Verhaal

Henriette Alyda van Hasselt

Ondergedoken in Appelscha

Door:

Henriette was samen met nog vier andere Joden ondergedoken bij boer Hoekstra in Appelscha

Henriëtte Alyda van Hasselt was ondergedoken bij boer Pieter Hoekstra en zijn vrouw Antje van Huizen. Hoekstra had meerdere Joodse onderduikers, waaronder het echtpaar Gerrit Leefsma, geboren op 14 december 1884 te Gorredijk en Reina van Dam, geboren op 21 december 1879 te Zuidhorn. Het echtpaar woonde in Heerenveen aan de Achterstraat 17. Hoekstra had ook onderdak geboden aan een familie Drukker uit Amsterdam, waarvan nooit bekend is geworden om welke familie het precies gaat omdat er destijds ca. 50 families met die naam in Amsterdam woonden. Ze waren vermoedelijk al op leeftijd. In een verklaring van mevrouw Hoekstra-Van Huizen staat “…de oude Drukker...” (Inmiddels, anno september 2014, is mij gebleken dat het gaat om het echtpaar Maurits Drukker, geboren Winschoten 17 augustus 1872, beroep koffiebrander en Elsa Drukker, geboren Amsterdam 26 februari 1893. Ze woonden in Amsterdam aan de Zuidelijke Amstellaan 190 III.)
Bij Hoekstra waren verder nog ondergedoken: de aan de medische faculteit te Leiden studerende Frederik Bernard Busser, geboren 11 januari 1920 te Rotterdam, woonachtig aan de Drie Octoberlaan 14a te Leiden; Seije Akkerman uit het dorpje Een bij Norg. Seije was zaalopziener bij de Rijks Werk Inrichting (RWI) te Veenhuizen en kwam in februari 1943 onderduiken maar werkte tevens als knecht op het boerenbedrijf; en tot slot twee neven van Hoekstra, Harm en Henk de Ruiter uit Ferwerd, die net als Akkerman ook op het land werkten.

Op 12 mei 1943 komt er een inval op de boerderij. Antje Hoekstra-Van Huizen vertelt wat er die dag gebeurde:

"de Joden hadden valse persoonsbewijzen, en sliepen op bedden in een verborgen vertrek op de zogenaamde koezolder, voor nood was er nog een schuilplaats in de schuur van stropakken. Het echtpaar Leefsma en de vrouw van Drukker kwamen nooit buiten, de oude Drukker schepte weleens een luchtje. Henriette van Hasselt ging voor een evacueetje door en haar haar was gebleekt, wat dan rood werd. Ze ging “geheel normaal met ons om, ging mee naar de kerk en op visite en werkte ook vaak buiten op het land”. De politieman Van Beek uit Appelscha kwam ca. 10 uur ’s avonds en waarschuwde dat er elk ogenblik een inval kon komen. Dit was via het politiebureau Assen, Tichelaar en dokter Gerlach, beiden wonende te Appelscha, bij Van Beek terecht gekomen. “Al deze mensen werden direct gewekt. De Joden werden door mijn man en de knecht/onderduiker Akkerman zo spoedig mogelijk in de schuilplaats verborgen. De student werd achter de boerderij in een strobult verstopt. Nadat mijn man en ik alles zo goed mogelijk hadden opgeborgen en verstopt, is deze vergezeld van de knecht de deur uitgegaan en zich verstopt in een aangrenzend perceel rogge. Alles was net rustig toen ik een auto hoorde naderen, die op een afstand van de boerderij stopte. Even later drong een 6-tal personen onze boerderij binnen. 4 waren gekleed in Duits uniform en de andere twee die ik nu van de foto’s herken als De Kruijff en Sluiter waren in burger. De Kruijff had de leiding. Hij vroeg mij direct waar de joden waren. Ook Sluiter had een leidende functie. Hij begon namelijk direct een grondig onderzoek in te stellen, door al de brieven en foto’s die hij vinden kon te bestuderen. Ze zetten een grote mond op en snauwden mij telkens af. Het duurde niet lang of een van de Duitsers vond op de koezolder een koffer van een van de Joden. Hierin bevonden zich verschillende foto’s, die allen personen van Joodse afkomst vertoonden. Even later vonden ze de bedden waarop de Joden nog voor kort geslapen hadden. Ik had namelijk niet de tijd gehad deze af te halen".

Mevrouw Hoekstra-Van Huizen kon nu niet meer ontkennen dat zij Joden onder hun dak hadden. Ze vertelde de huiszoekende personen dat ze een half uur eerder gevlucht waren. Toen De Kruijff en consorten dreigden om de boerderij in brand te steken, begon een van de onderduikers te gillen en werden ze in hun schuilplaats gevonden.

