Verhaal

Over Miep Gies

Miep Gies in 1987.

 

Bron: www.wikipedia.nl

Miep Gies wordt op 15 februari 1909 in Wenen (Oostenrijk) geboren als Hermine Santrouschitz. De familie Santrouschitz is katholiek en niet welgesteld. Door de schaarste na de Eerste Wereldoorlog raakt Miep zelfs ondervoed. Daarom besluit haar familie om gebruik te maken van een hulpactie voor Oostenrijkse kinderen: in december 1920 zetten zij de 11-jarige Miep op de trein naar Nederland om daar aan te sterken. Miep komt terecht in Leiden, waar de familie Nieuwenburg haar liefdevol opvangt. In 1924 verhuist het gezin naar Amsterdam en uiteindelijk beslissen Mieps biologische ouders dat ze zo thuis is geraakt in Nederland, dat Miep beter in Nederland kan blijven. Haar pleegouders gaan daarmee akkoord. 

Als Miep 18 jaar is, begint ze als typiste voor een borduur- en pliseeratelier. Maar door de crisis wordt ze daar zes jaar later ontslagen. Gelukkig biedt haar bovenbuurvrouw nieuwe kansen: zij werkt als vertegenwoordigster voor het bedrijf van Otto Frank en regelt een afspraak voor haar met Otto, die dan net zijn handel in Opekta opstart. Miep wordt aangenomen. Als ze het jam maken onder de knie heeft, zet ze de stap naar de ‘Opekta-inlichtingendienst’: een soort klantenservice, waar ze vragen via de telefoon en post beantwoordt. Van haar eerste baantje kent Miep Jan Gies nog. De twee krijgen een relatie en op 16 juli 1941, in het tweede oorlogsjaar, trouwt het stel. Jan werkt dan als maatschappelijk werker voor de Sociale Dienst van de gemeente Amsterdam. Het stel vindt een woning vlakbij het Merwedeplein, waar de familie Frank woont. Op een dag roept Otto Miep bij zich en brengt haar op de hoogte van de onderduikplannen. Hij vraagt Miep of ze hem en zijn gezin wil helpen, mocht het gezin moeten onderduiken in het Achterhuis. Miep aarzelt geen moment. 

Als Margot op 5 juli 1942 een oproep krijgt, besluiten Otto en Edith Frank meteen de volgende dag onder te duiken. Ze bellen Miep en Jan, zodat die nog spullen voor de schuilplaats kunnen meenemen. De volgende ochtend haalt Miep Margot op. Samen fietsen zij naar het bedrijf van Otto aan de Prinsengracht. Otto, Edith en Anne gaan er te voet naartoe. Eenmaal in de schuilplaats, ontstaat er al snel een zekere regelmaat.. De helpers verdelen de taken: Miep zorgt voor groente en vlees. In haar dagboek schrijft Anne: ‘Miep is precies een pakezeltje, die sjouwt wat af. Haast elke dag heeft ze ergens groente opgescharreld en brengt alles in grote inkooptassen op de fiets mee.’ . Daarnaast neemt Miep ook bibliotheekboeken mee voor de onderduikers. 

Miep weet dat Anne een dagboek bijhoudt. Op een dag stoort zij Anne bij het schrijven. ‘Zij keek me aan met een blik die ik nooit zal vergeten. Ze keek woedend, verbeten. En toen stond Anne op, sloeg haar dagboek dicht en keek me uit de hoogte aan. “Ja,” zei ze, “en over jou schrijf ik ook.” Ik wist niet wat ik zeggen moest. Het enige wat ik nog eruit kon brengen, was: “Dat zal wat moois worden”.’ 

Maar dan, op vrijdagochtend 4 augustus 1944, vallen Nederlandse agenten, onder aanvoering van SS-Hauptscharführer Karl Josef Silberbauer, totaal onverwacht de Prinsengracht 263 binnen. De acht onderduikers en helpers Johannes Kleiman en Victor Kugler worden gearresteerd. Het lukt helper Johannes Kleiman nog wel om Bep weg te sturen. Ze moet zijn portefeuille bij een bevriende drogist afgeven. Hij kan dan Kleimans vrouw laten weten dat het mis is op de Prinsengracht. Bep keert na de arrestatie terug. Als Miep en Bep daarna in het Achterhuis gaan kijken of zij nog persoonlijke bezittingen van de onderduikers kunnen redden, vinden ze Annes schriften en papieren op de vloer. Miep en Bep verzamelen alles en Miep besluit om de papieren in een la van haar bureau te bewaren. In de hoop ze ooit aan Anne zelf terug te kunnen geven. Na de arrestatie doet Miep nog een ultieme poging om de onderduikers vrij te kopen. Ze neemt een groot risico en stapt het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst binnen. Haar poging mislukt. Gelukkig is er ook een lichtpuntje: tot grote opluchting wordt Johannes Kleiman wel al na enkele weken vrijgelaten. Miep en de andere helpers houden het bedrijf draaiend tot de bevrijding op 5 mei 1945. Begin juni staat Otto voor de deur van Jan en Miep. ‘U kunt zo lang bij ons blijven wonen als u wilt’, zegt Miep tegen hem. Uiteindelijk zal Otto ruim zeven jaar bij Jan en Miep in huis wonen. Als half juli 1945 duidelijk wordt dat Anne in het concentratiekamp Bergen-Belsen is gestorven, overhandigt Miep de dagboekpapieren aan Otto. Na de publicatie van ‘Het Achterhuis’ in 1947, dringt Otto er bij Miep op aan om het ook te lezen. Pas na lang aandringen geeft ze toe. 

In de jaren na de oorlog staat Mieps leven voor een groot deel in het teken van Anne. Haar man overleed in 1993. Ze trad de laatste jaren van haar leven niet meer op in het openbaar of voor televisiecamera's, maar opende nog wel in eigen beheer, niet lang voor haar dood, een website waarop ze haar visie op de gebeurtenissen uit die tijd weergaf. In 2009 vierde zij in besloten kring haar honderdste verjaardag. Via het Anne Frank Huis werd bekendgemaakt dat zij in een redelijk goede gezondheid verkeerde en betrokken bleef bij de herdenking van Anne Frank en de verspreiding van "de boodschap van haar verhaal". 

Miep overleed op 11 januari 2010 op 100-jarige leeftijd in Hoorn. Samen met haar man Jan kreeg ze een zoon: Paul Gies (13 juli 1950).

 

Bron: www.annefrank.org/nl