Verhaal

Abraham Brander Opgepakt bij razzia op zaterdag 22-02-1941

Abraham Brander

Abraham Brander

Amsterdam 22.10.1914 - Hartheim 11.08.1941

Valkenburgerstraat 202-III

loodgieter

Abraham en zijn broer Isaäc Brander waren de twee oudste zoons in het gezin van vijf kinderen van Hartog Brander en Sophie Schelvis. Na hen werden nog twee meisjes geboren, Marianne en Rachel, en een jongen, Raphael. De vijf kinderen kwamen ter wereld in een oude, armoedige woning aan het Boltensgrachtje, een doodlopend grachtje in de Jodenbuurt met hoge huizen waar de mensen, meest arme Joden, opeengepakt woonden in de huizen van vier, vijf etages. Ook de vochtige kelders en donkere zolders werden bewoond en de huizen waren ook nog eens verdeeld in een voor- en achterhuis. De familie Brander woonde op respectievelijk nummer 6-II hoog voor, en later op
4-II.

Vader Hartog was ʻsjouwermanʼ. Erg breed zal het gezin het niet gehad hebben. Toen vader in mei 1923 overleed, moest de
27-jarige Sophie een beroep doen op de Steun. In 1927 begon de afbraak van de woningen aan het Boltjensgrachtje. Het gezin Brander kreeg een nieuwbouwwoning aangeboden in de Langkatstraat in Amsterdam-Oost. Behalve een nieuwe woning vond Sophie ook een nieuwe man. In maart 1928 hertrouwde ze met Levie Waterman, een kramenzetter, voor wie het zijn eerste huwelijk was. Een maand later verhuisde ze met haar kinderen naar de woning van Levie aan het Waterlooplein.

Abraham en Isaäc doorliepen zes jaar lagere school op een van de buurtscholen. Abraham volgde daarna nog een jaar een opleiding aan de tekendagschool en vervolgens twee jaar aan de tekenavondschool. Hij werd loodgieter van beroep. Isaäc werd inlegger bij een steendrukkerij. Zo droegen ze al op jonge leeftijd bij aan het gezinsinkomen.

Het huwelijk tussen Sophie en stiefvader Levie zou niet lang duren. Levie overleed op 26 november 1935, 44 jaar oud. Evenals als Hartog werd hij begraven op de Joodse begraafplaats in Diemen. Alle vijf kinderen woonden in die periode nog thuis: de jongste was 13 jaar, de oudste 22 jaar. De drie jongens, Isaäc, Abraham en Raphael (‘Folie’), waren goede amateurboksers. Ze trainden bij de Joodse boksclub Maccabi, aanvankelijk in de Joden Houttuinen en later in een gymlokaal van de school aan de Oudeschans. Abraham en Raphael kwamen in wedstrijden uit in het bantam-, vlieg- en vedergewicht, en Isaäc werd vele malen kampioen middengewicht.

Broer Isaäc trad op 15 maart 1939 in het huwelijk met fabrieksmeisje Flora van Velzen. Flora, dochter van een straatventer die ’s winters handelde in lompen, metalen en gedragen kleding en 's zomers in aardappelen, groente en fruit, was opgegroeid in Amsterdam-Oost, maar woonde vanaf 1938 in de Jodenbreestraat. Na de bruiloft trok Isaäc in bij zijn schoonouders op nummer 19-II. Abraham bleef vrijgezel.

In de jaren veertig sloten de broers Brander zich aan bij een knokploeg van veertig, vijftig meest Joodse mannen die in actie kwamen als NSBʼers en andere antisemieten Joodse buurtbewoners bedreigden. Hun namen worden ook genoemd in verband met de rellen op 10 en 11 februari 1941, waarbij NSBʼer Hendrik Koot levensgevaarlijk gewond raakte. Het is niet bekend of de broers na die gewelddadigheden gearresteerd zijn.

Begin 1941 woonde Abraham nog bij zijn moeder Sophie in het huis aan de Valkenburgerstraat 202-III. Zijn broer Isaäc en diens echtgenote Flora woonden in de Jodenbreestraat 19-II. Abraham en Isaäc werden bij de razzia in het weekend van 22 en 23 februari allebei opgepakt. Abraham op zaterdag en Isaäc op zondag. Isaäc was ʻkramenzetterʼ en was waarschijnlijk aan het werk op de zondagsmarkt op en rond Uilenburg. Ook twee neven, Levie Brander van 26 jaar en Hartog Brander van 22, werden bij de razziaʼs opgepakt. De broers en hun neven kwamen via kamp Schoorl in Buchenwald en later in Mauthausen terecht. Abraham en Isaäc werden allebei op 11 augustus 1941 in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord. Als ‘officiële’ overlijdensdatum werd in de kampregistratie van Mauthausen
1 september 1941 genoteerd. Als doodsoorzaak voor Isaäc werd vermeld: ‘carcinoom gingiva’.

Waarschijnlijk heeft Isaäc nooit geweten dat hij vader was geworden van een zoon. Toen hij werd opgepakt, was Flora vijf maanden in verwachting en op 3 juli 1941 werd zoontje Hartog geboren ‒vernoemd naar de vader van Abraham en Isaäc. Kleine Hartog heeft de oorlog overleefd (hij overleed in 2014). Zijn moeder Flora, de moeder van Abraham en Isaäc, hun broer Raphael en hun zus Marianne werden vermoord. Hun zus Rachel, die gehuwd was met niet-Joodse man – evenals trouwens haar zus Marianne – overleefde als enige van het gezin.

De namen van de broers Abraham en Isaäc komen beiden voor in het zogenoemde Veränderungsbuch uit Mauthausen, het boek waarin ‘veranderingen’ werden genoteerd. Deze geheime lijst bevat de namen van de Nederlandse mannen die op
11 augustus 1941 zijn vermoord in de gaskamer van Slot Hartheim. Voor de broers Brander zie nummer 99 en 100. Arolsen Archives 
De Valkenburgerstraat tussen nummers 174 en 214, jaren dertig. Begin 1941 woonde Abraham nog bij zijn moeder Sophie in het huis aan de Valkenburgerstraat 202-III. Stadsarchief Amsterdam
Historisch onderzoek gedaan en verhaal geschreven door Wally de Lang