“Ik heb nog gezien dat de Jood Drukker door een van de Duitsers erg geslagen werd. De Kruijff beval de Joden dat zij al hun eigendommen bij elkaar moesten pakken en dat zij deze bagage in een klaar staande overvalauto moesten laden. Er waren inmiddels Engelse vliegtuigen in de lucht gekomen en om deze reden durfden de Duitsers niet weg te rijden met de arrestanten. Zij zijn tot ’s morgens vier uur op de boerderij gebleven. Ons radiotoestel werd door hen meegenomen, vermoedelijk door Sluiter, omdat het, zoals hij zei, op een Engelse zender stond afgesteld. Wat ik niet kan geloven omdat mijn man, nadat wij naar de Engelse zender luisterden, het toestel altijd weer op Hilversum terug schakelde. (nb: de inval ligt voor de datum van de verplichte inlevering van radiotoestellen) Om vier uur vertrokken de heren, nadat De Kruijff mij nog op het hart had gedrukt dat mijn man zich moest melden bij de Sicherheitsdienst te Assen. Tegen zeven uur kwamen mijn man en de knecht weer thuis. Toen mijn man hoorde hoe de zaak was afgelopen, is hij direct ondergedoken. Tot zijn dood heeft hij een zwervend leven moeten leiden. Mijn man is aan kanker overleden. Ook onze knecht Akkerman is direct na deze affaire opnieuw ondergedoken. Hoe de Duitsers er achter zijn gekomen dat wij Joden herbergden, is mij tot op heden een raadsel. Wij hebben er altijd wel iemand van verdacht, maar bewijzen kunnen wij niets. Onze buurman Jan de Haan heeft een broer Geert, die in Assen woonde en lid van de NSB was. Deze Geert kwam vlak voor de overval herhaaldelijk bij zijn broer Jan. Jan de Haan wist niet dat wij 5 joden in huis hadden. Maar hij had het Joden meisje Henriette van Hasselt herhaaldelijk ontmoet. Zij is zelfs wel eens bij hem thuis geweest. Op een keer, toen mijn man en ik bij Jan de Haan op visite waren, voegde deze mijn man toe: “Hoekstra, je moet oppassen met al dat vreemde volk op je boerderij.” Het was zelfs zoo erg dat de kinderen van Jan de Haan op school vertelden dat er bij Pieter Hoekstra Joden in huis waren. In het begin van het jaar 1943 hadden wij ook nog twee neven van mijn man op de boerderij ondergedoken. Dit waren Harm en Henk de Ruiter uit Ferwerd. Zij kwamen bij de Haan om melk te halen en zijn wel eens bij hem aan het werk geweest. Henk de Ruiter kwam nog al eens bij Jan de Haan. Nu is later gebleken dat deze Henk de Ruiter een verrader was. Hij heeft namelijk op verschillende plaatsen onderduikers en illegale werkers verraden en is nu gearresteerd en gedetineerd op het vliegveld Leeuwarden. Het is dus niet onmogelijk dat die Henk de Ruiter ook in deze zaak met Jan de Haan een rol heeft gespeeld”.

Harm de Ruiter verklaart dat hij rond de mei staking of vlak erna wegging. Het was te gevaarlijk geworden omdat de illegaliteit een tramwagon in Appelscha had laten ontsporen. Bovendien wilde hij graag weer eens naar huis.
Zijn broer Hendrik (Henk) verklaart dat hij in de maanden april en mei ’43 bij zijn oom Pieter Hoekstra was ondergedoken. Hij werkte met zijn broer Harm gewoon op het land en ging voor arbeider door. Door het werk op het land kwamen ze weleens de buurman Jan de Haan tegen. Ook hielp Hendrik met zijn oom weleens bij de buurman met het sorteren van aardappels. Een enkele keer kwam hij bij De Haan in huis, die hem dan herhaaldelijk polste over het “groot aantal vreemde mensen” bij zijn oom Hoekstra. Ook informeerde hij naar Henriette van Hasselt, die toch verdacht veel op een Jodinnetje leek. Men kon het volgens hem aan de neus zien en aan het haar. “Ik heb steeds ten stelligste ontkend dat het meisje een Jodinnetje was. Altijd heb ik hem verteld dat het meisje familie was van Hoekstra en geëvacueerd was. Ik kon merken dat hij niet veel van mijn bewering geloofde. Ook vroeg hij mij weleens wie de oude man was die weleens om de boerderij liep. Hij vroeg het op een manier waaraan ik kon merken dat hij vermoedde dat deze een Jood was”.

Hendrik hield steeds vol dat de oude man familie van Hoekstra was. Hij verklaart verder dat De Haan er slecht over te spreken was dat Hoekstra altijd volop werkvolk had terwijl hij er zo goed als zonder zat.

“Mijn oom heeft De Haan nooit vertrouwd, tijdens de meidagen ’43 ben ik bij mijn oom weggegaan omdat het mij te gevaarlijk werd. Ook kon ik elders meer verdienen want mijn oom was erg zuinig. Het is waar dat ik hierna op verschillende plaatsen onderduikers en illegale werkers verraden heb. Maar aan Jan de Haan heb ik niets verteld. Alles wat hij wist heb ik altijd ten stelligst ontkend.” Mijn broer is een paar dagen later vertrokken. Ook hem werd het te gevaarlijk”.

Radiohandelaar Geert de Haan uit Assen was geboren in Appelscha en had daar nog veel familieleden wonen. Hij plaatste in Appelscha ook verschillende “wind-charges” (windmolens met een dynamo). In Assen onderhield hij contacten met beruchte SD’ers zoals, Sander van Droffelaar, P. Noordenne, Hans Lammerse en Andries Sluiter. Ze kwamen bij De Haan thuis. Hij vertelde aan de kapitein van de gemeentepolitie Assen, Jan Feenstra, dat hij Joden wist te zitten in Appelscha. Toen Andries Sluiter een nog uitvoeriger verhaal hierover aan Feenstra vertelde, die hij van de radiohandelaar had gehoord, gaf Feenstra opdracht tot een huiszoeking.

auteur: Henriëtte J. van Dijk

Bron: Nationaal Archief CABR 75073 en Bureau Juridische Zaken, Zuivering van de afdeling Politie en Taakvoorganger 1944-1965 (1983), inventaris 7418

Alle rechten voorbehouden