Verhaal

Herdenking 15 juli 1942

Het Eerste Transport

Herman Isidoor de Vries

*17-10 -1902 Kota Radja

+17- 08-1942 Auschwitz

1939 - Ik ben 7 jaar oud en ik loop aan de hand van mijn vader naar het Zuiderdiep. Het is zondagmorgen 1 september 1939. Een groot aantal mensen staat het nieuws voor het ‘Nieuwsblad van het Noorden te lezen’. Het is oorlog. Duitsland is Polen binnengevallen. De oorlog zal wel gauw voorbij zijn. Opgewekt lopen we naar huis. Ons kan niets gebeuren. Ik voel me veilig en geborgen.

PAUZE

Mijn vader werd in 1902 in Kota Radja, het huidige Indonesië  geboren als zoon van een militair. Ze noemden hem Herman Isidoor. De familie, er was inmiddels een broertje bijgekomen, kwam terug naar Nederland in 1906. Ze woonden aan de Coehoornsingel in de stad Groningen. Mijn vader, Herman dus, ging naar de lagere school aan het Munnekeholm

Daarna volgde de Handels HBS in de St. Jansstraat. Ik heb zijn rapporten terug kunnen vinden en was verbaasd over de goede resultaten. Speciaal die van Geschiedenis, daar was hij erg goed in. Hij moet echter in de vierde klas van school af om de zaak, de groothandel in stoffeerders materialen, over te nemen i.v.m. ziekte van zijn vader. Het pensioen van de Indië jaren was niet voldoende voor vier mensen, om van te leven. Hij was toen net 18 jaar. Hij trouwt in 1928 met Saar van Gelder en koopt  een huis aan de Coehoornsingel.  Daar wordt mijn broer Bob in 1930 en ik in 1932 geboren.

PAUZE

Toen in mei 1940 de oorlog in Nederland uitbrak ontstonden er heftige discussies. Wat moeten we doen: Herman was toen 37 jaar, en dachten we nog naar Engeland te kunnen vluchten. Mijn Grootvader had toen een huis in Aerdenhout gehuurd. En Waarom? Dat lag nl. achter de waterlinie. We gingen er vanuit dat hier door de opmars van de Duitsers dusdanig vertraagd zou worden dat wij nog tijd genoeg zouden hebben om een schip te vinden wat ons naar Engeland zou kunnen brengen. In IJmuiden aangekomen echter blijkt de haven geheel verspert.

Dit was dan ook een ietwat naïeve gedachten gang die nog stamde uit de eerste wereldoorlog.

PAUZE

Fase één van de vernietiging wordt gestart.(REGISTRATIE)

Terug in Groningen, het is Januari 1941. We moeten een formulier halen bij de Joodse Gemeente á raison van ƒ. 1.--. Wie van Joodschen bloede was,  werd nauwkeurig omschreven.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                     

PAUZE

Fase twee (ISOLATIE) begint een jaar later in 1942. In Mei van dat jaar werd de Jodenster verplicht. Ook werd onze zaak geliquideerd en ons huis werd verkocht en al onze bezittingen werden in beslag genomen. Je moest opgeven hoeveel contant geld in je bezit, zodat je ook financieel geen enkele mogelijkheid meer had. We moesten verhuizen naar de verlengde Feithstraat in Groningen. De fuik werd aangehaald!

PAUZE

Fase drie (CONCENTRATIE).  begon in 1942.  Herman krijgt een oproep dat hij zich op 10 juli om 11.00 uur 's morgens op het hoofdstation in Groningen moest melden. Hij zou naar een werkkamp in Nederland gebracht worden, waar hij te werk zou worden gesteld om met vele anderen ‘de ontginning van de heide’ ter hand te nemen.

Hiertoe moesten alle Joodse mannen gekeurd worden, hetgeen een farce bleek te zijn want zelfs de zieken en bedlegerigen werden goedgekeurd.

PAUZE

Op Vrijdag 10 juli was het dan zo ver.  Om 11.00 uur moest hij zich melden bij het station in Groningen. Het afscheid was daar. ‘Saar’, zei Herman…Ik red me wel ik hoop dat jullie allemaal flink zijn en na de oorlog zien we elkaar weer! Om 2 uur vertrok de trein naar Westerbork. We zagen de trein voorbij rijden, maar konden mijn vader hierin niet ontdekken.

 

Wel herinner ik mij heel goed het vloeiend applaus wat met de trein meereisde als een golf van sympathie van de stad Groningen die afscheid nam van zijn Joodse inwoners. Mijn moeder stond te huilen. En dat was het laatste van mijn vader.

 

Op woensdag 15 juli 1942 vertrekt de trein uit Westerbork naar Auschwitz en drie maanden later duiken we onder, mijn moeder, mijn broer Bob en ik. De onderduik is een verhaal op zich.

In Mei 1945 werden we eindelijk bevrijd. We duiken  weer op. Na de vreugde kwam de desillusie. Kwam er iemand van onze familie terug… Niemand kwam terug, ook mijn vader niet. Ja toch… Tante Saar uit Den Haag kwam terug.

 

28 Jaar later. Het is een zondagochtend in juni 1967,. Ik wandel met mijn jongste zoon ‘Roben’ van vijf om de gracht voor ons huis. Het is 11.00 uur en de Gereformeerde kerk gaat uit. Een eindje verderop gaat de Katholieke Kerk uit. ‘Wij zijn bij de zwemclub’ hè pap zegt mijn jongste zoontje plotseling. Hij heeft het goed gevoeld. In gedachten was ik bij die  zondag morgen in 1939.

In de archieven van mijn verkreukeld gevoelsleven zoek ik wanhopig naar dat veilige gevoel uit een reeds lang vervlogen tijd.

 

PAUZE

  1. Registratie ………..Formulier…
  2. Isolatie…………….Dragen van de ster…
  3. Concentratie………Verzamelen in Westerbork…
  4. Deportatie…………De trein naar Auschwitz…
  5. Eliminatie…………De Gaskamers! Einde.

 

Tsejena Nisnotecha Tsoeriem Betsor Hachajiem. Omein…

 

Moge zijn ziel opgenomen zijn in de bundel des levens.