Verhaal

Aankomst in Auschwitz.

Impressies over de geschiedenis en aankomst in een vernietigingskamp door H. Wielek .

Het eerste transport uit Nederland vertrok 15 Juli 1942: 1137 mensen, zes van hen zijn teruggekeerd. In September-October werden de werkkampen leeggehaald. Het tempo werd opgevoerd. 43 transporten in vijf maanden, van 15 Juli tot 12 December 1942, 38.327 Joden gedeporteerd. Al deze transporten gingen naar Auschwitz. Miljoenen weerloze mensen werden hier vergast, hun tanden uitgeslagen om in Duitsland verwerkt te worden, hun haren afgeknipt om als grondstof voor Duitse fabrieken te dienen, hun as gebruikt om de boden “vruchtbaar" te maken. De Duitsers hebben zich veel moeite en kosten getroost om de sporen van hun waanzinnige misdaden uit te wissen. Voor ons in Nederland blijft Auschwitz het verzameloord voor alles wat naar het Oosten gedeporteerd werd. Laat ons trachten in korte trekken een beeld te schetsen van was zich daar heeft afgespeeld.

18 Juli 1942. Het eerste transport uit Nederland komt in Auschwitz aan. Het is tussen 11 en 12 uur ’s-nachts. “Vrouwen, uitstappen”. In rijen van vijf moeten zij aantreden. Vrouwen met kinderen worden apart gezet, schijnwerpers flitsen door de verschrikte gelederen. De kinderen moeten worden afgegeven. Kreten. Een vrouw komt terug, bloed stroomt uit een groot gat in het voorhoofd. Mensen in gestreepte kleren komen de bagage uit de trein halen. Gauw weten zij dat dit mensen van de afdeling “Kanada”zijn, de groep wier taak het is hun nieuw aangekomen lotgenoten van alles te beroven wat zij nog meebrachten. Zij zitten in het donker, naast de rails; een perron was er toen nog niet. Dan worden zij door nauwe gangen tussen prikkeldraad, door tunnels gevoerd, steeds verder tot zij in het eigenlijke kamp aankomen. Zij blijven wachten. In de grijze ochtend zien zij tussen de barakken groepen mensen opdoemen, de oude gevangenen die naar het appèl gaan.

Nu ook uit Holland. Spoedig zijn zij niet meer te onderscheiden van deze anderen. Zij worden geregistreerd. Het stempel dat hun elke dag, het hele leven lang zal herinneren aan dit vervloekte oord, wordt op de linker arm getatoeëerd. Voortaan zijn zij nog slechts een nummer. Langzaam dringt het door dat dit geen werkkamp is maar een concentratiekamp. Dat het een vernietigingskamp is willen en kunnen zij nog niet geloven. Tafel na tafel moeten zij passeren: ziekenbarak, arbeidsdienst, gevangen administratie, politieke afdeling. Steeds nieuwe vragen, nieuwe cartotheekkaarten. Slechts een nummer staat groot bovenaan. De naam, een bijzaak zonder betekenis, staat ergens klein onderaan.

Dit registreren en administreren was in de Duitse concentratiekampen tot in het kleinste detail uitgewerkt. Alles werd genoteerd: elke moord en elke misdaad, hoeveel mensen dagelijks aankwamen, hoeveel overleden, hoeveel aan het crematorium bouwden, hoeveel in de mijnen zwoegden, hoeveel vrouwen in de experimenten barak voor het leven ongelukkig werden gemaakt en hoeveel mensen er werden vergast. Alles werd geordend, geregistreerd en in grote statistieken samengevat. 84 verschillende formulieren moesten er toe dienen om dagelijks gespecificeerde rapporten te sturen naar het SS-Wirtschaftsverwaltungshauptamt in Berlijn Oranienburg, waar de centrale administratie van alle Duitse concentratiekampen gevestigd was en waar de “heren” in een oogopslag konden genieten van het resultaat van hun duivelse plannen.

Na de registratie worden de nieuw aangekomenen naar de sauna gesleept, het badhuis, waar zij uitgekleed worden en slechts de noodzakelijkste kledingstukken willekeurig toegeworpen krijgen. Dan worden zij kaalgeknipt. Met niets kan men het uiterlijk van vrouwen grondiger veranderen dan door haar van haar haar te beroven. Elke kaalgeschoren man draagt al gauw het uiterlijke stempel van een boef, er komt een zekere ruwheid in zijn trekken. Een vrouw lijkt een geschonden dier, een wild beest haast. Velen kunnen de schok niet verwerken. Zij zijn slechts korte uren in het kamp maar weten al dat de greep naar het prikkeldraad, dat onder hoogspanning staat, een einde kan maken aan het lijden. Een greep naar de draad, een schot van de wachtposten, die verplicht zijn te schieten, ook al weten die dat zij hun slachtoffer nooit kunnen achterhalen op deze vlucht uit het kamp in hun laatste rust.

Bron: De Oorlog die Hitler Won door H. Wielek. Uit de pagina’s 358-362. Uitgever Amsterdamsche Boek en Courant Mij NV. (ABC) Amsterdam 1947.

Alle rechten voorbehouden