Verhaal

In Memoriam III

In dezelfde periode, in 1935, viert Freerk zijn veertigjarig jubileum als voorganger van de Joodse gemeente in Apeldoorn, in totaal bekleedt hij dan al meer dan vijftig jaar het religieuze ambt. De verslaggever van de Nieuwe Apeldoornsche Courant (N.A.C.) beschrijft hem met de volgende karakteristieken: Gezond verstand, geduld, volharding, oprechtheid, energie, een aangeboren welwillendheid tegenover iedereen, hebben den jubilaris in staat gesteld, zijn taak op niet te overtreffen wijze te vervullen. Hierna tekent de verslaggever de woorden op van de opperrabbijn: Spr. [spreker, lees: de opperrabbijn] roemt in het bijzonder zijn zelfbeheersching en verloochening van zijn eigen belangen in dienst van zijn moeilijke taak, zijn bescheidenheid en zijn vertrouwen op God, dat hem ook in moeilijke oogenblikken niet heeft verlaten.

Tijdens de viering van het ambtsjubileum wordt hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Het aanwezige publiek zingt hem spontaan het eerste couplet van het volkslied toe. Korte tijd later is hij aanwezig bij de officiële opening bij het Apeldoornsche Bosch van het Paedagogium Achisomog, dat opvang bood aan Joodse kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en aan wat toen ‘zwakzinnige kinderen’ werd genoemd. Ruim een half jaar later, in december 1935, viert Freerk zijn zeventigste verjaardag, het echtpaar krijgt dan als cadeau een nieuwe set meubelen. De Nieuwe Apeldoornsche Courant doet verslag: De zaal bleek bijkans te klein om alle belangstellenden, te bevatten en de krasse zeventigjarige, dien men zijn zeventig lentes geenszins aanziet, en zijn echtgenoote kwamen handen te kort bij het in ontvangst nemen der talrijke persoonlijke gelukwenschen. De geheele Joodsche gemeente was op de been om haar jubileerenden voorganger haar genegenheid te betuigen. In dit verband zij medegedeeld dat slechts enkele maanden geleden de eerw. heer Hoogstraal ter gelegenheid van zijn veertigjarig ambtsjubileum, waarbij hem de ridderorde van Oranje Nassau te beurt viel, eveneens op grootsche wijze gehuldigd is. [...] Verschillende sprekers deden in welgekozen bewoordingen de hoedanigheden van den jubilaris als mensch in het algemeen en als voorganger in 't bijzonder uitkomen en waaruit overduidelijk bleek hoezeer allen met den heer Hoogstraal en zijn familie medeleefden. [...] Des morgens bood de eerw. heer Hoogstraal zijn leerlingen en den kinderen van 't Paedagogium Achisomog een feestje aan waarbij naast de kleinkinderen van den jubilaris de kinderen van Achisomog, die den jubilaris een fraaien zelfvervaardigden brievenstandaard, aanboden, met muziek, toneelspel, zang en dans het grootste deel van het programma voor hun rekening namen op een wijze, die bewondering afdwong, zoowel wat de prestaties der kinderen als de leiding der onderwijzers betreft. Dat het aan versnaperingen niet ontbroken heeft spreekt als vanzelf.

Betje zet zich in 1936 in voor de landelijke organisatie ‘Joodsche Vrouwenraad’. Op verzoek van ‘het comité voor immigratie en opleiding van kinderen in Palestina’ wordt een inzamelingsactie georganiseerd. Betje zamelt in Apeldoorn geld in voor dit doel. Of zij zich langdurig heeft verbonden aan deze organisatie is niet meer te achterhalen.

In mei 1939 neemt Freerk afscheid van de gemeente en gaat met emeritaat. Na vijfenvijftig jaar voorganger te zijn geweest, waarvan vierenveertig jaar in Apeldoorn, neemt hij op gepaste wijze afscheid: Diep bewogen dankte de heer Hoogstraal allen voor de prettige samenwerking die hij steeds had ondervonden. De voorzitter van de gemeente zegt, niet gespeend van gevoel voor humor, dat de scheidende voorganger het bestuur, dankzij zijn lange verbondenheid aan de geloofsgemeenschap, enigszins in moeilijkheden heeft gebracht, omdat het geen routine heeft kunnen opdoen in het afscheid nemen. Na het formele gedeelte, volgt een informeel samenzijn in ‘De Poort van Kleef’. Hier wordt Betje een bos bloemen overhandigd en hoort het echtpaar in een toespraak de dankbaarheid van de gemeente over hoe een kleine gemeenschap, mede dankzij de inzet van Freerk, heeft kunnen uitgroeien tot een grote schare geloofsgenoten.

