Verhaal

Over Awigdor Kiwe Weisbard

Awigdor Kiwe (Karl) Weisbard werd geboren in Rozdol in Galicië op 28 maart 1877. Hij trouwde met Hennie Malke Finkel (Tarnopol, 4 april 1880 – Sobibor, 2 april 1943) en het echtpaar trok in eerste instantie naar Wenen, waar op 5 maart 1903 hun dochter Franziska werd geboren en op 6 juni 1904 dochter Rosa (Sobibor, 23 juli 1943).

In 1905 ging het gezin naar Rotterdam. Ze werden op 28 april 1905 ingeschreven op de Nieuwe Binnenweg 326b en Karl vestigde zich als kleermaker en bontwerker. Karl stapte, zoals ook bijvoorbeeld Abraham Tuschinski, in de opkomende markt van de film en hij werd al snel directeur van het W B Theater dat gevestigd was op de Nieuwe Binnenweg 326. In Rotterdam kregen ze op 30 januari 1907 dochter Laura. Die overleed echter 8 maanden later op 29 oktober. Op 23 september 1908 werd zoon Ernst geboren en op 29 mei 1910 zoon Alfred en op 9 september 1914 zoon Max. 

Het gezin, nu met vijf kinderen, leefde zijn leven in de Maasstad en vader kon lange tijd een goede boterham verdienen in het W B (Wereld Bioscoop, later Wester Bioscoop) theater. Hij zat bovendien in de directie van een groot aantal andere theaters in de stad. Meer Oost-Europese Joden werkten in Rotterdam in de film, toen een nieuwe opkomende industrie, en de contacten tussen deze concurrenten waren intensief.
In de Maasstad begon de vernietiging op 14 mei 1940. Het bombardement op de stad vernietigde het hele centrum en ook een groot deel van de theaters rond het uitgaansgebied van de Coolsingel. Karl pakte zijn oude beroep weer op en vestigde zich op de Nieuwe Binnenweg 322 en was samen met een compagnon kleermaker.

Op 23 september 1942 zaten Karl, Franziska, Ernst en Alfred gevangen op het politiebureau in Rotterdam. In het dagrapport is te lezen dat de gedetineerden voor doortransport naar Westerbork eerst naar Amsterdam gebracht gingen worden, hetgeen door twee agenten gedaan werd. Na Westerbork werden Karl, Ernst en Alfred naar Auschwitz gedeporteerd. Karl werd daar vermoord op 28 september 1942, Ernst en Alfred op 31 januari 1943.

Franziska was getrouwd met de rooms-katholieke Franz Theodor Look (Rotterdam, 30 maart 1903) en had met hem een zoon gekregen, Henri Peter Theodor (geboren 23 augustus 1930). Op 15 februari 1932 scheidde zij van hem. Bij diens overlijden op 1 mei 1958 in Rotterdam wordt Franz weduwnaar genoemd van drie vrouwen, onder wie als eerste Franziska. Maar het tijdstip van háár overlijden is ondanks uitputtende research niet gevonden. 

Zijn vrouw Hennie heeft haar man en vier van haar kinderen met onbekende bestemming zien vertrekken. Zelf werd ze op 30 maart 1943 vanaf Westerbork naar Sobibor gedeporteerd, waar ze op 2 april 1943 werd vermoord. Haar dochter Rosa werd op 23 juli 1943 in Sobibor vermoord, evenals haar man Paul en hun 1-jarige zoontje Ruben. 

Henri overleefde de oorlog. Hij ging naar de HBS en studeerde politieke en sociale wetenschappen in Amsterdam, waar hij ook lid werd van de studentenvereniging Unitas. Ook studeerde hij rechten aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Later vestigde hij zich als advocaat. Henri huwde in de jaren 50 met Ada met wie hij een dochter kreeg. Hij scheidde uiteindelijk van haar en hertrouwde midden jaren 60 met Nettie en zij kregen twee kinderen. Henri scheidde uiteindelijk ook van Nettie. In 2002 kreeg Henri een beroerte, waar hij werd opgenomen in de Antonius kliniek in Rotterdam Zuid. Henri overleed uiteindelijk op 21 april 2007 in Amsterdam op 76-jarige leeftijd.

Max trouwde in 1941 met Geertje van den Akker. Samen overleefde ze de oorlog. Max werd na de oorlog directeur van een fruit- en groenten importhandel in Rotterdam. Hij is, wonend aan de Westzeedijk 130b, op 29 december 1960 op 46-jarige leeftijd overleden. Max en Geertje kregen samen drie kinderen.

Bron: www.sobibor.org/