Verhaal

De familie van Mozes Polak en Mietje Visser

Door: Astrid

Mozes Polak was het 5e kind van Gompel Manus David Polak en Siewetje Turk. Op 1 maart 1895 trouwde Mozes als diamantslijper met Mietje Visser, dochter van sjouwerman of kruier, milicien en werkman Hijman Salomon Visser en werkster Susanna Elias Hekster uit Amsterdam. Ze zijn elkaar waarschijnlijk eerder dagelijks in dezelfde straat tegengekomen. Mozes woonde met zijn familie aan de Valkenburgerstraat 207 en Mietje aan de Valkenburgerstraat 213.

Op 16 december 1895 werd Mozes gekeurd voor de militaire dienst. Hij was toen nog steeds diamantslijper en werd vrijgesteld van militaire dienst vanwege broederdienst. De diamantbewerkersbond heeft een archiefkaart van Mozes aangemaakt, maar daar staat weinig informatie op. Het lijkt wel of Mozes het vak van diamantslijper niet heeft doorgezet. Op de kaart is vermeld dat hij met ingang van 8 januari 1898 lid werd van Vakgroep 5 van de bond, maar per 29 januari 1898 is “verdwenen”, zonder zijn lidmaatschap op te zeggen.

Op basis van hun gezinskaart lijkt het erop dat Mozes en Mietje vanaf hun trouwdag eerst bij de familie van Mietje aan de Valkenburgerstraat 213 hebben gewoond. Daar is hun tweeling geboren: zoon Herman en zoon Gerrit. Van de tweeling bleef alleen Gerrit over, omdat Herman al jong overleed. In totaal kregen ze 6 kinderen: Herman, Gerrit, Meijer, Susanna, een 2e Herman en Sophia Polak.

In 1906 zijn ze verhuisd naar nummer 105a in dezelfde straat, waar ze tot 1926 hebben gewoond. Die 20 jaar is een behoorlijk lange periode in vergelijking met de rest van de familie, temeer omdat de huizen aan de Valkenburgerstraat van hele slechte kwaliteit waren. Ze moesten daar natuurlijk op een gegeven moment uit, omdat de Valkenburgerstraat vanwege de voorgenomen nieuwbouw in de buurt op de schop ging, en ze vertrokken naar de Lepelkruisstraat 10 I hoog. In 1932 verhuisden ze naar de Blasiusstraat 121 II hoog. Op 22 januari 1943 verhuisden ze tenslotte naar de Lepelstraat 50 II hoog. Dit is, volgens de archiefkaarten van Mozes en Mietje, hun laatstbekende woonadres. De familie heeft niet verder kunnen voortbestaan, omdat ze in de kampen zijn omgekomen.

Over Mozes is een aantal aantekeningen in politierapporten gevonden. Op 23 oktober 1942, om 13.30 uur, is hij door een agent van het 11e Bureau – het Bureau Joodse Zaken – in bewaring genomen onder de beschuldiging dat hij langs de huizen aan het bedelen was. Om 14 uur werd hij gefouilleerd waarbij 37 gulden en 41 cent en een gaspenning op hem werden aangetroffen. Wat er daarna met hem is gebeurd is niet uit vervolgrapporten te halen. Op 24 oktober staat hij niet meer vermeld in de lijst van de in bewaring genomen personen. Het voornemen bij zijn arrestatie was om hem ter beschikking te stellen aan de Sicherheitsdienst.

In de cartotheek van de Joodsche Raad is op de kaart van Mozes aangetekend dat hij op 30 oktober 1942 in Westerbork aankwam. Zijn laatst genoteerde adres op deze kaart is nog de Blasiusstraat 121 en er staat een contact vermeld op de achterkant van de kaart op datzelfde adres: mevrouw Koller. Bij het nagaan van de woningkaarten van de Blasiusstraat blijkt een weduwe Colle van Levie-Jacobus gewoond te hebben. Mozes is op 2 november 1942 op transport gezet naar Auschwitz en is meteen na aankomst omgebracht.

Op de kaart van Mietje in de cartotheek van de Joodsche Raad is geschreven dat zij op 20 maart 1943 in barak 84 van Westerbork zat. Haar laatste woonadressen aan de Blasiusstraat 121 en de Lepelstraat 50 zijn doorgestreept en er is bijgeschreven dat zij aan de Weesperstraat 50 woonde, maar op dat adres is zij niet gevonden als ingeschrevene op een woningkaart. Het is mogelijk dat ze daar ondergedoken was. Mietje is op 30 maart 1943 op transport gezet naar Sobibor, waar zij meteen na aankomst is vermoord.

Gebaseerd op de indexen van het stadsarchief van Amsterdam en informatie van de websites wiewaswie, de Diamantbewerkersbond en oorlogsbronnen.