag 22 April 1943 is ze en opgepakt,de dominee ook maar die is later weer vrijgelaten.
Tegen de veldwachter Jan Kool die naar alle waarschijnlijkheid haar heeft verraden werd in 1948 in Middelburg 12 jaar geeist oa wegens ontvoering van Edith. Een van de 2 SD mannen die haar oppakten is K.J.Leseman. Ook de in Gouda beruchte politieman Arie Oudenaarden is bij haar arrestatie betrokken.

Zij wordt ondergebracht in een politiecel en vijf dagen lang verhoord. Dit levert niets op want de beide kinderen is voor de onderduik ingeprent wat ze moeten zeggen tegen vreemden of in geval ze opgepakt worden: “Vader werkt in de mijnen en moeder heeft me achtergelaten om mijn vader in Duitsland te gaan zoeken”.

Waar ze tussen April en Juni (29e) was toen ze in Westerbork aankwam(daar zat ze in het weeshuis,barak 35)is onduidelijk,op haar indexkaart van Westerbork staat een adres in Den Haag (in Bilitonstraat 18, een door de Nazi's ingesteld doorgangshuis voor kinderen) en er is sprake van een verblijf in Scheveningen.Dat kunnen rookgordijnen zijn vanwege de onderduik.

Ze werd ziek, kreeg roodvonk maar ondanks de geldende quanrantaine ging ze dinsdag 16-11-1943 op transport (nummer 81)van 995 personen naar Auschwitz . Onmiddellijk na aankomst 19-11-1943 is zij in de gaskamers om het leven gebracht. Edith is dan negen jaar oud.
Haar ouders waren in Drachten ondergedoken en haar broer Johan in een boerderij in Kootwijkerbroek,zij overleven de oorlog. Broer Johan overlijdt 2011 in Barneveld,vader Arnold in 1977 in Rotterdam en moeder Clara 1978 in Apeldoorn.

Aanvullende informatie betreffend Ediths onderduik en arrestatie:

Informatie uit een dossier betreffende de verrader:
Betrokkene was lid van de NSB en NVD en van het Rechtsfront
Op 22 April 1943 werd door de SD het bij de vrouwelijke dominee Gunther te Zwammerdam ondergedoken 9-jarige Joodse meisje E.van Beek (is dus zelfde meisje) aangehouden. Vermoed wordt,dat dit meisje om het leven is gekomen.
Betrokkene over deze zaak gehoord verklaart,dat het toendertijd algemeen bekend was dat dit meisje bij Gunther was ondergedoken;ook hem was dit bekend.Hij zegt ,dat hem een anoniem briefje bereikte,waarin melding werd gemaakt dat van dit feit aan de SD mede kennis was gegeven. In verband hiermee had hij de zaak met zij groepscommandant besproken.Toen hij later bij de SD te Gouda over deze zaak was ontboden-de SD had eveneens een brief ontvangen waarin melding was gemaakt dat genoemd meisje bij Dominee Gunther was ondergedoken-had hij aan de SD ambtenaar Renner verklaard,dat het hem bekend was dat bij Gunther inderdaad dat meisje was ondergedoken. Hij had dit erkend,omdat hij bang was dat anders zijn positie in gevaar zou komen.
Na bedoeld onderhoud met Renner was hij naar Dominee Gunther gegaan om haar tegen het gevaar te waarschuwen,doch hij trof haar niet thuis. Hierop was hij naar de koster(Baars)gegaan en had deze onder bedekte termen met het geval in kennis gesteld.(De kosteres Baars(hij spreekt van een “hem”) ontkent,voordat DS. Gunther en het Jodenmeisje werden gearresteerd,door betrokkene of iemand anders tegen deze arrestatie te zijn gewaarschuwd).

De wachtmeester der Marechaussee C.K. vermeld in zijn PV dd 28-6-1945 dat hij betrokkene destijds tegen iemand hoorde zeggen:” Mijn dochter Ada heb ik uit laten zoeken of het meisje een Jodinnetje was,waarna ik dat aan mijn zoon heb doorgegeven.Deze heeft het in Den Haag bij de SD ter kennis gebracht,doch Zwammerdam behoorde niet tot hun werkgebied.Deze hebben het toen naar Rotterdam doorgegeven.”

