Verhaal

Meerloo vier kinderen in Het Apeldoornsche Bosch

Vier van de kinderen van de fruitkoopman Bernard Meerloo en Anna Frederika Benjamins kwamen in het Apeldoornsche Bosch terecht. Josef Bernard Meerloo (1895) sinds 1911 en Simon Jacob Meerloo (1901) sinds 1916. Dorothea Josephine Meerloo (1899) was patiënt van 19-12-1934 tot 7-11-1936 en woonde daarna in Amsterdam waar zij werkte als dienstbode en later voor het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis.[1] Sara Maria Meerloo (1897) kwam 14-9-1942 in het Apeldoornsche Bosch.

Maar Dorothea Josephine Meerloo keerde terug in Apeldoorn. Vanaf 4-6-1942 werd zij met een machtiging van de kantonrechter in Amsterdam verpleegd. Die machtiging werd 23-11-1942 verlengd. Op 20-11-1943 meldde dr. E.C. van de Wal bij die verlenging weliswaar dat zij op proefverlof was, maar dat terugval te verwachten was.[2] Dorothea kampte met een depressieve gemoedstemming, hetgeen niet verwonderlijk was in de periode dat deporatie naar de werkkampen dreigde. Wellicht was zij in Apeldoorn voldoende opgeknapt want zij heeft getracht aan haar noodlot te ontkomen door met valse identiteitspapieren te vluchten, tijdens haar proefverlof. Hetgeen niet succesvol was, want zij kwam 24-7-1943 terecht in de Kazerne Dossin bij Mechelen. Bij haar arrestatie werd een Carte d’dentité (Kaart van eenzelvigheid) van de stad Brussel, op naam van Threse Terin/Zerin, echtgenote van Jean Legros, geboren te St. Gilles op 5-9-1897, wonende te Brussel, ingeschreven op 4-4-1939. Op 31-7-1943 werd ze gedeporteerd naar Auschwitz met Transport XXI.[3]

Haar twee boers en zus zijn op 21-1-1943 bij de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch op transport gezet naar Auschwitz, waar ze 25-1-1943 geacht worden te zijn overleden. De oudste zus Femia Dora (1894), gehuwd met Salomon Lens werd op 9-10-1942 via Westerbork naar Auschwitz deporteerd en vermoord.

Broer Joost Abraham Maurits (1903-1976)  studeerde geneeskunde aan de Leidse Universiteit (tot 1927) en rondde in 1932 zijn psychologie-studie aan de Universiteit van Utrecht af op het onderwerp ‘De werking van barbituurzuurverbindingen in het bijzonder bij psychosen’. Wellicht hebben de psychische aandoeningen van zijn broers en zus hem tot deze studie geïnspireerd.

Hij maakte deel uit van de staf van een psychiatrisch centrum en was tijdens de Duitse bezetting ook nog als huisarts werkzaam, waarbij hij voor zijn verzetsactiviteiten de voornaam Joost aannam, tot hij uiteindelijk in 1942 naar Engeland vluchtte. In Engeland werd hij psychologisch adviseur van het Bureau Militair Gezag van het ministerie van Oorlog in ballingschap. In 1944 publiceert hij ‘Total War and the Human Mind: A Psychologist's Experience in Occupied Holland’, waarin hij met name de gebeurtenissen, maatschappelijke verhoudingen en leefomstandigheden tijdens de eerste bezettingsjaren beschrijft en analyseert: In het begin probeerden mensen hun lot te verzachten.[4] Groeiend verzet tegen de dagelijkse ontberingen werd psychologisch mogelijk gemaakt door identificatie met de koningin. Een groot deel van de nazi-aanhangers is eerder teleurgesteld. Het fascisme wordt gezien als gebaseerd op de neiging van elk individu om zich terug te trekken uit de moeilijke volwassen wereld naar de kindertijd. De Duitse ziel wordt gekenmerkt als verscheurd "tussen een uiterlijke discipline en een innerlijke wanorde. Voordat er sprake kan zijn van ... heropvoeding, moet er straf zijn." Elk hoofdstuk is gewijd aan Hitlers psychologische wapens, hoe het lichaam wordt beïnvloed door angst en de psychologie van moed.

Mogelijk had broer Joost de contacten om ook zus Dorothea aan papieren te helpen teneinde naar het buitenland te kunnen vluchten.

 [1] JR kaart en Archiefkaart Amsterdam.

[2] Geldersch Archief toegang 0517 Arrondissementrechtbank Zutphen, inventarisnummers 2669-2721

[3] Email KDA Archives; Bron: Dienst Archief Oorlogsslachtoffers - Algemeen Rijksarchief 

Luchtvaartsquare 311070 Brussel  aos_avg@arch.be

[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Joost_Meerloo