Verhaal

Joodsch Lyceum en uiteindelijke deportatie

Vrijwel direct na het begin van de Duitse bezetting werden de eerste anti-joodse maatregelen afgekondigd. Op 1 augustus 1941 werd bepaald dat schoolgaande kinderen van Joodse komaf uitsluitend onderwijs zouden kunnen volgen op Joodse scholen. Te Den Haag werd daartoe het Joodsch Lyceum aan de Fisherstraat opgezet. Hier kon voortgezet onderwijs gevolgd worden op het niveau van gymnasium, lyceum en h.b.s. Er was ook een handelsdagschool aan verbonden. Joseph - roepnaam Joop - kwam op de afdeling h.b.s. te zitten in klas 4A. De richting A onderrichtte vooral economische vakken en moderne talen. Het niveau van de docenten was bijzonder hoog.

Het wegvoeren van de Joden begon in de zomer van 1942. Na Amsterdam was de Joodse gemeenschap van Den Haag de grootste. Hier ontstond grote schrik en angst toen op 18 augustus 1942 zes à zeven duizend personen ( ongeveer 1/3 e deel van de Joodse bevolking van Den Haag ) werden opgeroepen om zich naar kamp Westerbork te laten vervoeren. Velen kwamen niet opdagen, maar de Duitsers organiseerden kort daarop razzia’s en ophaaldagen. In deze periode zal ook Joop zijn afgevoerd.    

Op 28 september 1942 werden 610 personen vanuit kamp Westerbork per trein getransporteerd naar Auschwitz alwaar de trein op 30 september aankwam. Uitgaande van zijn sterfdatum, zat Joop in deze trein, net als een aantal klas- en schoolgenoten. 

Joops ouders en oudere broer Maurits werden pas in maart 1943 op transport gesteld (naar Sobibor).