Verhaal

De familie van Meijer Turk en Rozetta Suesan

Door: Astrid

Foto van Meijer Turk. Bron: marktkaart in het stadsarchief van Amsterdam.

De 3e en overlevende zoon van de familie van Betje Polak en Gompel Turk was Meijer Turk. Zijn broertjes Mozes en Emanuel waren vroegtijdig overleden.

Tijdens zijn militaire keuring op 16 januari 1920 was hij slager van beroep. Hij werd goedgekeurd voor het 7e Regiment Infanterie in Amsterdam.

Op 27 november 1929 trouwde hij in Amsterdam met Rozetta Suesan, dochter van stalhoudersknecht en caféhouder Alexander Suesan en werkster Kaatje Blog uit Amsterdam. Op het moment van de bruiloft werd Meijer geregistreerd als koopman. Over de moeder van Meijer is een aparte passage opgenomen: “Bij deze akte is tevens overgelegd eene geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat de moeder des bruidegoms niet in staat is, haar wil ten opzichte van dit huwelijk te verklaren”. Betje verbleef op het moment van het huwelijk van haar zoon al zo’n 7 jaar in Het Apeldoornsche Bosch. Naast Simon Suesan (koopman), broer van Rozetta, was ook Abraham Walvis (koopman) getuige van het huwelijk.

Meijer en Rozetta zijn na hun trouwdag eerst nog aan de Foeliestraat 15 gaan wonen, bij Gompel Turk, de vader van Meijer. Op dat adres is hun 1e dochter Elisabeth geboren. In 1934, na het overlijden van vader Gompel, verhuisden ze naar de Jodenbreestraat 45 II hoog, waar hun 2e dochter Catharina is geboren. In 1937 verhuisden ze naar de Jodenbreestraat 34 II hoog. Op de onderste verdieping van dit pand was de winkel van kruidenier Heins gevestigd.

De ouders van Rozetta zijn op 6 januari 1938 van tafel en bed gescheiden. Hun scheiding van tafel en bed heeft niet tot een echte scheiding geleid.

In de periode na de geboorten van hun dochters heeft Meijer een marktkaart aangevraagd voor de zondagsmarkt op Uilenburg. Het is moeilijk te onderscheiden wat hij daar heeft verkocht, maar het lijkt op hout. 

Het gezin van Meijer en Rozetta heeft de oorlog niet overleefd, net als de moeder van Rozetta. Meijer is als eerste opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Hij kwam daar aan op 4 oktober 1942 en is daar relatief lang gebleven. Op 28 februari 1943 is hij in Auschwitz omgebracht.

Zijn vrouw Rozetta en hun beide dochters zijn op 29 maart 1943 in Westerbork terechtgekomen. Ze verbleven daar in barak 36, waar een dag later ook de moeder van Rozetta aankwam. De vrouwen van de familie zijn tegelijkertijd op 6 april 1943 op transport gezet naar Sobibor, waar ze direct na aankomst zijn vermoord. De dochters, Elisabeth en Catharina, waren respectievelijk 12 en 6 jaar oud.

De vader van Rozetta heeft de oorlog overleefd en is op 21 oktober 1957 in Amsterdam overleden.

Gebaseerd op de indexen in het stadsarchief van Amsterdam en op informatie van de websites wiewaswie.nl, en oorlogslevens.nl.