Verhaal

Jules de Winter

Isaac Daniel “Jules” de Winter (8-12-1908 Veghel-vermoedelijk najaar 1944, ergens in Polen of Duitsland).

Jules de Winter kwam oorspronkelijk uit Veghel, waar hij met vader Hertog, moeder Johanna, broer Ies en zussen Selma en Gien woonde aan de Heuvelstraat 16. In 1936 kreeg hij met de niet-Joodse Elisabeth Maria Klären (24-5-1901 Maastricht- † 8-8-1988 Terneuzen) een zoon: Paul Wilhelm Klären (2-2-1936 Veghel - †3-10-2017 Terneuzen). Paul woonde bij Elisabeth, maar de oorlogsjaren bracht hij zonder zijn moeder door bij haar familie in Groningen. Na de oorlog werd Elisabeth opgenomen in een krankzinnigengesticht en Paul werd geadopteerd door de Veghelse familie De Wit.

Sinds het najaar van 1943 woonde Jules samen met de christelijke verpleegster Winnie (Frouwina) Swart in een benedenetage aan de Van Eeghenstraat 153-I te Amsterdam. Toen Winnie de etage wilde huren zei ze tegen de verhuurster dat zij hier kwam wonen met haar man. Later vertelde ze haar pas dat ze niet getrouwd waren.

De Joodse Beppie (Greta Elieze “Beppie” de Leeuw. Ook wel Ellie, Elly of Mathilda Lowies, 9-11-1918 te Winterswijk) was gearresteerd door SD-er Moesbergen. Hij schakelde haar in als spion en infiltrant bij het opsporen van joodse onderduikers. Toen Moesbergen een poosje geen nieuwe adressen kreeg waar hij Joodse onderduikers kon oppakken, raadde hij Beppie aan om op zondag te gaan wandelen in en om de Van Eeghenlaan. Hij had geruchten gehoord dat in die omgeving onderduikers zaten die op zondag graag gingen wandelen. Dat doet Beppie en ze ziet een man die er Joods uitziet. Ze volgt hem en geeft zijn adres door aan Moesbergen. Die man blijkt Jules te zijn. Op 14 juni 1944 doet een arrestatieteam van de politie een inval in de Van Eeghenstraat 153-I en Jules wordt opgepakt.

Op 19 juni 1944 is Jules in Westerbork geregistreerd als strafgeval in barak 67. Op 3 september 1944 werd hij gedeporteerd naar Auschwitz. Er is nooit meer iets van hem vernomen en zijn precieze lot is onbekend. In 1952 werd zijn overlijden ingeschreven, waarbij als overlijdensdatum 9 mei 1945 aangehouden werd. Dit blijkt echter onjuist. Van het Rode Kruis weten we dat Simon Cohen in 1946 getuigde dat hij samen met Jules via Gleiwitz en Gross-Rosen naar Dachau werd gebracht. Jules komt echter niet voor in de adminstratie van Dachau of van enig ander kamp. Op grond van deze getuigenis moet worden aangenomen dat hij uiterlijk 28 januari 1945 ergens tussen het Poolse Gleiwitz en Dachau is omgekomen.