Wolf Lesgever was de oudste zoon in het gezin met vier kinderen van Salomon Lesgever en Grietje Gompers. Het zusje dat na hem geboren werd, stierf na zes maanden en Wolf groeide op in een mannengezin met nog twee broers, Mozes en Alexander (Lex).
Wolf groeide op in de Nieuwmarktbuurt en volgde zes jaar lager onderwijs op een van de buurtscholen. Vanaf 1934 woonde hij in de Jodenbuurt, aanvankelijk jarenlang in de Valkenburgerstraat en vanaf 1937 in de Jodenbreestraat. Het gezin Lesgever was niet orthodox-joods, maar hechtte veel belang aan de Joodse tradities. De jongens zaten op een openbare school, maar volgden op de woensdagmiddag en zondagmorgen joodse les. Vader Salomon was socialist. Voor zijn eerste baantje begaf Wolf zich dagelijks naar het abattoir, later rolde hij via een benedenbuurman, eigenaar van Maison Moderne in de Kalverstraat, in het bontvak.
Moeder Grietje, die enige jaren met haar ouders in Duitsland had gewoond, had een slecht voorgevoel over wat de Duitsers van plan waren met de Joden, een onderwerp waarover in het gezin geregeld gediscussieerd werd. Blijkbaar had zoon Wolf daaruit al vroeg de conclusie getrokken dat ook Nederland wel eens bij een oorlog betrokken zou kunnen worden. Zijn broer Lex vertelt in zijn memoires dat de 18-jarige Wolf gedurende langere tijd na zijn werk linea recta naar zijn slaapkamer liep, waar hij een kast had staan die altijd op slot was. Op een gegeven moment werd duidelijk dat de kast volgepropt zat met koffie, thee, suiker, meel, rijst, pakjes shag en sigaren. Vanaf dat moment sloeg ook bij andere gezinsleden de hamsterwoede toe.
Op zaterdag 22 februari 1941 werd Wolf na zijn werk opgehaald door zijn verloofde Marianna (Jannie) Hakker. Samen liepen zij later die dag in de fuik van de Duitse politie, die de gehele Jodenbuurt had afgezet. Met honderden andere mannen werd Wolf naar kamp Schoorl overgebracht en later naar Buchenwald en Mauthausen gedeporteerd.
In huize Lesgever stond alles in het teken van de verdwenen Wolf. Niemand mocht zijn plaats aan tafel innemen, de radio mocht niet meer aan en er mochten geen grammofoonplaten meer worden gedraaid. Moeder Grietje besloot naar het hoofdkwartier van de Duitse autoriteiten aan Het Plein in Den Haag af te reizen om erachter te komen hoe het met haar zoon ging en wanneer hij naar huis zou komen. Vanwege haar accentloze Duits wist ze, ondanks het strikte verbod voor Joden om het gebouw te betreden, binnen te komen. De Duitser die ze uiteindelijk te spreken kreeg – volgens broer Lex Seyss Inquart in eigen persoon – liet haar weten dat Wolf hard moest werken in Duitsland, maar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Hij kon haar niet zeggen wanneer haar zoon terug naar Nederland zou komen. Toen Grietje de kamer verliet, waarschuwde hij haar dat ze het niet in haar hoofd moest halen het gebouw nogmaals te betreden. ‘Haben Sie das Plakat nicht gelesen: Verboten für Juden?’.
De doodsberichten die al maandenlang vanuit Buchenwald en Mauthausen binnendruppelden, ontnamen de familie steeds meer hoop en begin september kwam het bericht dat Wolf, 21 jaar oud, op 29 augustus 1941 in Mauthausen om het leven was gekomen.
De enige van het gezin van Salomon en Grietje Lesgever die de oorlog overleefde, was Lex.
Gebaseerd op onderzoek en verhaal van Wally de Lang