Verhaal

Samuel van Loggem Opgepakt bij razzia op zaterdag 22-02-1941

Samuel van Loggem

Amsterdam 27.06.1915 - Hartheim 11.08.1941

Krugerstraat 13-II

vrachtrijder

Samuel en zijn broers Hartog en Joseph van Loggem waren zoons in het grote gezin van Jonas van Loggem en Saartje Walg. In totaal waren er negen kinderen: zeven jongens en twee meisjes. De wekelijkse verdiensten van vader Jonas als venter in groente en fruit waren veel te laag om zijn huur te betalen en het groeiend aantal kindermonden te voeden. Jarenlang was het gezin afhankelijk van de Steun. Vanwege geldgebrek en de daardoor oplopende huurschulden moest het gezin geregeld verhuizen. Het gevolg was dat de kinderen diverse scholen voor lager onderwijs bezocht. Hartog, Joseph en Samuel volgden alle drie zes jaar lagere school. Joseph werkte daarna als visverkoper op de markt, Samuel begon als lompensorteerder, werd toen kleermaker en daarna kruier op de markt en Hartog werkte als bediende in een winkel.

Vader Jonas verliet zijn gezin toen de kinderen nog klein waren. Hij woonde een tijdje in Amsterdam-West en vertrok in januari 1927 naar Antwerpen om geld te verdienen. Na terugkeer trok hij weer bij zijn gezin in. Vier van de negen kinderen waren toen inmiddels getrouwd. Een van hen was Joseph, die in november 1931 met ventersdochter Bloeme Cohen in het huwelijk trad. Zij kregen twee zoontjes, Jonas in oktober 1932 en Mozes in maart 1935.

In november 1936 vertrok vader Jonas naar Den Haag en in mei 1938 scheidden Jonas en Saartje officieel. Jonas bleef in de residentie wonen, zijn laatste bekende adres was Hobbemastraat 296. Saartje woonde, met inmiddels nog maar drie zoons – Samuel, Max en Hartog – in de Krugerstraat in Amsterdam-Oost.

In het weekend van 22 en 23 februari 1941 werden in de oude Jodenbuurt drie van de zes zoons opgepakt: Joseph, Samuel en Hartog. De eerste twee op zaterdag, Hartog op zondag. Joseph woonde net drie weken met zijn gezin in de
Sint Antoniesbreestraat, op een steenworp afstand van de brugovergang naar de Jodenbreestraat en het Waterlooplein, waar gewapende grüne Polizei stond opgesteld. De drie broers werden dat weekend, samen met honderden andere Joodse mannen, naar kamp Schoorl overgebracht en later die week naar Buchenwald. Op 22 mei 1941 volgde de deportatie naar Mauthausen.

Vermoedelijk kreeg de achtergebleven familie in oktober en november bezoek van een rabbijn die kwam mededelen dat Samuel en Hartog in Mauthausen waren omgekomen. In werkelijkheid waren zij op 11 en 12 augustus 1941 in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord. Als ‘officiële’ overlijdensdata staan in de registers van Mauthausen achter hun namen 3 en 4 september 1941 genoteerd. Joseph, de oudste van de drie broers, stierf op 11 oktober. Als doodsoorzaak werd ‘dilatatie (galblaas)’ opgegeven.

Van het grote gezin Van Loggem overleefde slechts één zoon de oorlog, Emanuel. Vader Jonas, moeder Saartje, de zussen Rozette en Rebecca en de broers Jacob, Levie en Max werden allen in vernietigingskampen van de naziʼs vermoord.

Verslag in een politierapport, 1940, Samuel van Loggem werd beschuldigd van het verduisteren van een bakfiets.
Stadsarchief Amsterdam
Historisch onderzoek gedaan en verhaal geschreven door Wally de Lang