Verhaal

Hendrik Ponnekers hulp aan joden tijdens de bezetting

De pleegvader van Barend Kok hielp Jo Zilverberg en anderen de oorlog te overleven

Door: Han Ponneker

Hendrik Ponneker was gehuwd met een joodse vrouw. Zij had twee kinderen uit een eerder huwelijk, waaronder Barend Kok. Hendrik Ponneker en zijn vrouw kregen nog een zoon, Han. Tijdens de oorlog hielp Hendrik verschillende joodse families onder te duiken. Hij kreeg in 2002 de Yad Vashem onderscheiding voor "rechtvaardigen onder de volkeren".

YAD VASHEM ERETEKENS VOOR HENDRIK PONNEKER

De Yad Vashem eretekens zijn in 2002 posthuum aan de niet-joodse Hendrik Ponneker toegekend voor zijn aandeel in het in veiligheid brengen van de als jood vervolgde Jo Zilverberg die zelf op 13 maart 2002 als 88-jarige, in aanwezigheid van zijn twee kinderen, tegenwoordig was bij de uitreiking van het eerbewijs aan Ponneker’s zoon en stiefzoon.

Hendrik Ponneker heeft gedurende de bezettingsjaren met behulp van zijn joodse vrouw en andere dierbaren, verscheidene joodse families en personen enige tijd bij hem thuis in Amsterdam op de Sloterweg 38’ (thans Rijnsburgstraat) laten onderduiken. Zilverberg (wiens vals persoonsbewijs op naam stond van Henk de Reiger uit Zoeterwoude) was sinds voorjaar 1942 één van hen. In een bepaalde periode heeft hij uit angst voor nachtelijk bezoek van de Duitse opsporingsinstanties en mede gelet op Ponneker’s joodse familierelaties, enige tijd vertoefd in het tuinhuisje van de familie op het op loopafstand gelegen volkstuincomplex Ons Buiten.

Op een zeer vroege ochtend in juli 1943, toen het om bepaalde redenen verstandiger leek dat hij toch weer op de Sloterweg zou verblijven, is hij op weg naar zijn “dagverblijf”, op het Jaagpad nabij de Nieuwe Meersluis, aangehouden door de beruchte S.D.-handlanger, de na de oorlog voor landverraad veroordeelde Sam Olie, die hem naar zijn persoonsbewijs vroeg. Zoals later bleek controleerde Olie met enkele van zijn collega’s (onder de dekmantel van de Economische Controledienst, die de illegale invoer van groenten en fruit naar de stad moest verhinderen) deze toegangsweg omdat tevoren een der andere bewoners van het volkstuincomplex de aanwezigheid van Jo Zilverberg was opgevallen, die weliswaar zijn haar rood had laten verven maar toch door zijn joods uiterlijk zeer herkenbaar was gebleven. De volkstuinder had zijn waarneming aan de politie verraden. Olie wantrouwde zowel het valse persoonsbewijs als het (tevoren met alle betrokkenen ingestudeerde) verhaal als zou Zilverberg (alias “De Reiger) enige dagen bij de ouders van zijn vroegere dienstmakker Ponneker’s stiefzoon Charles, logeren. Overigens was Charles zelf in Amersfoort ondergedoken. Derhalve arresteerde Olie Zilverberg (de andere ECD-ambtenaren bleven achter) en nam hij Zilverberg ter verificatie mee naar het huis op de Sloterweg. Terwijl daar ook de toen 67-jarige Hendrik Ponneker, wiens joodse vrouw al eerder was ondergedoken, probeerde het verhaal geloofwaardig aan Olie over te brengen waarvan laatstgenoemde geen woord geloofde, zag deze plotseling buiten op straat een eerder aan hem ontsnapte arrestant fietsen. “Jij blijft hier, ik kom terug”, riep hij tegen Zilverberg en rende de trap af, zijn arrestant achterna. Dat was Zilverberg’s (en Ponneker’s) eerste geluk.

Na een kort ogenblik van volstrekte verslagenheid (“We zijn erbij” zeiden Ponneker en Zilverberg tegen elkaar), verliet Zilverberg, op méér dan sterk aandringen van Ponneker’s 16-jarige zoon, het huis teneinde zo snel mogelijk per trein in Amersfoort te geraken, waar Charles hem opwachtte teneinde hem bij zijn destijds tijdens de mobilisatie verkregen vrienden (de hierna genoemde fam. Kappenberg) onder te brengen. Overigens was de reis per trein voor Zilverberg met zijn joods voorkomen, een helletocht omdat de Duitsers stations en treinen nauwlettend in de gaten hielden. Zijn veilige aankomst in Amersfoort was die dag Zilverberg’s tweede geluk.

Intussen kwam na een uurtje de zwaargebouwde Sam Olie – hij was amateur-bokser - opgewonden bij Ponneker op de Sloterweg terug. “Waar is mijn arrestant”, riep hij. “U zei toch dat hij U onmiddellijk achterna moest komen”, antwoordde Ponneker. Er ontstond een luidruchtige woordenwisseling, maar omdat Olie (die overigens onkundig was van de joodse familierelaties van Ponneker) heel goed begreep dat hij weinig kon uitrichten als gevolg van het feit dat hij èn een arrestant had laten lopen èn geen enkel bewijs in handen had, verliet hij na enige tijd vloekend, tierend en dreigend het pand in het voorbijgaan Ponneker’s jonge zoon een forse oplawaai verkopend. Tegen de oude Ponneker stak hij geen vinger uit.

In Amersfoort heeft Jo Zilverberg tot aan de spoorwegstaking in september 1944 ondergedoken gezeten bij de familie Kappenberg in de Roerstraat 13. Op dat ogenblik werd het aldaar te gevaarlijk omdat de heer Kappenberg, die als 1e Hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen werkzaam was, nu als staker zèlf moest onderduiken. Gelukkig bracht de familie P. van Gent in de nabijgelegen Spaarnestraat 65 uitkomst. Tot aan de bevrijding heeft Zilverberg ook daar een veilig onderkomen gehad. Ook aan de nakomelingen van deze families zijn op 13 maart 2002 de Yad Vashem eretekens toegekend, en hun namen zijn evenals die van Hendrik Ponneker, gegrift in de “Righteous Honour Wall at Yad Vashem” in Jeruzalem.

1 mei 2002

Alle rechten voorbehouden