Verhaal

Frankenthal in Boxtel

Hotel-pension Villa Catharina aan de Bosscheweg in Boxtel, zomer 1943. Foto: Foto-persbureau Het Zuiden, collectie Heemkunde Boxtel

Wijnhandelaar Moritz Frankenthal kwam op 15 oktober 1940 naar Boxtel, nadat hij zijn woning in Den Haag gedwongen moest verlaten. Hij nam zijn intrek in hotel-pension 'Villa Catharina' aan de Bosscheweg.

Conform de verordening van Seyss-Inquart meldde hij zich op 13 februari 1941 als Joodse persoon. In september van dat jaar volgde de verordening waarbij het Joden verboden werd om in hotels te verblijven; voor Frankenthal betekende het dat hij dus niet langer in Villa Catharina mocht blijven. Hoteleigenaar A. Pennings, met wie Frankenthal ook zakelijk contact had, bracht hem daarop tijdelijk onder in zijn eigen woning.

Op 11 oktober 1941 trad NSB'er René Thomaes aan als burgemeester van Boxtel. Juist op dat moment verliep Frankenthals verblijfsvergunning. Frankenthal probeerde nog verlenging te regelen (hij diende zelfs een schriftelijk verzoek in bij Hanns Albin Rauter), maar Thomaes liet hem botweg weten geen Joden in 'zijn' gemeente te willen hebben en weigerde hem elke medewerking.

Uiteindelijk werd voor Frankenthal via de Joodsche Raad in 's-Hertogenbosch een onderkomen aan de Helvoirtscheweg in Vught geregeld, waar hij zich in februari 1942 kon vestigen. Daaropvolgende anti-Joodse maatregelen dwongen hem om naar Amsterdam te verhuizen.

Bron:

G. Segers, Beelden uit de bezettingsjaren. Boxtel 1940-1944 (Hapert, 1984), p. 69