Het afscheid van de kinderen aan wie hij al die jaren onderwijs heeft gegeven, dat wordt in de krant beschreven. Er is te lezen dat het in een gemoedelijke sfeer heeft plaatsgevonden. Oud-leerling Frederik Polak (1923-1943) wordt in het artikel met name genoemd; hij draagt een gedicht voor en overhandigt namens alle kinderen Freerk sigaren en een kamerplant. Maar er wordt niet bij vermeld dat het hier gaat om de kleinzoon van de voorganger. Alles ontroert Freerk. Hij komt ook zelf aan het woord. Dan staat hij uitgebreid stil bij de decennialange steun van zijn vrouw aan hem en aan hun beider geloofsgenoten. Hij krijgt diverse ere-lidmaatschappen aangeboden, onder andere door Joseph Elze (1907-1943), namens de Apeldoornsche Joodsche Toneelvereeniging (A.J.T.). Als het samenzijn ten einde loopt spreekt Freerk een zegen uit. Lion Slagter volgt hem op.

Het is niet de enige keer dat de namen van Freerks kleinkinderen, de kinderen van zijn dochter Mina de krant halen. Mina woont in de buurt, in de Hoofdstraat op nummer 148b. Begin jaren dertig staan de kinderen geregeld genoemd in de ‘Joodsche Jeugdkrant Betsalel’. De kinderen lossen de raadsels op die in elke editie staan en geregeld worden één of meer van hen genoemd als inzender van de juiste antwoorden. Het is in ieder geval Frekie, die hiermee zeker twee keer een kinderboek wint. Ook schrijven de kinderen stukjes voor de correspondentie-pagina. Hierin beschrijven zij korte momenten uit hun leven, over voetballen, dat hun poes een kitten heeft gekregen, en dat ze met opa ‘uit de Trompstraat’ [lees: Freerk] naar Artis gaan.

Op 17 juni 1942 viert Betje haar zeventigste verjaardag. In de eerstvolgende uitgave van ‘het Joodsche Weekblad’ bedankt ze een ieder voor de belangstelling die ze op haar geboortedag heeft ontvangen.

Op 19 januari 1943 wordt het echtpaar met andere Apeldoornse Joden in het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die deze dag geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen; het is goed denkbaar dat vele Joden geen enkel idee hebben gehad wat hen te wachten stond. Het is niet bekend wat het echtpaar heeft gemerkt van de gruwelijkheden die tijdens de ontruiming van het terrein plaatsvinden. Dorpelingen horen het geschreeuw en gekrijs van de vele patiënten die in de vrachtwagens op weg zijn naar het treinstation van Apeldoorn. Nadat de trein met patiënten en de vijftigtal personeelsleden zijn weggevoerd, vertrekt enkele uren later een gewone personentrein, waarmee Freerk, Betje en het merendeel van de geïnterneerde dorpelingen naar Kamp Westerbork worden gedeporteerd. Het echtpaar wordt ruim twee weken in het doorgangskamp geïnterneerd.

Op dinsdag 9 februari 1943 vertrekt vanuit het kamp transport 49 met als eindbestemming Auschwitz. Het transport telt vijfentwintig personenwagons met in totaal 1184 gedeporteerden, onder hen echtpaar Hoogstraal. Freerk en Betje worden op vrijdag 12 februari 1943 in Auschwitz om het leven gebracht.

Al snel na de bevrijding, in augustus 1945, wordt het Nederlands Beheersinstituut (NBI) opgericht. Uit correspondentie tussen de bewindvoerder en de kleinzoon van het echtpaar, welke de oorlog heeft overleeft, blijkt dat de woning aan de Trompstraat moet worden verkocht. Deze kleinzoon verwacht dat het veel geld gaat kosten om de woning bewoonbaar te maken, welke hij niet heeft. De woning wordt in 1946 getaxeerd op ƒ 4500 (omgerekend naar het heden ruim € 25.000). Later wordt er in de correspondentie een taxatiewaarde van ƒ 4.000 genoemd.

Bronnen: Historisch Centrum Overijssel, Erfgoedcentrum Achterhoek & Liemers, Amersfoortsch Dagblad/Archief Eemland, het Noord-Hollands Archief en Alle Friezen. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

14 oktober 2021