Verhaal

Van Leipzig via Aken, Haarlem, Nijmegen, Westerbork naar Kl Auschwitz

Aanvulling bij en kleine correctie op de andere bijdragen

Eind december 1939 was Moses Azderbal met een hele groep Joden vanuit Leipzig naar Aken gegaan met de bedoeling de Nederlandse grens nabij Kerkrade over te steken. Zijn echtgenote Jente Andermann (6 september 1879, Podhajes, Dl.) was al overleden op 14 september 1936. Een Duitse ‘helper’ had de groep echter verraden en een deel van de groep werd in een café bij Aken opgepakt, onder wie de organisatrice van de vlucht. Maar Moses Azderbal slaagde er wel in de ‘groene’ grens over te komen, samen met drie anderen, onder wie het echtpaar Chana Wanderer (Groble, nu in zuid-oost Polen, toen in Oostenrijk-Hongarije, 13 april 1881) en haar man Ejukim Multer (3 september 1882).  In de Duitse stukken wordt Azderbal “de Perzische Jood” genoemd, de vluchtende Joden worden er “auswanderungslustige Juden” genoemd.

Moses gaat vanuit Limburg naar Haarlem en Chana en Ejukim gaan naar Amsterdam. Maar Moses moet Haarlem verlaten, dit na de circulaire van 4 september 1940 van SG van Justitie Tenkink dat vluchtelingen de kustgebieden moesten verlaten vóór 9 september 1940. Het begrip ‘kustgebieden’  werd daarbij heel ruim opgevat. Ook  gemeenten als Breda, Rotterdam, Den Haag en Haarlem vielen  eronder.  Moses gaat dan naar Nijmegen, waar hij en andere vluchtelingen, die toen met name in Zandvoort, Haarlem en Heemstede woonden, zich op 9 september 1940 bij de Vreemdelingenpolitie meldden. Moses gaat al snel in een pension op de Madoerastraat wonen en wordt zoals de andere pensiongasten opgepakt bij de grote razzia in Nijmegen op 17 november 1942. De meesten van de op die avond opgepakte 196 Joden werden al op 24 november verder gedeporteerd. Moses bleef nog even in Westerbork, in barak 69, maar ook hij werd al snel gedeporteerd, op 23 januari 1943. De trein komt op 24 januari aan in Auschwitz. Van de 516 gedeporteerde Joden worden er 20 tewerkgesteld, de overigen worden die dag vergast.

Chane en Ejukim werden beiden tegelijk met anderen opgepakt in juni 1940 in Amsterdam en overgebracht naar een detentiecentrum in Hoorn en vervolgens naar het vluchtelingenkamp Westerbork. Zij worden gedeporteerd met de trein van 8 februari 1944. Het is het transport waarbij de meeste zieken in het ziekenhuis in Westerbork op verzoek van Gemmeker op transport gesteld werden.