Vrijgezel en koopman Arthur Henri werd op 10 april 1942 in het Joodse werkkamp Diever B bij Oude Willem in Drenthe geplaatst. Hier vluchtte hij, samen met Jacques Goudsmit, waarna ze in Beilen werden aangehouden. In een politierapport van Assen valt het volgende te lezen: '22 Mei 1942 5 ¾ uur Overgebracht, op verzoek van de SS und SD naar het Huis van Bewaring 2 joodsche personen die nadat hun de mededeling had bereikt dat in de joodsche kampen een Duitsche bezetting zou komen, waren gevlucht uit het kamp te Diever. Zij waren in Beilen door de Marechaussee aldaar aan gehouden en overgebracht naar Assen terwijl zij de jodenster van hun kleeren hadden verwijderd. Zij zijn genaamd Jac. Goudsmit, geb. 19 januari 1898 en A.H. Simons geb. 8 februari 1919 beiden wonende te Amsterdam'.
Samen werden ze vervolgens opgesloten in kamp Amersfoort en op bevel van Rauter op 3 juli 1942 toegevoegd aan een lijst om naar Mauthausen te worden overgebracht. Dit liep echter anders dan gepland. Omdat te weinig Joden gehoor gaven aan de eerste oproepen om naar Westerbork te gaan voor de 'Arbeitseinsatz' in het oosten, werd het tweede transport van 16 juli 1942 aangevuld met 309 mannen uit kamp Amersfoort. Tevens werd het weeshuis van Westerbork voor dit transport leeggehaald en werd een groep jongens, die op station Groningen klaar stonden om naar een Joods werkkamp in Nederland te gaan, rechtstreeks naar Westerbork overgebracht en in deze trein gezet. Niemand overleefde dit transport.
In Auschwitz werd Arthur Henri geselecteerd voor dwangarbeid en kreeg hij nummer 48375 op zijn arm getatoeëerd. Hier belandde hij als snel in de ziekenhuismolen. Van hem zijn twee registraties bekend. Op 2 augustus 1942 werd hij ontslagen uit Blok 20, het blok voor gevangen met besmettelijke ziekten. Zo'n drie weken later werd hij op 22 augustus 1942 uit blok 28 van de interne geneeskunde ontslagen.
Arthur Henri kreeg na de oorlog 30 september 1942 als datum van overlijden mee. Het is echter niet waarschijnlijk dat hij het nog zo lang heeft volgehouden.