Verhaal

Familie De Bruin-Zuidema

Op 10 april 1943, een dag nadat de laatste groep Joden uit Almelo was weggevoerd, meldde Hanna Margaretha de Bruin zich ’s avonds met een gepakte koffer op het politiebureau in de stad. Ze vertelde haar reisvergunning te zijn kwijtgeraakt en had zich daarom niet durven melden op het vastgestelde tijdstip. Waarom ze die avond uiteindelijk wèl verscheen, is niet duidelijk. Wellicht heeft Hanna nog willen onderduiken, en is dat op het laatste moment niet doorgegaan. Ze werd bijna een week vastgehouden op het politiebureau vóór ze op 16 april verder werd gedeporteerd.
Hanna’s ouders bevonden zich op dat moment ook nog in Almelo. Israel de Bruin en zijn echtgenote Marchien de Bruin-Zuidema werden op 19 mei onder begeleiding van een politieagent per ziekenauto vanuit hun woonplaats naar Westerbork overgebracht. Hun dochter was toen al naar Sobibor gedeporteerd.
C.B. Cornelissen, Onvoltooid verleden tijd: Jodenvervolging in Almelo (Oldenzaal 2006) 125-128.