Verhaal

In Memoriam II

1942-1944

Levie Philippus en Eva Floretta besluiten onder te duiken. Ze verblijven bij iemand uit het zakelijke netwerk van Levie Philippus, ene meneer Van Gent, op een adres in Arnhem. De heer L. Cohen was een goede kennis van ons en wij hebben hem indertijd een tijd lang in ons huis verborgen, doch daar hij zich niet gerust gevoelde, dat tegenover ons een lid van de SD [Sicherheitsdienst] woonde, wenste hij bij ons te vertrekken. Daar zijn financiën niet meer in staat waren de lasten voor hem en zijn gezin te dragen, hebben wij hem een voorschot van ƒ 1000 [wat nu een waarde vertegenwoordigd van zo’n € 7900] verstrekt onder de navolgende voorwaarden, welke echter niet schriftelijk konden worden vastgelegd in verband met de tijdsomstandigheden. Wij kwamen overeen, dat wij deze ƒ 1000 hem ter beschikking stelden om in zijn moeilijkheden tegemoet te komen, doch dat hij niet verplicht was deze terug te betalen zolang hij na de oorlog daartoe niet in staat was. Daar wij echter vernamen, dat alle eigendommen en bezittingen van Joodse onderdanen, die door de Duitse instanties in beslag zijn genomen, thans onder het beheer van het Beheersinstituut staan en doen u daarom het volgende verzoek: Indien er nog iets van de bezittingen is terechtgekomen, en niet meer aan de eigenaar kunnen worden teruggegeven, dat wij dan onze aanspraken daarop zouden willen laten gelden voor bovengenoemd bedrag. Daar dit bedrag indertijd is opgehaald op ons kantoor te Arnhem (wat verwoest is) door iemand uit Apeldoorn, die naar wij menen, ook in de Jachtlaan woonde, zouden wij deze als getuige op kunnen laten roepen door middel van de bladen die in Apeldoorn verschijnen. Wanneer wij ons goed herinneren was hij [de persoon die het geld ophaalde] vertegenwoordiger van een oliehandel. Wij zouden gaarne bericht van u ontvangen hoe met de regeling dezer zaken gaat, onder voorwaarde echter dat de heer Cohen de catastrofe niet overleefd heeft. Het zou ons prettig zijn te vernemen dat hij nog in leven is.

Voor Wolfgang is het een volslagen verrassing als hij op een dag uit school komt en blijkt dat de familie vertrokken is. Hij wordt opgevangen door de eigenaren van de woning.

Op 5 juni 1942 wordt de familie Cohen-Van Oosten ingeschreven op de Waltersingel 62 en Alex wordt opnieuw ingeschreven op de Joodse school.

De Waltersingel 62 is het woonadres van Andreas Kamp (1908-1943) en Elisabeth Kamp-de Vries (1908-1942). Zij hebben twee Duitse Joodse vluchtelingen, Heinz Leo Spiegel (1931-1943) en Frieda Spiegel (1933-1943), in hun gezin opgenomen. Bij de razzia in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 worden Elisabeth en de twee Duitse pleegkinderen Spiegel uit het huis aan de Waltersingel meegenomen en naar Westerbork gebracht. 

Andreas Kamp zit enige tijd in het werkkamp te Lievelde. Hij wordt op 2 oktober 1942 met een trein vanaf station Lievelde, via Arnhem, overgeplaatst naar kamp Westerbork. Elisabeth Kamp-de Vries, Heinz Leo en Frieda worden in de nacht van 2 op 3 oktober uit hun huis weggevoerd. Ook zij worden via Arnhem naar kamp Westerbork gedeporteerd.

Levie Philippus, Eva Floretta en de twee kinderen worden niet weggevoerd. Toch wordt het gezin op 31 juli 1943 ook in doorgangskamp Westerbork geregistreerd. Ze worden geplaatst in barak 69.

Levie Philippus kreeg voor zijn wegvoering, op onbekende datum, een functie toegewezen bij de lokale afdeling van de Joodse Raad. Er is, voor zover bekend, slechts één document dat hiernaar verwijst. Het is goed denkbaar dat hij de functie van eerdergenoemde Bension Levie heeft overgenomen, die vanwege langdurige ziekte niet in staat is om werkzaamheden uit te voeren. Het genoemde document is een brief van 16 juli 1943, ondertekend door L. Cohen, met als adres Waltersingel 62. Het betreft een reactie op een brief die is verzonden vanuit het Centraal Israëlitisch Krankzinnigeninstituut (het overkoepelend orgaan van het Apeldoornsche Bosch). In de brief wordt gesproken over een voedselpakket dat een maand eerder al naar Rachel Hes-Prins verzonden is - op dat moment geïnterneerd in het doorgangskamp. Levie Philippus heeft een reçu als bewijs van verzending, maar heeft nooit bericht gehad dat het pakket door Rachel is ontvangen. Hij gaat er ondanks dat vanuit dat zij het pakket wel ontvangen heeft.

Na ruim vijf weken wordt het gezin Cohen opgeroepen zich klaar te maken voor transport. Op maandag 7 september 1943 vertrekt de trein, met als eindbestemming vernietigingskamp Auschwitz. Transport 79 telt in totaal 987 vervolgden, verdeeld over 27 wagons.

In het boek ‘In Memoriam’ van Guus Luijters staat de volgende getuigenis van Gretha Deen-Kaufmannn opgetekend: Mijn man en ik zijn op 23 mei 1943 in Amsterdam aangehouden en direct overgebracht naar Westerbork. Vandaar op 7 september 1943 per trein naar Auschwitz-Birkenau. Aldaar zijn wij aangekomen op 10 of 11 september 1943. Het was in de nacht. Het transport [bestond] naar mijn mening uit plusminus 2000 mannen, vrouwen en kinderen. Bij aankomst werden de mannen direct van de vrouwen gescheiden. Oude vrouwen, zwangere vrouwen, vrouwen met kinderen en ook vrouwen die zich ziek gevoelden, mochten van de Duitse S.S. plaatsnemen op reeds aanwezige en gereedstaande vrachtauto’s voor verder vervoer. Waar deze mensen heengaan, wist men toen nog niet. De dag daarna wist men het wel; zij waren regelrecht naar de gaskamers gebracht. Met mannen ging dit op dezelfde wijze. Men scheen voor de selectie een leeftijd van ongeveer 40 jaar te hebben vastgesteld. Zo ik later vernam, zijn de mannen die daarvoor geschikt werden geacht, naar Warschau gezonden om aldaar in kolenmijnen te gaan werken; ook mijn man, die collecteur van de Nederlandse Staatsloterij was, is daarheen gegaan. Hij is niet teruggekeerd.

De trein komt op 9 september 1943 aan in de omgeving van het vernietigingskamp, na selectie worden Eva Floretta, Alex Elie en Alexander door de nazi’s met Zyklon B van het leven beroofd. 

De exacte sterfdag van Levie Philippus is onbekend. De bij wet vastgestelde sterfdatum is 31 maart 1944 in Polen, doorgaans werd de laatste dag van de maand hiervoor gebruikt. Uit een bewaard archiefkaartje blijkt dat na de oorlog het vermoeden ontstaat dat Levie Philippus overgeplaatst is naar Warschau, en daar tussen 8 oktober 1943 en 1 april 1944 is omgekomen, bezweken of omgebracht. 

Het is goed denkbaar dat ook Levie Philippus in een kolenmijn dwangarbeid heeft moeten verrichten.

Bronnen: Groninger Archieven, Nationaal Archief, het NIOD. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).