Verhaal

Onderduiker Louis van den Bergh stierf op straat

Door: Walter

Louis van den Bergh en zijn vrouw Henriëtte Beerenborg doken onder in Dordrecht. Op de vlucht voor de nazi's. Toen zij in het geniep 's avonds in het donker in de winter van januari 1943 een ommetje maakten, zakte Louis op straat in elkaar. Naar later bleek aan een hartverlamming.  Louis werd slechts 59 jaar. In het Dorste politiedagrapport is een aantekening te vinden van zijn overlijden.

Het was “heden te ongeveer 20.30 uur” gebeurd en de melding was telefonisch binnengekomen, via dr. Koopman, de directeur van de GGD. Koopman vertelde dat “op den openbare weg de Houweningestraat” plotseling een man was doodgebleven. Van Dijk stelde een onderzoek in, en daaruit bleek dat de onbekende man naar binnen was gedragen in het pand Houweningestraat 58. Wie hij was, viel niet meteen vast te stellen, aangezien hij “geen enkel bewijs bij zich had” waarmee hij kon worden geïdentificeerd. Van Dijk schrijft dat de huisarts dr. Meursing, van de Johan de Wittstraat, als eerste bij de overleden man “tegenwoordig is geweest”. Meursing constateerde als doodsoorzaak hartverlamming. “Bij het lijk was ook een vrouw”, vervolgt Van Dijk, “doch deze is spoorloos verdwenen, zonder door dr. Meursing herkend te zijn.”

Henriëtte was nog ter plaatse toen de arts hem schouwde, maar moest hem noodgedwongen op straat achterlaten.

Op het lichaam van de man worden geen sporen van geweld aangetroffen, “zoodat misdrijf is uitgesloten”. In overleg met dr. Koopman wordt het lijk per politiebrancard naar het lijkenhuis van het Gemeenteziekenhuis gebracht. Daar wordt op het lijk een portemonnaie gevonden met een pasfoto van de overledene. Van Dijk: “Op het Hoofdbureau is deze persoon herkend als één van de Heeren v.d. Bergh, zeer waarschijnlijk L. v.d. Bergh, gewoond hebbende Oranjelaan 34, die sinds eenige maanden spoorloos was (Jood)”. De portemonnaie en “eenige kleinigheden” worden opgeborgen in kastje 4. De volgende dag komt vast te staan dat het lijk Louis is. Twee mannen die in dienst van Van den Bergh zijn geweest, Hendrik Lodewijk Stekelbos (oliehandelaar, 55, Voorstraat 66 rood) en Jacob van Wageningen (magazijnknecht, 53, Obrechtstraat 24 rood), herkennen hun baas.

In de politierapporten is terug te vinden dat Louis en zijn vrouw al enige maanden zoek waren. Henriëtte werd in maart 1943 administratief uitgeschreven: VOW, Vertrokken Onbekend Waarheen. Na de oorlog dook Henriëtte weer uit het niets op.

Louis en Henriette kregen drie kinderen. Dochter Cato Ida overleed al in 1926 op achttienjarige leeftijd aan een astma aanval. Dochter Ida Hester trouwde met Emanuel Zadoks en zijn kregen twee kinderen, Bram (1935) en Jet (1937). Via Zuid-Frankrijk belandde het gezin, dat op 10 mei 1940 met de auto van Breda naar het zuiden reed, in 1943 op Aruba. Deze keuze was ingegeven door het feit dat de Moerdijkbrug was platgebombardeerd en het gezin Dordrecht niet kon bereiken. Het gezin verbleef uiteindelijk 2,5 jaar in Sète, de kinderen gingen daar gewoon naar school. Totdat het allemaal ook daar te heet onder hun voeten werd. Het Nederlandse consulaat zorgde voor een passage voor stoomschip 'Marqués de Comillas' met als bestemming New York. Omdat Amerika zijn grenzen sloot week het schip uit naar Jamaica. Van daaruit ging het gezin door naar Aruba. Zoon David Meijer was een nakomertje in het gezin van Louis en Henriëtte. Ook hij overleefde de oorlog door in Bloemendaal onder te duiken.

Bron:https://www.stolpersteine-dordrecht.nl/het_voorbije_joodse_dordrecht_louis_van_den_bergh.html