Verhaal

Marcus Rodrigues

kruidenier

Marcus Rodrigues groeide op in het jongensgezin van goudsmid Salomon Rodrigues en kleermaakster Rachel Berclouw. Hij had vier broers. Het lijkt erop dat vader Salomon qua werk niet erg aan Amsterdam gebonden was. Kort voor de geboorte van Marcus verbleef hij enige tijd in Antwerpen, waar makkelijker emplooi te vinden was. Twee jaar later werkte hij een tijd in Londen, waar het jongste broertje van Marcus geboren werd, en in 1926 was hij in Parijs.

De ouders van Marcus scheidden toen hij 19 jaar oud was. Geen van de zoons was op dat moment getrouwd, ze woonden allemaal nog thuis en iedereen droeg zijn steentje bij aan het gezinsinkomen: Aron was monteur, Jacob meubelmaker, Mozes schoenmaker, Joel stoffeerder en Marcus kruidenier.

In augustus 1935 trouwde Marcus met de uit Polen afkomstige Rachela Schwarz, die met haar ouders en jongere zusje in augustus 1933 vanuit Duitsland naar Amsterdam was gekomen. Rachela was op het moment van haar huwelijk zeven maanden in verwachting. In 1934 had ze te horen gekregen dat ze haar verblijf in Nederland niet kon verlengen, maar door haar huwelijk verkreeg ze alsnog de Nederlandse nationaliteit. Vier maanden na de geboorte van hun eerste kind, zoontje Joel, vond het jonge gezin eigen woonruimte in de Joden Houttuinen. Uiteindelijk zouden Marcus en Rachela nog twee kinderen krijgen: Rachel (februari 1938) en Dolf (december 1939). In 1935 had Marcus ook nog een halfbroertje gekregen: zijn vader kreeg in maart 1935 een zoontje, Sally, met de Duitse rooms-katholieke Maria Karolina Willink, een jongetje dat slechts een halfjaar ouder was dan Marcus’ eigen zoon Joël.

Vanaf juni 1939 woonde het gezin van Marcus aan de
Nieuwe Kerkstraat 68-I, het straatje tussen de Amstel en de Weesperstraat. Het is niet bekend waar Marcus zich tijdens de razzia van 22 februari 1941 precies bevond, maar hij is op zaterdag opgepakt. Vanaf het Jonas Daniël Meijerplein, voor de deur van zijn schoonfamilie, werd hij met honderden andere Joodse mannen naar kamp Schoorl en later naar Buchenwald en Mauthausen gedeporteerd. In dat laatste kamp kwam de
29-jarige Marcus op 12 september 1941 om het leven.

Echtgenote Rachela verhuisde vier maanden later samen met haar drie kinderen naar een zolderetage in de Rapenburgerstraat 69. Zij zouden in april 1943 in Sobibor worden omgebracht. Ook Rachelaʼs ouders, Karl en Netti, werden vermoord. De ouders van Marcus overleefden de oorlog evenmin. Moeder Rachel en drie van haar zoons werden in kampen vermoord. Marcus broer Jacob vluchtte via België naar Zwitserland. Waarschijnlijk was hij samen met zijn vader Salomon aan de reis begonnen, maar die werd in België opgepakt. In België werd Salomon enige tijd vastgezet in het Fort van Breendonk, een werk- en doorgangskamp
20 kilometer ten zuiden van Antwerpen, voordat hij op
21 augustus 1942 naar de Dossinkazerne in Mechelen werd overgebracht. Hij werd geregistreerd als persoon 945 op de deportatielijst van transport V. Deze trein verliet Mechelen op
25 augustus 1942 en kwam op 27 augustus 1942 in
Auschwitz-Birkenau aan. Als ʻofficiëleʼ overlijdensdatum van Salomon staat 30 september 1942 aangegeven. Zoon Jacob lijkt veilig en wel Zwitserland bereikt te hebben. Hij heeft als enig kind van het gezin Rodrigues de oorlog overleefd.

Vreemdelingenkaart van de Poolse Rachela Schwarz. Ze kwam op 19-jarige leeftijd naar Nederland waar ze als verpleegster in het Nederlands Israëlietisch Ziekenhuis ging werken. Door haar huwelijk met Marcus Rodrigues verkreeg zij in 1935 de Nederlandse nationaliteit. Ze kregen drie kinderen: Joel, Rachel en Dolf. Rachela en haar kinderen werden in april 1943 in Sobibor vermoord. Stadsarchief Amsterdam