Verhaal

Méér over het transport van 19 October 1943 van Westerbork -> Auschwitz.

Uit de Rode Kruis publicatie Auschwitz 4 - October 1953.

Het transport van 19 October 1943 (Westerbork-Auschwitz) hetwelk op 18 October was vertrokken per trein vanuit Kamp Vught, omvatte 1007 gedeporteerden, waarvan het grootste deel der bij aankomst geselecteerde, voor arbeidsgeschikt geachte mannen, na 4 weken "quarantaine" werd tewerkgesteld in Warschau, en een kleiner deel werd naar de kolenmijnen te Jawischowitz gezonden, terwijl omtrent de vrouwen na de aankomst van het transport te Auschwitz niets meer is vernomen.

Algemene conclusie inzake het overlijden van mannen, die vanuit Auschwitz zijn doorgezonden naar Warschau.   (uit Auschwitz 4 – gedeelten uit paragraaf 3-sub II – blz. 11 en 12)

Een algemene conclusie, die op voorhand valt te stellen, betreft de mannen, die in 1943 van Auschwitz uit voor het verrichten van puin opruimingswerkzaamheden naar het verwoeste Ghetto te Warschau zijn overgebracht.

Nader kan nog worden vermeld, dat de bedoelde mannen, die hebben behoord tot verschillende Westerbork-Auschwitz transporten van 1943, (héél enkele van 1942), maar voor het merendeel tot de transporten van 31 Augustus, 7 September en 19 October 1943, tezamen met vele buitenlanders in vier contingenten uit Auschwitz zijn vertrokken (op 7 en 8 October en 26 November 1943, en een laatste groep in December 1943), maar dat alle en de eerste beide groepen terstond rechtstreeks naar Warschau zijn vervoerd. (aankomst 9 resp. 10 October 1943).

De groep van 26 November is zéker, die van December 1943 vermoedelijk langs een omweg gegaan, via Posen. Op deze tocht, die voor de Novembergroep enige dagen duurde, zijn, blijkens de verklaring van een overlevende, velen door de Duitse bewakers doodgeschoten.

De algemene conclusie luidt, dat alle mannen van wie bekend is of moet worden aangenomen, dat zij tot één der naar Warschau overgebrachte groepen hebben behoord, tenzij individueel anders blijkt, moet worden aangenomen, dat zij zijn overleden:

A): niet eerder dan de dag van hun vertrek uit Auschwitz (zo deze bekend is; anders uiteraard te nemen 7 October 1943) doch uiterlijk 31 Maart 1944, voor zover zij na laatstgenoemde datum (waarop de in de eerste maanden van 1944 in het Ghetto geheerst hebbende typhus-epidemie kan worden geacht te zijn uitgewoed) niet meer in Warschau of elders zijn aangetroffen;

B): niet eerder dan 1 April 1944, doch uiterlijk 28 Juli 1944 (datum van evacuatie van de overlevenden naar Dachau), voor zover zij na 31 Maart 1944 nog i n Warschau zijn gemeld, maar niet meer zijn aangetroffen bij het evacuatietransport of daarna;

C): niet eerder dan 28 Juli, doch uiterlijk 6 Augustus 1944, voor zover bekend is, dat zij met het evacuatietransport zijn vertrokken, doch niet in Dachau zijn geregistreerd.

Over het transport van Westerbork naar Auschwitz van 19 October 1943. (uit Auschwitz 4 – Hoofdstuk III, Najaarstransporten 1943 – paragraaf III – gedeelten uit blz. 55, 56 en 57 – en pagina 68).
A . Mannen.

Bij aankomst van de trein in Auschwitz had dadelijk een selectie plaats, waarbij, naar de gemiddelde schatting van overlevenden, ongeveer 350 mannen werden uitgezocht. De overigen werden terstond weggevoerd om te worden vergast. Het gereconstrueerde fragment van de matricule-serie (inschrijvingen/registraties) loopt van 157894 (B) t/m 158229 (Z) en omvat dus 336 gematriculeerden (geregistreerde ingeschrevenen).
Dit getal stemt nagenoeg met bovengenoemd cijfer van ongeveer 350 man overeen. De geselecteerden gingen 4 weken in "quarantaine", waarna zij in twee groepen werden tewerkgesteld. Op grond van getuigenverklaringen moet worden aangenomen, dat ongeveer 120 mannen werden uitgezocht voor de kolenmijnen van Jawischowitz en dat de overigen (ongeveer 230 man) naar Warschau werden gevoerd. (puinruimen in het verwoeste getto).

