Verhaal

Hartog Cohen

22.08.1890 - 08.06.1979

Hartog overleefde als enige van de uit Gorredijk afkomstige familie Cohen de vervolging dankzij zijn huwelijk met een katholieke vrouw, Antje van Tol.
Toen hij tijdens de bezetting verplicht werd zijn boerenbedrijf te verkopen aan een Nederlandse boer, kocht zijn zwager, eigenaar van de tuindersfirma. H.A. van Tol, het en stelde hem aan als onmisbare beheerder.
Dankzij de inspanningen van de Haagsche advocaat Y.H.M. Nijgh kreeg Hartog in de zomer van 1943 het stempel ‘gemengd gehuwd’ op zijn persoonsbewijs. Om ook vrijstelling te krijgen voor het dragen van de Jodenster had hij een verklaring nodig waaruit zou blijken dat hij was gesteriliseerd. Die kreeg hij van prof. dr. P.R. Michaël, van wie bekend is dat hij gefingeerde verklaringen afgaf.

Na de oorlog heeft Hartog zich jarenlang ingespannen te achterhalen wat er met zijn broers en zussen gebeurd was. Als executeur testamentair van zijn oudste broer David, die zo’n succesvol slagersbedrijf gerund had in Den Haag en omgeving, procedeerde hij tot voor de Hoge Raad over de straatbelasting, die zijn toen al in Auschwitz vermoorde broer alsnog zou moeten betalen over de jaren 1944/1945. Hij verloor deze rechtszaak. Hij kon alleen enige troost putten uit de woorden van de landsadvocaat mr. D.J. Veegens, die oordeelde dat deze uitspraak moreel moeilijk te aanvaarden was.