Ander getuigenverhaal: "In de bezettingstijd was het mij bekend,dat dominee Gunther,Predikante van de Remonstrantse Kerk te Zwammerdam,een Joods meisje,genaamd Edith Beek,in haar woning had opgenomen. Dit Joodse meisje was afkomstig uit Gouda en was bij Ds. Gunther ondergedoken wegens de Duitse maatregelen omtrent personen van Joodse bloede. Dit meisje speelde gewoon met andere kinderen en daardoor trachtte Ds. Gunther te bereiken,dat het zo min mogelijk bekend werd dat zij Joodse was. Dit meisje en Ds. Gunther zijn in de bezettingstijd,de juiste datum weet ik niet,beiden gearresteerd door mij onbekende personen. Ik heb wel eens gehoord dat het personen waren,die bij de Duitse Sicherheitsdienst waren. Ds. Gunther is maar korte tijd gearresteerd geweest,doch van het Joodse meisje hebben wij nimmer iets meer vernomen. Ik ontken,voordat Ds. Gunther en het Jodenmeisje werden gearresteerd,te zijn gewaarschuwd door Jan Kool of iemand anders,dat deze arrestatie zou plaats hebben. Ik weet ook zeker dat Jan Kool aan niemand van mijn familie een waarschuwing omtrent die arrestatie heeft gegeven want dan was zo’n waarschuwing zeker niet in de wind geslagen geworden en dan had ik gezorgd,dat die arrestatie niet had plaatsgevonden. Ik kan niet met zekerheid zeggen,dat JK het Jodenmeisje bij een instantie heeft aangebracht,doch ik verdenk hem hiervan wel. In die tijd ging wel in deze buurt het praatje dat JK absoluut de schuld was van die arrestatie. Ik vond K in die tijd een geniepige NSB’er.”

Getuigeverhaal Arnold van Beek(vader)arts,50 jaar,Gouda,Verlengde Tiendenweg 54
“Ik,mijn vrouw,zoon en dochtertje,zijn van Joodsen bloede. Door de Duitse maatregelen ten aanzien van personen van Joodsen bloede, moesten wij in de bezettingstijd onderduiken en wij zijn daarbij op voortreffelijken wijze geholpen door bevriende relaties. Op 25 September 1942 is mijn dochtertje,genaamd Edith Roosje van Beek,geboren te Oss, 21 April 1934,ondergedoken en wij wisten niet waarheen ons dochtertje was gebracht,doch wij hadden daarin het volste vertrouwen. Wij hebben geen enkele poging gedaan weten te komen,waar ons dochtertje ondergedoken was.Omstreeks een week,nadat ons dochtertje ondergedoken was,zijn wij,mijn vrouw,zoon en ik ondergedoken. Mijn zoon is op de Veluwe ondergedoken geweest en mijn vrouw en ik in Friesland. Wij zijn vanaf die tijd tot aan de capitulatie van Duitsland ondergedoken geweest en hebben het er goed afgebracht,behalve mijn dochtertje. Mijn dochtertje is ondergedoken geweest bij Dominee Gunther te Zwammerdam. Zoals ik na de capitulatie van Duitsland vernomen heb,is mijn dochtertje Edith op 22 April 1943 door personen van de Duitse Sicherheits Dienst gearresteerd,toen zij op haar onderduikadres bij Dominee Gunther verblijf hield,Dominee Gunther is toen gelijktijdig met mijn dochtertje gearresteerd doch zij heeft maar korte tijd In gevangenschap doorgebracht. Zoals ik later vernomen heb is mijn dochtertje na haar arrestatie vervoerd geworden naar Den Haag en daarna naar Westerbork. Waarheen mijn dochtertje daarna is gebracht is geworden Is mij onbekend gebleven en tot op heden,24 April 1947,heb ik nimmer iets over haar vernomen. Ik heb op alle mogelijke wijze getracht te weten te komen waar mijn dochtertje verblijf houdt ,doch geen enkele nasporing heeft resultaat gehad en ik weet dan ook niet of mijn dochtertje nog in leven is. Ik meen thans wel te moeten aannemen,dat mijn dochtertje door de Duitse terreur in de bezettingstijd is overleeden.Wij hebben hiervan veel verdriet,vooral om de onwetendheid waarin wij verkeren omtrent het lot van mijn dochtertje. Zover mij bekend is geworden,heeft de Gemeente veldwachter KOOL schuld aan de arrestatie van mijn dochtertje,omdat ik vernomen heb,dat hij naar de Sicherheitsdienst is gegaan om te vertellen
dat mijn dochtertje bij dominee Gunther was ondergedoken,Dit heb ik van Dominee Gunther gehoord. Indien deze KOOL het verraad van mijn dochtertje Edith op zijn geweten heeft,dan verzoek ik strafrechterlijke vervolging van hem. En ik hoop,hoewel ik daardoor ons lief kind niet terug krijg,dat hij dat zwaar zal worden gestraft,want dat heeft hij zeker verdiend. Kool moest toch geweten hebben wat de personen van Joodsen bloede onder de Duitse bezetting stonden te wachten. Meer weet ik in dit geval niet te verklaren.”

Alle rechten voorbehouden

Media bestand