Verhaal

Beknopte verklaring van verwijzingen uit Hoofdstuk I van de Publicatie Auschwitz IV

(verklaringen betreffende de transporten van 24 Augustus, 14 en 21 September 1943)

Betreft de verwijzing naar Hoofdstuk 1 – paragraaf 2

De te bespreken deportatie-periode heeft mede betrekking op het bewaard gebleven gedeelte van de administratie van de "Krankenbau Monowitz", bevattende de personalia van alle mannen, die van 7 Juli 1943 t/m 19 Juni 1944 in deze inrichting opgenomen zijn geweest (totaal ruim 15000 namen, waarvan er een aantal twee- of meermalen voorkomen; hieronder 2375 namen van uit Nederland gedeporteerden, van wie vele hebben behoord tot de najaars-transporten van 1943, maar ook een aantal tot de voorjaars-transporten van dit jaar).

Het document is zeer zorgvuldig bewerkt, zodat naams-verbasteringen (voornamen zijn voluit geschreven) en andere fouten weinig voorkomen. Vóór de namen zijn de matricule nummers vermeld, waaronder de betrokkenen in Auschwitz zijn geregistreerd, en achter de namen de data van "Zugang" en "Abgang", onder bijvoeging van één der volgende aanduidingen (overleden): "nach Birkenau"  -  "nach Auschwitz"  -  "Entlassen".

Op grond van deze aanduidingen kunnen ten aanzien van het lot der betrokkenen al dadelijk algemene conclusies worden opgesteld, welke in de volgende paragraaf zijn uitgewerkt.

Betreft de verwijzing naar Hoofdstuk 1 – paragraaf 3  - sub I.

Algemene conclusies inzake het overlijden van mannen, wier personalia voorkomen in de administratie van de "Krankenbau Monowitz".

A): Zij, die blijkens de Krankenbau-administratie in Monowitz zijn overleden.

De data van overlijden van deze mannen zijn uiteraard die, waarop zij blijkens de kolom "Abgang" uit de administratie van de Krankenbau zijn afgevoerd.

B): Degenen, die zijn afgevoerd naar Birkenau.

Uit het feit, dat Birkenau het vergassingskamp was, alsmede uit de omstandigheid, dat van de tot deze groep behoord hebbende mannen bijna niemand is teruggekeerd of naderhand nog ergens is aangetroffen (tenzij in enkele uitzonderingsgevallen, waarbij is gebleken dat de betrokkenen in een bijzondere positie hebben verkeerd), moet worden geconcludeerd, dat, tenzij individueel anders blijkt, al deze mannen door vergassing om het leven zijn gebracht uiterlijk de dag na die, waarop zij uit de Krankenbau-administratie werden afgeschreven.

C): Degenen, die zijn afgevoerd naar Auschwitz .

Uit getuigenverklaringen (in het bijzonder die van een Joods medicus van het transport van 14 September 1943, die ruim een jaar i n de Krankenbau Auschwitz werkzaam is geweest), alsmede uit het feit, dat van de naar Auschwitz afgevoerde mannen verscheidene zijn teruggekeerd of later nog ergens zijn aangetroffen, moet worden geconcludeerd, dat in het algemeen deze mannen niet terstond werden vergast, maar nog een levenskans kregen. Zij werden als regel gedurende zekere tijd in het "Krankenrevier" te Auschwitz opgenomen, en daarna opnieuw tewerkgesteld. Eerst nadat zij eventueel later weer door ziekte of verzwakking voor verdere arbeid ongeschikt werden bevonden, werden ook zij voor vergassing naar Birkenau afgevoerd.

Om de schijn te vermijden, dat de overlijdensdatum exact kon worden vastgesteld, zal bij de toepassing van deze conclusie de uiterste sterfdatum steeds zijn te fixeren op de laatste dag van de maand, waarin met bij berekening van 3 maanden wordt uitgekomen.

D):  Zij, die uit de Krankenbau Monowitz werden "entlassen".

Dit kan niet anders hebben betekend, dan dat de betrokkenen, na hun ontslag uit de Krankenbau, opnieuw in Monowitz werden tewerkgesteld. Zij kunnen, voor zover zij niet zijn gerepatrieerd, dan wel na de grote evacuatie in andere kampen zijn aangetroffen, óf in Monowitz zijn overleden (mogelijk zonder opnieuw in de Krankenbau te zijn opgenomen), óf zijn overleden tijdens de evacuatie.  De Krankenbau zou ook beschouwd kunnen worden als een selectie-oord, waar de sterken, die tegen de zware arbeid bestand waren, werden uitgezocht, en de zwakken afvielen.

