Per 1 januari 1940 diende van iedere in Nederland woonachtige persoon, ook van personen met een vreemde nationaliteit, een persoonskaart aanwezig te zijn in enig bevolkingsregister. Officieel heet de persoonskaart 'persoonsgezinskaart' omdat op de kaart van het gezinshoofd (in de regel de man) ook de kinderen werden opgenomen. In tegenstelling tot het daarvoor bestaande systeem van gezinskaarten, kregen de kinderen echter ook elk een eigen kaart.
De persoonskaart werd meteen bij geboorte of bij binnenkomst in Nederland aangelegd. Deze kaart reisde de betrokkene zijn of haar gehele leven achterna, althans zolang deze in Nederland bleef wonen.
Persoonskaarten worden bewaard bij de verschillende gemeentes; gemeentearchieven en het Centraal Bureau voor Genealogie.
Begrip
Persoonskaart
Kaart waarmee iedere in Nederland woonachtige persoon geregistreerd moest staan bij het bevolkingsregister.