Van de gehele matricule serie (inschrijvingen/registraties) zijn slechts van 22 nummers de dragers bekend. De leeftijden van de betrokkenen variëren van 16 tot 44 jaar, terwijl, blijkens de transportlijst, het aantal mannen van 16 t/m 45 jaar 354 bedraagt, d.i. ten naasten bij het aantal geselecteerden. Hierin zou een aanwijzing kunnen worden gezien, dat de selectiegrens heeft gelopen van 16-45 jaar. Zou echter deze selectiegrens worden aanvaard, dan zou geen rekening zijn gehouden met het afvallen van zwakken en zieken. Daarom is de trefkans groter en dus de statistische fout kleiner, wanneer een selectiegrens van 16-50 jaar wordt aangehouden. De op deze basis samen te stellen totaallijst van de geselecteerden zou 407 namen bevatten. Wie van hen naar Jawischowitz zijn gezonden en wie naar Warschau, is echter, behoudens voor zover de namen van de betrokkenen zijn te achterhalen uit getuigenverklaringen of officiële documenten, niet uit te maken.

De 22 bekende matricule nummers hebben klaarblijkelijk  alle betrekking op mannen, die in Jawischowitz zijn terechtgekomen. Van 20 van hen bestaan  n.l. "Fragbogen", terwijl de namen van de resterende 2 voorkomen in de administratie van de Krankenbau Monowitz, en uit de samenhang moet worden afgeleid, dat de administratie van het commando Jawischowitz in Monowitz werd gevoerd. Het staat voorts wel vast, dat bedoelde 20 mannen op het tijdstip van de evacuatie nog in leven waren (10 van hen zijn trouwens teruggekeerd, 4 zijn overleden in Buchenwald en Mauthausen en 5 zijn na de evacuatie vermist). De gegevens omtrent deze 20 man bieden derhalve geen enkel houvast voor de bepaling van het lot der overigen van de Jawischowitz-groep.

Het enige aangrijpingspunt hiervoor is het tijdstip, waarop de hoger bedoelde 2 mannen uit de administratie van de Krankenbau Monowitz zijn afgeschreven. Deze zijn namelijk op 23.1.44 en 26.3.44 afgevoerd naar Birkenau.
Hoewel moet worden toegegeven, dat deze summiere gegevens geen stevige grondslag bieden voor gevolgtrekkingen, mag er toch uit worden afgeleid, dat althans tot ongeveer eind Maart 1944 nog mannen van het transport van 19 October 1943 in Jawischowitz werden geselecteerd.

Daar verder geen gegevens beschikbaar zijn, zit er weinig anders op dan met behulp hiervan een conclusie te formuleren . Deze kan slechts aldus luiden, dat de mannen van het transport van 19 October 1943, die in de mijnen van Jawischowitz zijn tewerkgesteld, voor zover omtrent hen geen individuele conclusies kunnen worden getrokken, uiterlijk 31 Maart 1944 worden geacht te zijn overleden. Met het oog op hetgeen omtrent de toestand en in de mijnen in het algemeen bekend is, is deze conclusie trouwens niet onredelijk.

Aangezien - tenslotte voor het naar Warschau gezonden contingent de in paragraaf 3, sub I I , van Hoofdstuk I geformuleerde Warschau conclusies van toepassing zijn, waarbij, tenzij in individuele gevallen anders bekend is, evenéens de datum van 31 Maart 1944 als uiterste overlijdensdatum is gefixeerd, is op deze wijze de moeilijkheid, die de behandeling van het onderhavige transport oplevert, op aanvaardbare wijze opgelost.

B . Vrouwen
Omtrent het lot van de vrouwen van dit transport is in het geheel niets bekend. Geen van hen is teruggekeerd, terwijl aangaande enige selectie in Auschwitz niets vaststaat. Ook in getuigenverklaringen is tot dusver van hun aanwezigheid in Auschwitz of Birkenau niets gebleken. In verband hiermede moet worden aangenomen, dat alle vrouwen van het transport van 19 October 1943, evenals de kinderen, op of omstreeks de dag na die van aankomst te Auschwitz (22 October 1943) door vergassing om het leven zijn gebracht.

Bron: AUSCHWITZ Publicaties, Deel IV: De deportatietransporten in 1943. Hoofdstuk 3, de najaarstransporten van 1943, (24 Augustus-16 November), pagina 11-12, item III op pagina 43 en op pagina 55-57, item III A-Mannen en B-Vrouwen en pagina 68. Een uitgave van het Hoofdbestuur van de Vereniging het Nederlandse Rode Kruis van 30-10-1953.

 

Alle rechten voorbehouden