Verhaal

Over Regina Bekka Klara Van Zuiden

In 1939 komt de joodse familie Van Zuiden aan de Schepenstraat in Rotterdam wonen. Vader Simon is slager en moeder Rachel werkt in een rusthuis voor oudere, alleenstaande joodse dames. Hun dochter draagt de naam Regina, maar wie haar beter leert kennen, noemt haar gewoon Gini. Gini vindt gelijk aansluiting bij het 1 jaar ouder overbuurmeisje. De meiden trekken veel met elkaar op.

Dan valt het Duitse leger Nederland binnen in mei 1940. Na 5 dagen strijd en het bombardement op Rotterdam geeft het land zich over. Kort na de capitulatie leggen de meeste Nederlanders zich neer bij de nieuwe situatie. Ze pakken hun leven weer op. De Rotterdamse Joden en andere vervolgde groepen hoeven zich geen illusies te maken over de aard van het nieuwe regime. Vanaf augustus 1940 worden ze langzaam maar zeker buiten de samenleving gezet.

De maatregelen tegen joden worden zwaarder en zwaarder. Simon moet zijn werk als slager opgeven. In 1941 verliezen ze het staatsburgerschap en vanaf 1942 moeten alle joden ook nog verplicht een gele ster dragen. Als Gini voor het eerst haar jodenster op moet belt ze enthousiast aan bij haar buurmeisje om de grote gele ster te laten zien. Ze is pas 11 en heeft nog niet echt door wat de ster eigenlijk inhoudt. Trots staat ze bij haar buurmeisje in de gang. Als haar moeder dit merkt rent ze meteen naar de overkant om Gini weg te halen: het is voor hun verboden om bij niet-joodse mensen naar binnen te gaan...

Zo worden Gini en de andere joodse Rotterdammers steeds meer gescheiden van hun stadsgenoten. Later in de oorlog worden de beperkingen nóg sterker. Vanaf 1942 worden Rotterdamse joden gedeporteerd. Veel joodse mensen hebben in 1943 al een aantal koffers in de gang klaar staan, voor het geval ze opgepakt zouden worden. Stiekem vindt Gini dit eigenlijk wel leuk. Haar eigen koffer! Met witte letters staan haar naam en geboortedatum er op geschreven:

REGINA B.K. van ZUIDEN, 8-2-1931.

‘s Avonds op 9 april 1943, kort na de eerste sjabbatmaaltijd, komt het moment dat de koffers gebruikt moeten worden. Het buurmeisje van Gini hoort een auto stoppen bij het huis van de familie Van Zuiden. Ze kijkt naar buiten en ziet dat het een politieauto is. Heel voorzichtig doet ze het raam een stukje open, zodat ze kan horen wat er allemaal gezegd wordt. Vanuit haar raam ziet ze hoe Gini en haar moeder in de auto worden gezet. Haar vader staat nog even met een agent te praten. Dan springt Gini de auto uit, maar ze wordt tegengehouden door een agent. Huilend roept ze dat ze haar poëziealbum vergeten is. De agent schreeuwt nors tegen haar: “Ga terug, of we laten je hier in je eentje in het donker achter!” Gini gaat in tranen weer bij haar moeder zitten.

De auto vertrekt en brengt het gezin naar de beruchte Loods 24 bij de Spoorhaven op Zuid. Op 10 april 1943 wordt het gezin naar kamp Westerbork getransporteerd, waar ze 5 maanden doorbrengen. Op 7 september wordt de familie Van Zuiden weer op transport gesteld, dit keer naar Polen. Op 10 september komt hun trein aan in Auschwitz-Birkenau. Gini en haar moeder Rachel worden van vader Simon gescheiden. Gini en Rachel worden diezelfde dag nog in een gaskamer vermoord. Ook Simon overleeft het kamp niet. Hij sterft een half jaar later op 31 maart 1944.

Het buurmeisje van Gini is haar nooit vergeten en heeft haar foto altijd bewaard. Later schenkt ze het met haar herinneringen aan Gini aan het museum. Haar verhaal is met andere persoonlijke herinneringen uit de collectie uitgewerkt door onderzoeker Pieter Smit. Nu is het tussen honderden andere oorlogsverhalen uit onze stad te zien in Museum Rotterdam ’40-’45 Nu aan de Coolhaven.