Verhaal

Sparrenweg 11

Schoolgebouw in de binnentuin tussen Eerste en Tweede Oosterparkstraat, Beukenweg en Sparrenweg

Onthulling plaquette Sparrenwegschool

Op 3 mei 2021 is aan de muur van Sparrenweg 39 een plaquette onthuld ter nagedachtenis van alle Joodse kinderen en hun Joodse leraren die op deze school zaten en gedeporteerd/ondergedoken zijn. Dit gebeurt in aanwezigheid van rabbijn Sjmuel Katz.

 

ONTHULLING PLAQUETTE SPARRENWEG

Uit naam van bewonerscommissie Oosterwind heet ik u van harte welkom.

Mijn naam is Freda Cohen Rapoport.

Het is dit jaar 80 jaar geleden dat de Joodse bevolking uit ons midden werd weggerukt. Hieronder bevonden zich veel kinderen.

Het digitaal Joods monument laat zien dat zo goed als de hele Sparrenweg joods was.

Bekende joodse families in deze straat waren Zeehandelaar, Halmans, de Leeuwe, van Kleef, Scheffer, Dresden, Waas, Speijer, Bromet, Gendering, Elsas, Sterk, van Dam, Lopes Dias, Frederikstadt, Weijel, Vreeland, Tas, Vischschoonmaker, Andriesse, Winnik, Gans, de Haas, Blaaser, Swart, Zeeman, Neeter en de Vries.

Vermoed wordt dat hun kinderen vanaf 1941 in hun eigen straat naar school gingen.

Er is nog geprobeerd om namen van kinderen en hun leerkrachten te achterhalen. De bezetters kennende, hebben ze dit zeker gedocumenteerd. Maar onderzoek bij het Stadsarchief Amsterdam, de Joodse Raad Cartotheek en het Rode Kruis Archief heeft geen resultaat opgeleverd.

Hoe de ontjoodsing van de scholen begon.

Half augustus 1941 krijgen de ouders van de Amsterdamse joodse leerlingen bericht van

het stadhuis dat hun kinderen ‘niet langer op de thans door hem bezochte school worden

toegelaten.’ Het verbod gaat in op 1 september; zo staat het ook in de dagbladen van 30

augustus. Enkele weken later kunnen deze kinderen terecht op van gemeentewege

speciaal voor hen opgerichte joodse scholen. Voor de afdeling onderwijs van de

gemeente Amsterdam is het een stevige reorganisatie; er moet voor de ruim vierduizend

Joodse openbare lagere schoolkinderen afzonderlijk onderwijs worden georganiseerd. Er

worden scholen opgeheven, verplaatst of samengevoegd; een aantal is van de ene dag

op de ander ‘verjoodst’, daar worden juist de niet-joodse kinderen niet meer toegelaten.

Die verjoodsing treft niet alleen de kinderen; de bezetter heeft immers ook bepaald dat

Joodse kinderen alleen maar les mogen krijgen van joods onderwijspersoneel. Een ware

benoemingencarrousel komt op gang, waarbij niet-joodse leerkrachten van die

verjoodste scholen worden overgeplaatst en een honderdtal joodse onderwijzers en

onderwijzeressen, weer in dienst van de gemeente komt, nadat ze een half jaar eerder

juist ontslagen waren vanwege hun joodszijn.

 

Van af het begin werkt de bezetter ernaartoe dat het joodse onderwijs onder het beheer

van de Joodsche Raad gaat vallen, de bedoeling is immers dat óók het onderwijs aan

Joodse kinderen buiten de maatschappij wordt geplaatst en dat de joodse gemeenschap

zelf de zorg en financiering van de scholen gaat dragen. Het duurt echter tot najaar 1942

voordat de overname door de Joodsche Raad een feit is en er een Joods schoolbestuur

en onderwijsbureau is ingesteld voor alle Joodse scholen, ook die buiten Amsterdam.

Ondertussen is, sinds in juli 1942 de transporten naar het oosten op gang zijn gekomen,

het leerlingenaantal aanzienlijk gedaald. Het joodse onderwijsbureau sluit een aantal

scholen, ook omdat de bekostiging door de bezetter, niet toereikend is om alle scholen in

stand te houden.

