Verhaal

Over Rudolf Leizerowicz en zijn familie

Rudolf Leizerowicz was de tweede zoon van de Poolse Mozes Leiserowitz en de Duitse Emma Jonas, die in 1912 via Antwerpen naar Amsterdam kwamen. Hij had een oudere broer Arthur Abraham, en twee jongere zusjes Frieda en Esther.  De Poolse achternaam Leiserowitz was blijkbaar te moeilijk voor de Amsterdamse ambtenaren van de burgerlijke stand, want Rudolf werd officieel geregistreerd als Leizerowicz, zijn broer Arthur als Leiserowitz, zijn zus Frieda als Leizerovvicz, en zijn zus Esther weer als Leiserowitz.  Vader Mozes Leiserowitz was schoenmaker en had een bloeiende zaak aan huis. Elk jaar tijdens de Joodse feestdagen in september plaatste hij een advertentie in het Nieuw Israëlietisch Weekblad waarin hij zijn clientèle een gelukkig nieuwjaar wenste.  Het gezin verhuisde in 1927 naar de Recht Boomssloot 50-huis. 

De kinderen volgden lager onderwijs op een van de buurtscholen. Arthur ging slechts vier jaar naar de lagere school en kreeg daarna vier jaar les op de afdeling schilderen van de Avondambachtsschool. Mogelijk volgde zijn broer Rudolf hetzelfde traject, beide broers werden huisschilder.

Rudolf was in zijn vrije tijd een verwoed schaker. Hij werd in 1938 juniores lid van een van de oudste schaakclubs van Nederland: het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap (V.A.S.). Op 22 oktober 1941 werd een verbod uitgevaardigd, waarin stond dat Joden geen lid meer mochten zijn van verenigingen en sportclubs met niet-Joodse leden. Dit had voor de V.A.S. grote gevolgen. In het gedenkboek Partij Verloren... staat: ".. dit kostte alleen het V.A.S. reeds ruim vijftig leden! Een onherstelbaar verlies, daar viervijfde van dit aantal vermoord werd, en nooit meer zal terugkeren."

Rudolf en Arthur zijn beiden op zondag 23 februari 1941 bij de eerste grote razzia's opgepakt. Hun huis in de Nieuwmarktbuurt lag op een steenworp afstand van de door gewapende Duitse politieagenten afgesloten Jodenbuurt. Samen met honderden andere mannen werden ze naar kamp Schoorl en later die week naar Buchenwald overgebracht. In dat kamp kwam Arthur na twee maanden om het leven. Hij overleed op 26 april 1941, 25 jaar oud. Als officiële doodsoorzaak werd ʻGrippeʼ opgegeven. Niet alleen de bezittingen, maar ook de urn met as van Arthur werd naar Nederland gezonden. Op 8 augustus vond de bijzetting plaats op de Joodse begraafplaats in Diemen. De Duitse autoriteiten verboden familieleden daarbij aanwezig te zijn. De urn is na de oorlog, in mei 1948, bijgezet op het monument ter nagedachtenis van de Joodse slachtoffers op de Joodse begraafplaats in Muiderberg.

Rudolf werd op 22 mei in een grote groep van 691 gevangenen, waarvan 340 Nederlands-joodse mannen die de honger en het wrede regime in Buchenwald hadden overleefd, naar Mauthausen gedeporteerd.
Op 13 oktober kwam hij, 22 jaar oud, in dat kamp om het leven.

Van het gezin Leiserowitz zou niemand de oorlog overleven. Oudste dochter Frieda, die verloofd was, wees een aanbod om onder te duiken af. Ze had vertrouwen in de toekomst en wilde haar familie niet in de steek laten. Vanuit Westerbork werden zij naar Auschwitz gedeporteerd. Vader Mozes werd daar in augustus 1942 direct na aankomst omgebracht, moeder Esther en haar dochters Frieda en Esther werden in oktober 1942 vermoord.

Gebaseerd op onderzoek en beschrijving Wally de Lang