Op deze gronden is geconcludeerd, dat de "Entlassenen", tenzij individueel anders mocht blijken, op het tijdstip van de grote evacuatie nog in leven zijn geweest, zodat zij, voor zover zij niet zijn gerepatrieerd, niet bij de evacuatie in Monowitz zijn achtergebleven,of na de evacuatie niet zijn aangetroffen in andere kampen, tijdens de evacuatietochten moeten zijn overleden.

De tijdstippen van hun overlijden kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de gegevens, welke omtrent de evacuatietransporten zijn vermeld in het deel Auschwitz V I van deze publicaties.

Betreft de verwijzing naar Hoofdstuk 1 – paragraaf 3  - sub II.

Algemene conclusie inzake het overlijden van mannen, die van Auschwitz uit zijn gezonden naar Warschau.  (niet van toepassing op de transporten van 24 Augustus, 14 en 21 September 1943).

Betreft de verwijzing naar Hoofdstuk 1 – paragraaf 3  - sub III.

Algemene conclusies inzake vrouwen, die voor het ondergaan van "medische" experimenten opgenomen zijn geweest in de z g . "experimentenblokken".

Van verschillende transporten van 1943, maar voornamelijk van die van 24 Augustus, 14 en 21 September 1943, zijn een aantal gehuwde vrouwen, die geen jonge kinderen bij zich hadden, en enkele ongehuwde vrouwen, die zich als gehuwd hadden opgegeven, aangewezen voor het ondergaan van "medische" experimenten, en daartoe opgenomen in de z.g . "experimentenblokken"   ("Block 10" en later ook "Block 1" van het kamp Auschwitz).

Ten aanzien van het lot van deze vrouwen staan voorts de volgende feiten vast:

1e. Afgezien van de op hen toegepaste experimenten, ondervonden zij een betrekkelijk goede behandeling. Aan de eigenlijke experimenten zijn slechts enkele vrouwen gestorven. Een en ander komt tot uiting in het bijzonder grote aantal overlevenden (meer dan 45% van het totaal aantal vrouwen, dat voor het ondergaan van experimenten is uitgezocht).

2e. Wel is in het begin een aantal vrouwen overleden aan besmettelijke ziekten (tyfus, dysenterie, roodvonk). Enige vrouwen, die door deze ziekten waren aangetast, werden ter vergassing overgebracht naar Birkenau.

3e. Vrouwen, die ongeschikt werden bevonden voor verdere experimenten, of die weigerden zich daaraan langer te onderwerpen, dan wel uit de experimenten-blokken werden afgevoerd, omdat op het betrekkelijke tijdstip meer vrouwen dan nodig voor de proefnemingen beschikbaar waren, gingen eveneens naar Birkenau. Zij werden echter niet, althans niet dadelijk, vergast, maar in verschillende arbeidscommando's ("Strassenbau-commando", "Wascherei", "Lederbearbeitungs-abteilung", "Strickerei", "Schneiderei" e.d.) tewerkgesteld. De arbeid was in deze commando's niet overal even zwaar (het zwaarst in het "Strassenbaukommando", dat trouwens ook als strafcommando gold).

Tenzij in individuele gevallen nadere gegevens ter beschikking staan, is voor de vaststelling van een uiterste overlijdensdatum voor deze vrouwen geen andere mogelijkheid dan allen onder één categorie te brengen. In totaal zijn vóór de opheffing van "Block 10",  3 groepen vrouwen voor tewerkstelling naar Birkenau afgevoerd, n.l. op 18 September 1943 12 vrouwen  -  op 23 Juni 1944 ±80 vrouwen en op 13 Juli 1944 ±30 vrouwen.

In een aantal gevallen echter bleek individuele vaststelling van het overlijden niet mogelijk te zijn, en moesten aan de hand van eerder bekend geworden feiten algemene conclusies worden opgesteld als in het onderstaande zijn geformuleerd, zoals van Vrouwen van wie vaststaat, dat zij in het experimentenblok waren opgenomen, maar omtrent wie verder geen individuele gegevens ter beschikking staan.  

Het enige wat met betrekking tot deze vrouwen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld is, dat zij op het tijdstip van de grote evacuatie van 18 Januari 1945 niet meer in leven zijn geweest, omdat kan worden aangenomen, dat de namen van alle vrouwen, die in November 1944 naar Bergen Belsen zijn afgevoerd, of met het evacuatie- transport zijn meegegaan, uit de verklaringen van overlevenden bekend zijn geworden. 

T.a.v.deze categorie kan dus slechts worden geconcludeerd, dat de daartoe behorende vrouwen zijn overleden in Auschwitz of Birkenau, niet eerder dan de dag na aankomst in Auschwitz (3 dagen na vertrek uit Westerbork), en uiterlijk 18 Januari 1945 (datum van de evacuatie). 

Bron: Archief Rode Kruis, publicatie "Auschwitz IV", October 1953, uit hoofdstuk 1 e.v.

Alle rechten voorbehouden