Verhaal

Over Salomon Kusiel

Salomon Kusiel (1866-1940) is geboren op 22 juni 1866 in Duitsland in Hochberg am Neckar, dichtbij Ludwigsburg. Hij is gehuwd op 6 juli 1892 te Ichenhausen, dichtbij Ulm, met Fanny Gutmann. Woonachtig in Hochberg kreeg het echtpaar drie kinderen: Alice, Pepi en Siegfried. Uit de herinneringen van dochter Alice weten we, dat Salomon vanaf de eerste jaren van zijn huwelijk in 1892 elke dag met paard en koetsje naar Ludwigsburg reed, naar zijn bedrijf: een paardenhandel, waarmee hij leverde aan boeren en aan het leger. Auto's en vrachtwagens bestonden nog niet. Als hij 's avonds thuis kwam, nam hij vaak de tijd om met Alice te spelen en liedjes te zingen, waar zij erg van genoot. In 1905, toen de drie kinderen geboren waren, is de familie verhuisd naar Ludwigsburg, aan de Seestraße 50, tegenover de paardenhandel. Van 1928-1933, toen de kinderen al het huis uit waren, woonde Salomon met zijn vrouw Fanny op Seestraße 49, bij de paardenhandel. Dit huis in de Seestraße is nog steeds versierd met een sculptuur van een paardenkop. Vanaf 1933 komt Hitler aan de macht als rijkskanselier en worden in Duitsland door de Nazi’s allerlei maatregelen genomen tegen Joodse burgers, waardoor Salomon gedwongen werd zijn paardenhandel te stoppen. Hij heeft deze in 1936 verkocht. Hij woonde toen al vanaf 1934 op een ander adres. In de Reichskristallnacht, de nacht van 9 op 10 november 1938, waarin veel gebouwen en eigendommen van Joodse burgers zwaar werden beschadigd of vernield, werd ook de synagoge van Ludwigsburg in brand gestoken en vernietigd. Kort erna, in januari 1939, is Salomon met zijn vrouw naar Rotterdam-Schiebroek gevlucht zonder enige bezittingen, behalve tien rijksmark. Zij zijn in het huis van hun zoon Siegfried op de Adrianalaan 11 in Schiebroek gaan wonen, waar ze ook in 1939 werden geregistreerd in het bevolkingsregister van Schiebroek. Schiebroek was toen nog een zelfstandig dorp ten noorden van Rotterdam. In augustus 1941 werd het geannexeerd en maakte voortaan deel uit van Rotterdam. Op 20 juni 1940 is Salomon overleden. Hij overleed volgens zijn zoon Siegfriend aan hartfalen. 

Salomon werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Ringdijk in Schiebroek. Zijn grafsteen staat er nog steeds. 

Zijn vrouw Fanny werd door hun zoon Siegfried in september 1940 in Edam (N.H.) op de Voorhaven ondergebracht. De reden hiervoor was dat vanaf september 1940 het kustgebied, waartoe ook Schiebroek gerekend werd, voor Duitse vluchtelingen tot verboden gebied was verklaard. Op dat adres in Edam woonde ook een andere Joodse familie uit Ludwigsburg, het echtpaar Salomon en Julie Kaufmann. Op 7 maart 1941 is Fanny formeel uit Schiebroek uitgeschreven. En in maart 1942 stond ze geregistreerd als woonachtig op de Voorhaven, Edam. Ze heeft er gewoond tot 1943. Op 23 april 1943 is ze opgepakt en in Kamp Vught opgesloten. Daarna is ze op 9 mei naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Twee dagen later op dinsdag 11 mei is ze met een transport naar Sobibor in Polen weggevoerd. Fanny werd bij aankomst in Sobibor op 14 mei 1943 direct na aankomst vermoord in de gaskamer.

Alice, Pepi en Siegfried hebben allemaal de oorlog overleefd. Pepi wisten voor de oorlog nog naar Amerika te vluchten met haar man en twee kinderen. Alice en haar gezin wisten in 1941 via Lissabon ook naar Amerika te vluchten naar Pepi. Siegfried werd in 1942 opgepakt en werd naar de Hollandse Schouwburg in Amsterdam gebracht. Hij kwam echter snel vrij, omdat hij en zijn vrouw een uitzondering hadden op deportatie. Ze doken daarna onder en kwamen beide de oorlog door. 

 

Bron:alemannia-judaica.de