Verhaal

Geschiedenis van het gezin Max van der Rhoer

Door: Jans

Max is in 1898 te Elberfeld, een voorstad van het huidige Wuppertal, geboren. Vanuit het ouderlijk huis in Venlo verhuisde hij op 1 september 1921 naar Roermond. Hij trouwde met Mina (Mien) Bouman,  geboren in 1892 te Beesd, dochter van Benjamin Bouman, slager,  en  van Sara van Straten.                         

Max en Mina begonnen in Roermond en verhuisden omstreeks 1924 naar Arnhem. Ze woonden daar op het adres Apeldoornseweg 186. In de eerste jaren stond hij te boek als reiziger. In 1930 had hij een groothandel in heren modeartikelen met in 1936 een zaak op het adres Markt 21.
In 1927 werd hun tweede zoontje Salomon (Salo) geboren. Het lieve kind was helaas geen lang leven beschoren. Bijna drie jaar oud, overleed het plotseling.  Een heel groot drama zoals ook blijkt uit de verschillende familieberichten.    

Krap anderhalf jaar later is er weer blijdschap in Huize Van der Rhoer: een zoontje met de naam Bernard Salomon met deels de naam van zijn al overleden broertje.  

Max van der Rhoer zette zich in voor de Joodse zaak. 
Hij was voorzitter van de Joodsche Societeit in Arnhem, die omstreeks 1925 werd opgericht. Naast enige feestavonden kwam men om de twee weken bij elkaar, waarbij af en toe lezingen werden gehouden. Zo was er in 1934 bijvoorbeeld een  lezing over de boekverbrandingen in Frankrijk en Spanje.  
Daarnaast was Max ook voorzitter van de “Bond van Joodsche Verenigingen in Gelderland-Overijssel”. De bond beoogt het in samenwerking behartigen van gemeenschappelijke belangen en het kweken van saamhorigheidsgevoel. Verder de bestrijding van assimilatie en van gemengde huwelijken. Ze staan op een streng neutraal orthodox Joods standpunt. Ze streven naar een landelijke bond. 

Omstreeks 1937 vertrokken ze naar Breda. Hun laatste adres was daar Teteringenstraat 27a. Max was er handelsagent. Jonny was fotograafbediende.
Op 16 juli 1942 was er de eerste bijeenkomst van de Joodse Raad voor Breda onder leiding van voorzitter Henry Samuel. Vijf mannen traden toe tot het bestuur waaronder Max van der Rhoer. De nieuwe bestuursleden hoopten op deze manier uitstel van deportatie of transport naar kampen voor bevoorrechte joden - zoals bijvoorbeeld Theresienstadt - te kunnen claimen. Samuel geloofde niet in een dergelijke mildheid van de Duitsers. Hij was ervan overtuigd, dat uiteindelijk alle joden het slachtoffer van het nationaal-socialisme zouden worden. Vanuit deze visie was er nog maar één uitweg mogelijk: de onderduik. Dat van de joodse gemeenschap van Breda het merendeel de oorlog overleefde zal waarschijnlijk mede op zijn conto geschreven kunnen worden.
Deelname aan het bestuur heeft helaas niet mogen baten. Nog die zelfde maand werd de familie Van der Rhoer naar het kamp Westerbork afgevoerd, waar ze nog ruim 10 maanden hebben vastgezeten.
De 20 jarige Joseph werd als eerste gedeporteerd en op 4 juni 1943 omgebracht in Sobibor.
Max, Mina en de 6 jarige Bernard Salomon werden op 3 juli 1943 vanuit Westerbork op de trein naar Sobibor gezet om daar 3 dagen later te worden vergast.
Bron:
https://deoranjeboom.nl/wp-content/uploads/2015/02/Jb-47-1994-02.pdf