Verhaal

Directie joods weeshuis Ezer Jatom, Raamstraat 45 Den Haag

Fragment uit de publicatie van de werkgroep Stolpersteine Dordrecht, Mozes en Mozes

Door: Ankie Meijer

[…]

Eigen kinderen hebben Mozes en Leentje Redlich evenmin gekregen. Desondanks is hun leven overvloedig gevuld geraakt met kinderen. Ze zijn namelijk directeur en directrice geworden van het joodse weeshuis Ezer Jatom (Hulp voor Weezen) aan de Raamstraat 45. Op hun manier fungeerden ze toch als een vader en moeder.
        Dat over Mozes en Leentje informatie is gevonden, is te danken aan David van der Stam, die zelf van 1891 tot omstreeks 1907 in dit weeshuis woonde. Toen op 4 mei 1932 aan de Pletterijstraat 66 het nieuwe weeshuis werd geopend, haalde David in de Ha’aoed-De Vuurzuil, het toenmalige weekblad voor joods Den Haag, herinneringen op aan het oude weeshuis. En op die publicatie baseerde Corien Glaudemans zich weer voor een artikel op de website van de Stichting Joods Erfgoed Den Haag, geplaatst op 26 november 2015. Daaruit wordt hier geciteerd.
        Toen David van der Stam als zes-jarige het weeshuis betrad, waren de heer en mevrouw Salomons nog de vader en moeder. Zij voerden tussen 1876 en mei 1897 de directie over het tehuis, waar ongeveer 27 joodse kinderen woonden. Joseph Salomons “regeerde het weeshuis met harde hand en gebruikte ook regelmatig zijn stok om kinderen terecht te wijzen”, weet David nog. Salomons’ hond Pollo was niet geliefd. Het dier zorgde er wel voor dat een ondeugend kind niet kon weglopen als de ‘vader’ het wilde straffen met zijn traditionele stok.
        Vooral stiptheid en orde stonden centraal, vertelde David. Het leven vertoonde “veel gelijkenis met een militair bestaan”.
        Met de komst van Mozes en Leentje Redlich brak “een veel betere tijd aan”. “De kinderen kregen joodse les in het weeshuis, de oude speelzaal werd verbouwd tot een synagoge.” Joodse feestdagen, zoals Jom Kippoer en de Pesach, “werden uitbundig gevierd”. Op “mooie dagen” maakten de weesjongens lange wandelingen met vader Redlich, naar Delft, Leiden of andere plaatsen in de omgeving, “waarbij de directeur veel over de natuur vertelde”. Eenmaal per jaar gingen de kinderen een hele dag uit naar de Rotterdamse havens of naar Artis in Amsterdam.
        “Heel blij” waren de kinderen met het besluit om de weeshuisuniformen af te schaffen. Ook was er gejuicht toen de oude gewoonte verviel om alle kinderen naar de jaarlijkse algemene ledenvergadering te laten komen. David: “Dan werden wij op een rijtje gezet en mochten het verslag van den Secretaris aanhooren. De kleinen vonden dit wel leuk, vooral omdat na afloop werd getracteerd op koffie en bolussen.” De oudere kinderen vonden het veel te langdradig en te lang duren.

[…]

