Verhaal

Het lot van Moses Abram

Overgenomen uit Westerborkportretten/Leo Aussen en aangevuld door de redactie Joods Monument.

De lotgevallen van Moses Abram zijn nagenoeg identiek aan die van Leo Aussen, met dien verstande, dat Moses Abram pas op 25 Januari 1945 tijdens een. z.g. dodenmars vanuit Blechhammer naar Gross-Rosen is bezweken.

Uit Westerborkportretten Leo Aussen

Net als vele transporten in die periode stopte de trein kort voor de aankomst in Auschwitz bij Cosel. Leon Aussen (en ook Moses Abram) hoorde bij de mannen die hier uit de trein werden gehaald. Een overlevende van deze groep verklaarde na de oorlog: ”Cosel was geen station, het was een dijk waar de trein bovenop reed. Geheel onverwacht moesten daar mensen van een bepaalde leeftijd uitstappen. Wij werden de trein uitgegooid. Plotseling kwam er een luitenant bij me, die tegen me zei, dat ik me niet bang moest maken. Het zou maar voor drie dagen zijn en dan gingen we weer naar de vrouwen en kinderen. Nadat we uitgestapt waren moesten we knielen en toen werd er inspectie gehouden door Lindner, die rondliep met in zijn linkerhand een grote zweep en in zijn rechterhand een revolver. Er werden 15 personen uitgezocht, die uit een wagon rugzakken moesten halen. En natuurlijk kwamen er allemaal verkeerden uit. Lindner en nog anderen gingen toen een oppervlakkige selectie houden. Er werden toen nog mensen teruggestuurd in de trein en er werden er ook nog uitgehaald. Terwijl we daar nog zaten ging de trein verder. Na een minuut of tien kwamen er trailers.”

Van Cosel gingen de mannen direct naar het kamp Niederkirch en in oktober naar Seibersdorf. Seibersdorf was een verschrikkelijk kamp. Een overlevende vertelde over het werk dat de gevangenen moesten doen het volgende: “We moesten met kruiwagens stenen vervoeren om wegen aan te leggen, van de vroege ochtend tot laat in de avond. We begonnen in de regenperiode en stonden in modder en leem. Daarna begon de vorst en moesten we de grond en de stenen uithakken. Het zwaarste was het dragen van de rails die wij moesten leggen. Daarbij kwam dat wij ook heel weinig te eten kregen. Zowel op het werk als in het kamp werd vaak geslagen. Je moest dan op een lorrie gaan liggen en dan kreeg je een portie en werd er bepaald hoeveel stokslagen je kreeg. (…) Er was een strenge discipline. Bij het minste vergrijp werd erop los getimmerd en daarbij vielen regelmatig doden. Die gingen dan in een kuil, twee of drie op elkaar.”
En een andere overlevende: “Overdag moesten wij aan de spoorbaan werken en 's avonds aan de opbouw van het kamp. Water was er haast niet. De mensen stierven er als ratten.”

In maart 1943 zijn de mannen die nog in leven waren naar Blechhammer gebracht. Leon Aussen was daar niet meer bij en moet dus al daarvoor zijn omgekomen in Seibersdorf. Zijn sterfdatum is na de oorlog vastgesteld als zijnde 31 maart 1943. Leon heeft waarschijnlijk zijn 29e verjaardag niet gehaald. Zijn vrouw en kinderen zijn direct na aankomst in Auschwitz op 10 september 1942 vermoord. (maar Moses Abram was tot nu toe nog in leven).

Aanvulling van de redactie Joods Monument:

Bovenstaand verhaal is nagenoeg identiek aan de ervaringen van Moses Abram, die eveneens behoorde tot de 110 jongens en mannen die in Cosel uit de trein gehaald zijn. Zijn vrouw Rebecca de Paauw werd met vele anderen doorgezonden naar Auschwitz en bij aankomst aldaar op 10 September 1942 direct vermoord.

Moses Abram daarentegen heeft de bovenstaande kampen overleefd. Vanuit Blechhammer is hij op 21 Januari 1945 met een z.g. “evacuatiemars” (dodenmars) te voet naar Gross-Rosen “geëvacueerd”. Deze evacuatiemars, met de route via Neustadt, Frankenstein, Stansee, Schweidnitz, Reichnau naar Gross-Rosen, en is uiteindelijk op 2 Februari 1945 aangekomen.  Moses Abram heeft dat niet meer kunnen meemaken. Onderweg, ergens in Polen, is Moses Abram op 25 Januari 1945 verzwakt door de ontberingen, bezweken of doodgeschoten. Zijn overlijdensakte, in opdracht van het Ministerie van Justitie opgemaakt in Amsterdam op 28 November 1952 uit het A-register 98-folio 22, geeft aan dat hij op 25 Januari 1945 in Polen is overleden.

Bron van de bovenstaande aanvulling: het archief van het Rode Kruis/uit de publicatie Auschwitz III - de Cosel periode - uitgegeven in October 1952.

Alle rechten voorbehouden