Jacob Pront, de oudste zoon van Zacharias Pront en Selly Lakmaker, was geboren op 9 Mei 1892 in Amsterdam, werkte als winkelbediende en was lijstenmaker van beroep. Hij trouwde met Aaltje de Hond op 26 December 1915 in Amsterdam; zij was een dochter van Mozes de Hond en Esther Buijtekant. Het echtpaar Pront-de Hond kreeg twee kinderen: Rachel, die de Holocaust heeft overleefd en Esther, die met haar man Maurits Delden in Sobibor werd vermoord.
Nadat Jacob was getrouwd met Aaltje de Hond, betrokken woonruimte op de 3e etage van de Blasiusstraat 100. Zij bleven daar tot 1930 toen zij verhuisden naar husnummer 98 II en op 8 Februari 1940 naar de Camperstraat 66 I in Amsterdam-Oost. Hun dochter Rachel was inmiddels in 1937 gehuwd met Levie van Emrik; zij woonden in de Vrolikstraat 50 maar de jongste dochter Esther woonde nog thuis; zij huwde in Maart 1942 Maurits Delden en betrokken in April 1942 woonruimte in de Valkenburgerstraat 157 I.
Vermoedelijk is Jacob (en daarmee ook zijn vrouw Aaltje) eerder door de Joodse Raad nog “teruggesteld van deportatie”. Pas op 27 Maart 1943 werden Jacob Pront en zijn vrouw Aaltje de Hond van huis opgehaald en afgevoerd naar Westerbork waar zij eerst in barak 68 maar kort daarna terechtkwamen in barak 84a, de z.g. “oudeliedenbarak”. Een maand later, op 27 April 1943 werden zij beiden op transport gesteld naar Sobibor waar zij bij aankomst op 30 April 1943 direct in de gaskamers werden vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Jacob Pront, archiefkaarten van Jacob Pont en Aaltje de Hond, het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Jacob Pront en Aaltje Pront-de Hond en de Amsterdamse woningkaart Blasiusstraat 98 II.