Hoe lang Mozes en Leentje Redlich zijn aangebleven, is niet achterhaald. Uit hun gezinskaart valt op te maken dat het echtpaar per 1 januari 1910 Raamstraat 45 als woonadres had, per 30 april 1913 werd het Loosduinsekade 151. Daarna volgt, totdat zij zich op 24 februari 1939 aan de Gedempte Gracht 13 vestigen, een lange serie andere adressen, her en der in Den Haag. Maar of dit nu betekent dat zij slechts drie jaar in het weeshuis hebben gewerkt, of zij buiten het weeshuis zijn gaan wonen, is niet uit te pluizen.
        Noodgedwongen wordt daarom vooruitgespoeld naar de Tweede Wereldoorlog. Het echtpaar, behoorlijk op leeftijd nu, is inmiddels beland in Newee Sjalom, het joodse verzorgingstehuis. Elders in het gebouw zit Mozes Elsas, die andere Haagse Dordtenaar.
        Newee Sjalom bestaat al sinds 1841, maar het pand aan de Neuhuyskade is pas betrokken in 1929. Dat heeft Henk Vis met Mirjam Schwarz uitgedokterd, toen hij een gedenkboek samenstelde over de vermoorde joodse inwoners van Winterswijk, getiteld We hebben ze allemaal gekend… Tot het inwonend verplegend personeel van Newee Sjalom behoorde Rosette Selly van Spiegel (10.12.1911) uit Winterswijk die op 17 september 1943 in Auschwitz is vermoord.
        Over het oude mannen- en vrouwenhuis valt te lezen dat in het nieuwe, moderne gebouw aan de Neuhuyskade plaats was voor zo’n tachtig bewoners en voor intern personeel. “In 1940 groeide het aantal verpleegden door de komst van vluchtelingen, onder meer uit het gebombardeerde Rotterdam. In oktober 1942 waren er 121 verpleegden. Omdat zij niet allemaal ondergebracht konden worden in het gebouw, werden er andere locaties gehuurd, in de Daendelsstraat, de Amalia van Solmsstraat, de Tweede Emmastraat en de Surinamestraat, in Den Haag.”
        Op 31 oktober 1942 werd Newee Sjalom, het bejaardenhuis van de Nederlands-Israëlitische Gemeente, op last van de bezetter ontruimd. Vervuld van blinde weerzin begonnen de Duitsers de levens van Mozes Elsas, Mozes Redlicht en Leentje Redlich bruusk te verstoren, af te breken. Volgens het gedenkboek huisvestten zij de oudjes, “na vele omzwervingen, provisorisch in een pand aan de Rapenburgerstraat 52 in Amsterdam, waar vroeger een bewaarschool had gezeten”.

[…]

dood van Mozes Redlich

De dood van Mozes Redlich werd pas op 23 juni 1950 geregistreerd in Den Haag.
Foto’s HGA (nr. 049812) en Gemeentearchief

Nog meer doden
Groot zal ook het verdriet bij de Redlichs zijn geweest. Mozes en Leentje zijn tegelijk gedood in Sobibor, op 16 juli 1943. Hij was 89, zij 80.
        Kinderen hadden zij niet, maar Mozes Redlich verloor wel andere familieleden aan de Holocaust. In de oorlog leefde nog zijn ene, laatstgeboren zus, Edelina. Al in de tachtig was zij. Edelina was op 26 januari 1887 getrouwd met Nathan Wessel en schonk hem, in Rotterdam, vijf kinderen: David (8.11.1887), Sara (9.11.1889), Elisabeth (5.2.1892), Hendriëtte (16.11.1893) en Willem (28.3.1896). Willem stierf al op 8.8.1917, vader Nathan op 16.2.1923.
        Edelina, die op het laatste in de Dahliastraat 5 in Rijswijk woonde, bij haar dochter Sara, is op 17 september 1943 in Auschwitz omgebracht, 85 jaar oud. Sara de Beer-Wessel is daar ook vermoord, op 9.11.1942, 53 jaar oud. Haar zoon Joseph Barend (Rotterdam, 11.6.1926) werd in Sobibor het leven ontnomen, op 11.6.1943, 17 jaar oud. De echtgenoot van Sara, Abraham de Beer (Zwammerdam, 8.1.1890), heeft de oorlog weten te doorstaan, maar heeft van de vrijheid slechts kort mogen genieten: hij overleed in april 1946, in Kitschendorf, op 56-jarige leeftijd. Twee doden, één overlevende.
        Anno nu leeft de wereld waarin de ene en de andere Mozes uit Dordrecht opgroeiden, in niemand meer voort. Generaties kregen de kans niet zich voort te zetten, door de Holocaust stokte alles voorgoed.

Auteur: werkgroep Stolpersteine Dordrecht. Zie bijgevoegde link naar de hele publicatie