Mozes Schelvis, de enige zoon in het gezin van Jesaija Schelvis en Flora Pachter, werd geboren in de Joden Houttuinen. Samen met zijn twee zussen, Marianne en Esther, bracht hij zijn jeugd door in de Jodenbuurt, met een korte uitstap naar Amsterdam-Oost. Het boterde niet goed tussen zijn vader en moeder en eind maart 1932 verliet zijn moeder het gezin samen met Mozes’ jongste zusje Esther. Ze gingen bij oom Philip, de broer van zijn moeder, in de Kraaipanstraat wonen. Vanaf zijn twaalfde woonde Mozes samen met zijn andere zusje Marianne alleen met zijn vader in de Korte Houtstraat. Vader Jesaija was lompensorteerder. Hij werkte niet alleen in Amsterdam, maar ook in Utrecht en stond vanaf 1934 eveneens op zondag met ‘oude rommel’ op Uilenburg.
Over Mozes is niet veel meer bekend. Hij werd na zes jaar lager onderwijs op een van de buurtscholen aanvankelijk ‘los werkman’ ‒ hij pakte allerlei klusjes aan ‒ en later slager. Bij de keuring voor militaire dienst in januari 1938 werd hij voorgoed ongeschikt verklaard.
Tijdens de razzia van zaterdag 22 februari 1941 werd Mozes opgepakt. Het is mogelijk dat hij uit huis gehaald is. Hij woonde binnen het afgezette gebied en uit zijn straat werden vier mannen meegenomen. Via kamp Schoorl werd Mozes overgebracht naar Buchenwald en later naar Mauthausen. Op 10 september kwam hij in dat laatste kamp om het leven. Hij werd 22 jaar.
De vader van Mozes, Jesaija, werd in januari 1944 in Auschwitz vermoord, zijn moeder Flora en zusje Marianne werden omgebracht in Auschwitz. Alleen zijn jongste zusje Esther overleefde de oorlog. Zij was gehuwd met een niet-Joodse man.
Militieregister, Stadsarchief Amsterdam
Bron: https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/themasites/razzia/mozes-schelvis/