 

Nauwelijks is deze herschikking in januari 1943 afgerond of de grote razzia’s in mei en

Juni veroorzaken een bijna volledige ontvolking van de scholen. 

Met de laatste grote razzia op 29 september 1943 komt het openbare joodse leven in

Amsterdam tot stilstand, dat geldt ook voor het onderwijs aan joodse kinderen; iedereen

is weg, naar het oosten of in de onderduik.

 

Scholen.

Tussen twee Joodse buurten, de Jodenbuurt en de Transvaalbuurt in, lag de Oosterparkbuurt. Hier, in de straten tussen Amstel en Linnaeusstraat woonden bijna dertigduizend mensen, ruim tienduizend van hen was Joods. Ook van de veertienhonderd 'openbare leerlingen' in deze buurt was ongeveer een derde Joods.


Voorbij het Oosterpark en het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, waren nog drie scholen, de Linnaeusschool aan het eind van de Tweede Oosterparkstraat en de Vrolikschool en de Camperschool binnen het huizenblok tussen Sparrenweg en Beukenweg.

Waarschijnlijk werd voor deze scholen gekozen omdat ze samen in een dubbelschoolgebouw zaten, weggestopt binnen een huizenblok achter Sparrenweg nr 11. De 230 niet-Joodse kinderen van die twee scholen werden op hun beurt verplaatst naar de Boerhaaveschool en de Linnaeus-school. Die school was een 'dubbele school' met bijna 500 leerlingen, waarvan de 40 Joodse moesten vertrekken. Uiteindelijk kwamen er ruim 500 Joodse kinderen op die twee Joodse scholen, zo'n honderd van hen kwam uit de Dapperbuurt en zelfs helemaal uit de Indische buurt. 

Waarnemend hoofd van school.

Volgens gegevens van zijn registratiekaart van de Joodsche Raad was Arnold Houtkruijer sinds 24 September 1941 “waarnemend schoolhoofd van de school op de Sparrenweg 11 in Amsterdam”. Per 13 Juli 1942 werd Arnold werkzaam voor de Joodsche Raad en kreeg daarom “een vrijstelling voor deporatie wegens functie”. Ook zijn vrouw Mirjam Houtkruijer-Wallinski kreeg deze zgn.Sperr “bis auf weiteres” vanwege haar echtgenoot.

Het is niet onmogelijk dat Arnold Houtkruijer en zijn vrouw Mirjam zich hebben onttrokken aan de oproep voor de “Arbeitseinsatz”. Het lijkt zeker dat Arnold in de eerste maanden van 1943 is opgepakt en in de gevangenis op de Amstelveenseweg in Amsterdam terecht is gekomen. Vandaar is hij naar het concentratiekamp Vught afgevoerd. Op 9 Mei 1943 wordt hij vanuit Vught naar Westerbork overgebracht waar hij moest verblijven in barak 57. Op 18 Mei wordt Arnold Houtkruijer op transport gesteld naar Sobibor, waar hij bij aankomst op 21 Juni 1943 onmiddellijk werd vermoord.

Het laatst bekende adres van Arnold en Mirjam was per 20 Mei 1943 Waalstraat 97 II in Amsterdam. Door kennelijk niet aan de “oproep” gehoor te geven is Mirjam zeer waarschijnlijk begin 1944 opgepakt en als “strafgeval” op 20 Januari 1944 afgevoerd naar Kamp Westerbork. Zij werd ingesloten in strafbarak 67 totdat zij vijf dagen later als “strafgeval” op transport gesteld werd naar Auschwitz, waar zijn bij aankomst op 28 Januari 1944 onmiddellijk werd vermoord. 

De nicht van Mirjam Wallinski, Betty Wallinski, zal zometeen de plaquette onthullen.

Toen onze bewonerscommissie erachter kwam wat zich in de binnentuin had afgespeeld, groeide het idee deze intrieste geschiedenis uit de vergetelheid te halen.

 

Daarom zijn we nu hier

 

Bronnen:

www.joodsamsterdam.nl 

www.geheugenvanoost.nl

www.joodsmonument.nl